Archive | Koninkrijk der Nederlanden RSS feed for this section

Status aparte of status quo?

stones sea

Maar weer eens een stukje over de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het is de bedoeling dat in 2011 de Nederlandse Antillen als land binnen het Koninkrijk zullen ophouden te bestaan. In plaats daarvan krijgen we drie bijzondere gemeenten, de BES-eilanden, en zowel Curacao als St. Maarten verkrijgen een ‘status aparte’, een grote mate van zelfstandigheid.

De staatkundige kaart van de eilanden overzee is daarmee een nieuwe fase ingetreden van versnippering. De knikkers zijn flink herschud waarmee drie eilanden met een status aparte in de West zijn onstaan en drie eilanden die een bijzondere gemeente worden.

Ware het niet beter geweest als de geografisch dicht bij elkaar liggende eilanden Aruba, Curacao en Bonaire in eenzelfde verband te organiseren en de Bovenwindse eilanden St. Maarten, Saba en St. Eustatius bij elkaar te houden? Op economische, historische, taalkundige, culturele en geografische gronden zou een dergelijke indeling voor de hand liggen, en ondanks enige tegenzin op die eilanden had deze optie ook onderzocht moeten worden. Helaas is echter door Nederland te serieus ingegaan op de rivaliteiten die tussen de eilanden bestaan. Deze rivaliteiten worden steevast aangewakkerd door locale eilandbestuurders die inspelen op de bij de bevolking van de afzonderlijke eilanden levende sentimenten. Saba en St. Eustatius wilden niets meer te maken hebben met het grotere St. Maarten. Aruba en Bonaire willen geen bemoeienis door Curacao. St. Maarten wilde niet meer vastzitten aan Curacao, enzovoorts. De typisch Caribische eilandmentaliteit heeft ertoe geleid dat deze regio ten prooi is gevallen aan wanbestuur en projectontwikkelaars en handje ophouden bij het moederland.

Het is vreemd dat de papiamentstalige eilanden nu allen separaat verder moeten binnen Koninkrijksverband met ieder een ander statuut. Eveneens is het vreemd dat de engelstalige bovenwinden apart verder moeten. Een voorbeeld van de schaduwzijde van dit soort eiland-nationalisme is te zien in de spelling van het Papiamento. Op Curacao hanteert men een fonetische spelling, op Aruba een historische spelling. Dat is niet erg bevorderlijk voor de toekomst van die taal, die toch meer dan 250.000 sprekers kent en geheel eigen is aan die specifieke eilanden.

Als we kijken naar andere eilandengroepen in de wereld is steeds te zien dat de kleinere eilanden zich afzetten tegen de grotere broers. Die onderlinge verdeeldheid kan zo groot zijn dat men liever apart wil blijven. Hetzelfde beeld is te zien in Indonesie, op de Seychellen en ook binnen verschillende eilandstaten in de Stille Zuidzee. Zelfs in onze eigen provincie Zeeland bestaan nog altijd dergelijke sentimenten tussen de verschillende (al dan niet voormalige) eilanden.

In plaats van onderlinge verdeeldheid en locaal particularisme tot staatkundige oplossing te verheffen had Nederland er beter aan gedaan vanuit gezond verstand te handelen en niet toe te geven aan het particularisme van de eilanden en zo de Antillen als staatsverband in stand kunnen houden. Dan had Nederland ook niet per definitie de schulden van 2,5 miljard euro over hoeven te nemen. Onder de paraplu van Nederland had iedere eiland dan een specitiek op het eiland in kwestie toegesneden statuut kunnen verkrijgen. De rommelige uitkomst van de onderhandelingen die binnenkort tot het einde van de Nederlandse Antillen zullen leiden zijn het gevolg van het met de mantel der liefde wegmoffelen van postkoloniale schuldgevoelens. Met als gevolg dat de drie grootste eilanden nu alleen een status aparte hebben verkregen, eigenlijk een schijn-onafhankelijkheid. Het doet denken aan een ”charte octroyee”, een opgelegde grondwet in de Franse staatstheorie. 

Maar de bevolking wordt door Den Haag voorgelogen dat die schijnonafhankelijkheid zoete tropische vruchten zal afwerpen. Hoe zuur zal die schijnonafhankelijkheid straks smaken, als deze niet veel meer blijkt te zijn dan een indirecte nog grotere afhankelijkheid van Haagse geldstromen. Het is een aloud thema: alles moet veranderd worden, opdat alles bij het oude blijft. Vele miljoenen euro’s later.

Een werkelijke oplossing ligt misschien in het accepteren van de Caribische rijksdelen als inherent anders. De taal, cultuur en schaal zijn niet te vergelijken met Nederland. En het is in het Caribisch gebied dat deze eilanden uiteindelijk zullen opereren. Op zendingsdrang vanuit Nederland zit niemand daar nog te wachten. Vele eeuwen slavernij hebben die zendingsdrang per definitie in verdachte hoek geplaatst. Daarom is het juist zo spijtig dat er zo weinig aandacht is geweest voor de onderlinge samenwerking tussen de Nederlands-Caribische eilanden. Ook is er weinig aandacht geweest voor de relatie van de eilanden met niet-Nederlandse gebieden. Waarom is er totaal geen aandacht besteed aan de relatie van St. Maarten met het Franse deel van het eiland, St. Martin? Had men de Franse partners niet bij deze discussies kunnen betrekken? Of is er juist belang bij de St. Maartense jurisdictie separaat te houden vanwege fiscale motieven? Maar over fiscaal beleid is nauwelijks gepraat, hetgeen ook verbaast aangezien de offshore praktijk nu juist naast toerisme een belangrijke economische pijler is in het Caribisch gebied. In Bonaire wordt kennelijk gekozen voor ecotoerisme, zonder te kijken welke economische basis dit heeft…enzovoorts!

De auteur was voorheen advocaat op Aruba en Sint Maarten.

Een merkwaardig onlogische redenering

sa

In de aanloop naar het WK Voetbal staat Zuid-Afrika weer volop in de belangstelling. Een welkome ontwikkeling want de aandacht voor het Afrikaanse land was in de afgelopen jaren tot een nulpunt gedaald, voor het eerst in de lange en bijzondere relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika. Daar heeft de Apartheid en het Nederlandse schuldgevoel daarover grotendeels aan bijgedragen. De architect van de Apartheid, Hendrik Verwoerd, kwam immers uit Deventer en de Afrikaanse taal is immers een bastaard van het Nederlands.

Toch is het eigenlijk vreemd dat wij Nederlanders in al die jaren zo’n dedain hebben tentoongespreid tegenover de blanke Zuidafrikanen. Natuurlijk was de Apartheid verwerpelijk, maar Nederland zelf was nu ook niet het toonbeeld van tolerantie tegenover onze mede-Koninkrijksgenoten overzee totdat deze landen en gebieden onafhankelijk althans min of meer zelfstandig werden.

Indonesie werd immers nog in 1949 hard bevochten door de Nederlandse soldaten, en zelfs daarna bleven wij krampachtig vasthouden aan Westelijk Nieuw-Guinea totdat onder Amerikaanse druk ook dit gebied in 1960 werd afgestaan.  Het Zuidafrikaanse segregatiesysteem, dat in 1948 tot stand was gekomen, verschilde niet veel van de Nederlandse opvattingen in die tijd over Indonesie en de bevolking van de overige gebiedsdelen overzee.

De Nederlandse houding ten opzichte van de gekleurde inwoners van het Koninkrijk kenmerkte zich op zijn best door een goedhartig paternalisme. Nog in 1939, vlak voor de Tweede Wereldoorlog moest de Nederlandse regering zich bijvoorbeeld buigen over de invoering van de Wet op de Arbeidsovereenkomst, die in Nederland al in 1907 was ingevoerd. In Nederlands-Indie werd deze wet, die een belangrijke sociale verbetering voor de arbeider inhield, pas in 1927 ingevoerd en dan alleen voor de Europeanen die zich daar bevonden. De inlandse bevolking moest zichzelf maar redden.

Invoering van de Wet op de Arbeidsovereenkomst in de West werd door de regering nog op 7 oktober 1939 onwenselijk geacht. De Tweede Wereldoorlog was al begonnen de maand daarvoor, namelijk op 1 september 1939. Nederland had zich direct neutraal verklaard in de hoop net als tijdens de vorige wereldoorlog gespaard te blijven van economische schade. Terwijl Duitse troepenbewegingen al in de richting van de Rijnvallei vlak bij de Nederlandse grens werden gesignaleerd, oordeelde de Nederlandse regering in al haar kalme wijsheid dat de invoering van de Wet op de Arbeidsovereenkomst op Curacao niet wenselijk was, vanwege de aard van de ”Curacaosche neger”:

“(…) Een wet op het arbeidscontract moge een mooi en sociaal toe te juichen gebaar blijven; zolang de omstandigheden op Curacao niet veranderen, zal het bij een gebaar blijven. Het zal zelfs een gebaar zijn, dat in vrij sterke mate het gebrek aan plichtsgevoel in de hand zal werken. Want de arbeider, gedreven, op Curacao althans, door een dikwijls opvallend merkwaardig onlogische redenering, zal zich thans ‘beschermd’ wanen door een wetgeving en daarin des te meer aanleiding vinden om zijn plicht te verzaken, hetgeen hij betrekkelijk straffeloos kan doen daar andere werkgevers hem weer met genoegen aan het werk zetten, terwijl anderzijds een korte of lange rustperiode ook niet onwelkom is. Deze vakantie kan hij nemen, in de eerste plaats door de losse grondslagen, waarop hier het gezin berust, de krotachtige woning, waarmede hij zich tevreden stelt en de handvol foenchi, die hem tot voedsel strekt.” (citaat ontleend aan Recht Doen, geschriften van Mr. W.F. de Gaay Fortman, 1972)

De Memorie van Toelichting vermeldt vervolgens dat de Nederlandse regeling voor Curacao te ingewikkeld was omdat het rechtsgevoel van de Curacaosche neger nog niet voldoende was ontwikkeld: ”Althans voor zoveel betreft de huisbedienden, die over het algemeen nog geen blijk geven te begrijpen, dat tegenover rechten ook verplichtingen staan. ”

Het is niet zo vreemd dat mensen die in 1939 de tijd nog niet rijp achtten voor volledige emancipatie van de ”Curacaose neger” en zonder schroom dergelijke opvattingen openlijk in officiele stukken verkondigden, segregatie voorstonden. 

Apartheid was dus geen zuiver Zuidafrikaans verschijnsel, maar eerder een gewoonte in de gebieden waar de Europeaan zich overzee vestigde. De blanke Boeren in Zuid-Afrika konden echter niet de meerderheid vormen in Afrika, in tegenstelling tot de Amerikanen en de Engelsen in Australie die erin slaagden de lokale bevolking volledig te verdringen en in kampen op te sluiten. Het feit dat de Apartheid zo sterk – en terecht – in de jaren ’60 en ’70 is bekritiseerd heeft vooral te maken met de voortschrijdende tijdgeest en gewijzigde opvattingen in de internationale politiek van na de Tweede Wereldoorlog. Het Handvest van de Verenigde Naties is in hetzelfde jaar 1948 tot stand gekomen. Zuid-Afrika plaatste zich daarmee in bewuste oppositie tegenover het VN Handvest.

Het duurde echter nog meer dan 15 jaar na het VN Handvest voordat overal ter wereld de geesten rijp waren voor verandering. Waar blank en zwart naast elkaar leefden, ging deze verandering niet zonder slag of stoot. De segregatie in het Zuiden van de Verenigde Staten kwam bijvoorbeeld pas moeizaam en met geweld in de jaren ’60 tot een einde door grote druk van buitenaf, en leidde er zelfs toe dat Martin Luther King in 1968 werd vermoord. Op 30 mei 1969 brak op Curacao een ware volksopstand los na mislukte CAO-onderhandelingen bij Shell om betere arbeidsomstandigheden te bewerkstelligen. Deze opstand ging aldaar de geschiedenis in als de ”Trinta di Mei’ en er werd wel degelijk met scherp geschoten door de Nederlandse mariniers. De beroemde bezetting van het Maagdenhuis in eigen land door studenten was er kinderspel bij. Hier was heus een onderdrukt volk in opstand tegen de heersende elite, en dat in ons eigen ‘nette’ Koninkrijk! Nederland zorgde na deze opstand schoorvoetend voor een ”Antillianisering” van het lokale bestuur. En pas jaren na 1969 maakte de bestuurlijke elite op het eiland, die tot dan toe had bestaan uit enkel blanke en sefardisch-joodse families, langzamerhand enigszins plaats voor toetreding van de gekleurde eilandbewoners. Overigens heeft die trage machtswisseling - het moet worden gezegd – weinig verbetering gebracht voor de gewone Curacaoenaar.

Zuid-Afrika heeft het Apartheidssysteem zo lang kunnen volhouden omdat Zuid-Afrika, net als bijvoorbeeld Irak, een belangrijke bondgenoot was van de Verenigde Staten – en dus ook indirect Nederland – tegen de groeiende invloed van het communisme in Afrika (Angola, Mozambique). Che Guevara en kompanen trachtten de Cubaanse heilstaat ook in andere tropische gebieden te verspreiden maar hielden te weinig rekening met de complexe Afrikaanse situatie en de stammentwisten. Pas na de val van het communisme werd het Apartheidsysteem internationaal gezien onhoudbaar omdat ook de internationale bondgenoten van Zuid-Afrika het land nu echt niet meer konden blijven steunen. Apartheid was vanaf de jaren ’60 simpelweg niet meer in overeenstemming met de tijdsgeest, maar geenszins een uitzondering tot aan de late jaren ’60. Op Aruba, en naar ik aanneem op Curacao en Bonaire eveneens, kregen schoolkinderen nog tot ver in de jaren ’50 letterlijk een tik op de vingers als zij hun eigen taal -het Papiamento, ofwel ”Negerspaans” – onderling spraken op het schoolplein.  

Nederland, althans het gedeelte van ons Koninkrijk in Europa, bleef tot voor kort verschoond van problemen als raciale segregatie en ethnische spanningen. Langs het tuinpad van onze vaders stonden nog de hoge bomen en we gaven vooral aan de eettafel af op mensen van buiten de eigen vertrouwde zuil. Maar dat is veranderd nu 10 procent van de bevolking niet-westers van afkomst is. In plaats van ons af te wenden van Zuid-Afrika zouden we – van links tot rechts – ook eens kunnen kijken hoe het in dat verre land toch zover heeft kunnen komen, en allicht zouden we daarvan kunnen leren. Zonder het aloude opgeheven vingertje van links, en zonder de potsierlijke kopvoddentaks van de PVV. Realisme en zelfkennis zijn geboden want de immigranten gaan niet meer weg en hebben weinig boodschap aan de oude postkoloniale trauma’s van hun nieuwe land.

Wellicht ligt daar wel de aantrekkingskracht van iemand als president Obama. Weliswaar gekleurd, maar niet belast door een slavernijverleden. Zo kan hij zich zonder schuldgevoel of juist slachtofferschap over de slavernij of kolonialisme in alle kringen begeven. En het verwondert dan ook niet dat juist Obama zich zeer kritisch heeft uitgelaten over de manier waarop de Afrikaanse regeringsleiders in de afgelopen decennia hun eigen landen als persoonlijke wingewesten hebben beschouwd- een manier die veel doet denken aan de oude koloniale tijd- en de Afrikanen aangespoord om zelf ook eens verantwoordelijkheid te nemen. Een kritisch maar hoopvol geluid, want verandering begint bij verantwoordelijkheid nemen.

De praktijk van de Chinezen in Afrika dreigt echter de goede bedoelingen van Obama teniet te doen. Zo kopen Chinese bedrijven lokale productiebedrijven op om deze vervolgens op te doeken. Vervolgens wordt de Afrikaanse markt overspoeld met inferieure Chinese producten. Een mix van kolonialisme in zijn ruwste vorm en moderne economisch roofbouw. Op deze wijze worden Afrikanen eens te meer afhankelijk gemaakt van anderen en wordt het de Afrikanen onmogelijk gemaakt de voor hun eigen ontwikkeling broodnodige verantwoordelijkheid ook echt te nemen. 

 

De prijs van de eer

brion

Philippus Lodovicus Brion (1782-1821)  

De Nederlandse Antillen houden weldra op te bestaan. Weinigen zullen daarom treuren, vooral niet de Antillianen zelf. De bewoners van de Nederlands-Caribische eilanden zullen zich nu vooral kunnen richten op het eigen eilandsbestuur. Het koninkrijksland de Nederlandse Antillen als semi-zelfstandige staat was eigenlijk altijd al een vreemde postkoloniale constructie.

De band tussen Nederland en de Caribische rijksdelen is altijd in de overzeese delen als hechter ervaren dan hier in Nederland. Dit is overigens een bekend verschijnsel in de immer gecompliceerde relatie tussen moederland en kolonie.  Aan gene zijde van de oceaan bijvoorbeeld wordt Nederland gezien als een belangrijk en vooral een goed geolied land. Aan deze zijde van de oceaan wordt Curacao gezien als een slecht georganiseerd en corrupt eiland waar alleen maar ellende vandaan komt. 

In de lange koloniale geschiedenis van de Nederlandse eilanden in de Caribische zee, die begon in de eerste helft van de 17e eeuw, hebben gebeurtenissen op die eilanden weinig weerklank gevonden in het moederland. Dit in tegenstelling tot de ontwikkelingen in Nederlands-Indie. We kennen allemaal Multatuli en Max Havelaar, we eten rijsttafel en kennen termen als tempoe doeloe en Jappenkampen.

Hoewel het Indische verleden langzamerhand is verdwenen in de collectieve beleving, zijn de mooie maar ook de minder fraaie kanten van Nederlands-Indie ons nog steeds goed bekend.  Een goed voorbeeld van de Nederlandse focus op de ontwikkelingen in het oosten is de bekendheid van schrijvers uit de oost, voorop Multatuli.

Nu was Eduard Douwes Dekker zeker een groot schrijver en alle lof voor zijn pogingen om wantoestanden in Nederlands-Indie te doen keren is terecht. Max Havelaar-koffie is zelfs internationaal bekend. Wat echter niet vergeten dient te worden is dat Multatuli niet het koloniaal systeem in het algemeen of het cultuurstelsel in het bijzonder wilde aanklagen: zijn kritiek op de behandeling van de Javaanse inlander had vooral te maken met het feit dat de bestuurspraktijk in Indie afweek van de theoretische fundering van hetzelfde bestuur.  

Geen enkele Nederlander heeft zich in de 19e eeuw daadwerkelijk ingespannen om alle volkeren van de Indonesische archipel, en dus niet slechts de Javaan, maar ook de Sumatraan of de Molukker te bevrijden. De geestelijke verheffing van de inlander door middel van de na het verschijnen van de Max Havelaar geintroduceerde ethische politiek had niet tot doel de onafhankelijkheid van de inlandse bevolking te bewerkstelligen.

Nu pastte dat ook niet in de tijdsgeest van de 19e eeuw waarin Europees kolonialisme als een vanzelfsprekend gegeven werd beschouwd. Toch klopt het laatste niet helemaal. Juist Curacao biedt het bewijs dat in de overzeese gebiedsdelen wel degelijk vrijheidsgevoelens leefden. En wel in de persoon van wellicht de grootste Curacaoenaar aller tijden, Philippus Lodovicus Brion (ook wel op zijn Spaans ‘Pedro Luis Brion’ genoemd). Deze Curacaose grootgrondbezitter, avonturier en zakenman, geboren in 1782, maakte zich  al op jonge leeftijd verdienstelijk in de verdediging van de Bataafse Republiek.

Tijdens zijn veelbewogen leven onderscheidde Brion zich echter voornamelijk door zijn bijdrage in de Zuidamerikaanse onafhankelijkheidsstrijd waarin hij zij aan zij met Simon Bolivar streed. Later raakten de beide vrijheidsstrijders gebrouilleerd. Brion keerde in 1821 terug van het Zuidamerikaanse vasteland dat zich inmiddels min of meer had losgeworsteld van het Spaanse juk naar zijn geboorte-eiland Curacao en overleed vlak na aankomst.

Zijn gehele vermogen werd bij wijze van testament aangewend ten dienste van de voorzetting van de vrijheidsstrijd tegen de Spanjaarden. Van een dergelijke onbaatzuchtigheid kunnen huidige politieke “leiders” zoals Bos, Balkenende en Zalm nog wat leren. In 1829, acht jaar na zijn overlijden zou het noordelijke deel van Zuid Amerika,  Groot-Colombia geheten, onafhankelijk worden onder leiding van Simon Bolivar. 

Naaar zijn heldendom had Brion ook zijn duistere kant, die duidelijk werd in zijn optreden tegen zijn medestrijder en mede-Curacaoenaar Manuel Carlos Piar (1774-1817), die samen met hem had gevochten voor de vrijheid van het Zuidamerikaanse continent. Brion was namelijk een criollo, een blanke die was geboren in de koloniale streken en aldaar de elite vormde, en Piar was een mulat. Een grote sociale kloof scheidde de beide mannnen die dezelfde zaak dienden.  

Het streven van Piar naar een gelijke behandeling van de mulatten leidde ertoe dat hij al tijdens de vrijheidsstrijd een gevaar begon te vormen voor de criollo-elite waartoe zowel Bolivar als Brion behoorde. Veel criollos waren erop uit om de plek van de Spanjaarden in te nemen en het op raciale gronden gebouwde sociale pyramide-systeem in stand te houden voor eigen gewin. Piar werd daarom in 1817 voor het schavot gebracht op instigatie van Bolivar. Brion trad op als voorzitter van de krijgsraad die Piar ter dood veroordeelde. Al was Piar een mede-Curacaoenaar, dit kon hem niet meer baten. Bolivar noemde later deze episode een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van de Zuidamerikaanse revolutie. Zo biedt het kleine Curacao door middel van de levensverhalen van deze twee bijzondere mannen eigenlijk bij uitstek het verhaal van Latijns Amerika zelf en, in extensie, de derde wereld als geheel. De hoop, de vechtlust en de hypocrisie van ras, stand en machtsmisbruik van een heel continent in een notedop. Terwijl in dezelfde periode in de Oost een opportunistisch bestuurder als Daendels op Java de beroemde Postweg aanlegde, vochten deze twee Antillianen met al hun gebreken voor de bevrijding van een werelddeel en stelden hun gehele leven in dienst van dit nobele streven. Toch zijn beide Antilliaanse Nederlanders in de vergetelheid geraakt. Wellicht ook omdat zij geen schrijvers waren. Brion moet het doen met een plein in Willemstad dat naar hem is vernoemd en Piar geniet alleen in Venezuela nog enige bekendheid.

En zo kreef de Oost weer de meeste aandacht en kon Eduard Douwes Dekker, in wezen een gefrustreerde bestuursambtenaar uitgroeien tot een icoon van antikolonialisme. De West was misschien al in Douwes Dekkers tijd te frivool om daar eer te kunnen behalen en heeft ambitieuze Nederlandse bestuursambtenaren ook nooit aangesproken. Voor de mensonterende kanten van de slavernij hadden de verder zo godsvrezende Nederlanders al helemaal een blinde vlek. Revolutionair waren de Nederlanders al helemaal niet ingesteld. Het waren de dagen van Jan Salie. Terwijl in 1848 in geheel West Europa de generatie van Douwes Dekker (die was geboren in 1820) een schokgolf teweeg bracht en revoluties ontketende, beklom Douwes Dekker de rangen van het koloniale bestuursapparaat. De generatie die was geboren in de jaren 1820 was teleurgesteld door het verkwanselen van de idealen van de Franse revolutie in de eerste helft van de 19e eeuw. Maar het bleef in Nederland rustig. Douwes Dekker heeft in zijn typisch Nederlandse drammerige arrogantie van het gelijk nimmer blijk gegeven van enig revolutionair elan, hoewel hij gezien zijn geboortejaar wel tot de protestgeneratie van 1848 behoorde.

Douwes Dekker kreeg na het verschijnen van zijn Max Havelaar als poging tot eerherstel een betrekking aangeboden in de West, maar zag daar vanaf met woorden die veelzeggend zijn voor de neerbuigende wijze waarop er door bestuursambtenaren in de Oost werd gekeken naar functies in de West. Er viel daar niet veel eer te behalen blijkens de reactie van Douwes Dekker:  

“In Oost-Indië kon ik nuttig wezen. Eene eervolle functie dáár, zou het principe kroonen dat ik heb voorgestaan. Maar eene plaatsing in de West, hoe winstgevend ook, zou de prijs wezen mijner stilzwijgendheid, de prijs alzoo van mijne eer.

TV-actie Haiti verenigt blank en zwart Nederland

scan0120.jpg

Ushi & Dushi goed voor toerisme Curaçao, maar voegt weinig toe

fish

Er is inmiddels al veel geschreven over het personage Lucretia, oftewel ‘Dushi’, gespeeld door Wendy van Dijk, vermomd als Curaçaose in het programma ‘Ushi & Dushi’. Het ene kamp vindt dat door dit programma racistische stereotypes worden bevestigd, zoals van de vrolijke, dikke maar luie Antilliaanse. De ander wijst erop dat de Curaçaose toerististische sector juist blij is met deze aandacht voor het eiland. Iedereen schijnt te vergeten dat de stereotypes over Nederlanders ook daar nog altijd bestaan. De ogenschijnlijk onschuldige naam ‘makamba’ heeft wel degelijk een racistische en anti-Nederlandse gevoelswaarde.

Complexe relatie

De al bijna 400 jaar durende relatie met Curaçao is complex en vaak gespannen. Enkele jaren geleden was in Nederland het liedje ‘fok you’ een hit. Het liedje gaf goed aan hoe over een weer met het vingertje wordt gewezen en het eiland weinig goed kan doen in Nederlandse ogen en andersom. In mijn vorige bijdrage over de Antillen, noemde ik de Nederlandse houding een vorm van ‘goedhartig absentisme’. Daar bedoelde ik mee het van een afstand beoordelen, met goede bedoelingen maar zonder de situatie op de eilanden goed te kennen. Het wordt tijd om juist afscheid te nemen van die houding en de gewone eilandbewoners ook zelf te betrekken bij de discussie en niet alleen de tot op het bot corrupte bestuurders.

Antillianen in pers-luwte

De slechte pers van Curaçao komt niet uit de lucht vallen. De criminaliteit en het wapenbezit onder Antilliaanse jongeren in Nederland is nog altijd een groot probleem, maar wordt heden ten dage kennelijk als minder bedreigend ervaren omdat de Nederlandse discussie zich nu vooral richt op de Islam en specifiek op Marokkaanse criminelen. Dit terwijl de problemen met Antilliaanse jongeren daardoor echt niet minder zijn geworden. Het is gewoon een tijdelijke luwte in de aandacht.

Blanke ‘adel’

Tegelijkertijd passen veel Nederlanders op de eilanden zich ook niet altijd goed aan. Zo vormt Curaçao een soort magneet voor Nederlanders die het in eigen land niet uithouden, en zich daar opeens als een soort blanke ‘adel’ gaan gedragen. Zoals de Nederlandse oud-tandarts annex zakenman Jacob Dekker, die zichzelf overigens Jacob Gelt Dekker is gaan noemen. Het tandentrekken moe, zocht hij een nieuwe uitdaging en ziet hij zichzelf nu graag als de blanke onderkoning van het eiland, een soort Mountbatten van Curaçao. Op de kaft van zijn boeken poseert hij, schijnbaar met een knipoog, als een soort admiraal Nelson tussen de naakte zwarte mannen en lijkt ervan te genieten. Hij wordt gehaat en bewonderd tegelijk op het eiland. Hij is zelfs door de Curaçaose pers tot ‘persona non grata’ uitgeroepen, wat uiteraard belachelijk is omdat hij niets illegaals heeft gedaan. 

Grata-non grata

Zijn grootste verdienste, het oprichten van een slavernij-museum van wereldklasse (het Kura Hulanda Museum) en het restaureren van de vervallen wijk Otrabanda, wordt slechts schoorvoetend erkend op het eiland. Dat heeft misschien ook te maken met het feit dat het opgeknapte deel geheel onderdeel vormt van zijn aldaar gevestigde hotel. Daarmee laadt hij de verdenking op zich dat het hier slechts marketing voor zijn eigen bedrijf betreft en dat is jammer, want de lokale bestuurders vinden graag argumenten om met het vingertje te wijzen, zeker als het van een makamba afkomt. De balans bij Dekker is uiteindelijk positief omdat hij nu eenmaal ontegenzeggelijk veel voor het eiland heeft gedaan. Zijn project om Otrabanda, het arme deel van Willemstad te restaureren is uniek in de geschiedenis van de Antillen. Zoiets dan alsnog afkraken is wel erg gemakkelijk, vergelijkbaar met het jaloerse gezeur in Nederland over het project van de kroonprins in Mozambique. Dit soort projecten levert, mits omgeven met de juiste waarborgen en goede controle, juist werkgelegenheid op voor de lokale bevolking en stimuleert de plaatselijke economie.

A Sunny Place

Een andere categorie vormt echter het type van de beruchte Joep van den Nieuwenhuyzen. Dit soort mensen verhuist vaak naar Curaçao als de Nederlandse FIOD te actief wordt en zij zien het eiland dan als een goede schuilplaats in de zon. Dat is een zuiver negatieve reden om naar het eiland te komen en schaadt het imago van het eiland nog verder. Helaas wordt dit type ondernemers geen strobreed in de weg gelegd. Het doet denken aan een uitspraak van schrijver Somerset Maughan over Monaco: ‘a sunny place for shady people’.

Uitzetten criminele Antillianen 

Er is natuurlijk nog veel meer loos. Nederland heeft bij de transitie naar de nieuwe koninkrijksverhoudingen 2,5 mijlard aan schuld van de Antillen afgelost. Een ongelofelijk bedrag, afgezet tegen de geringe omvang van de bevolking. Dan is er de grootschalige uitkeringsfraude. Nederland kwam meteen met draconische maatregelen op de proppen om uitkeringsfraudeurs terug te wijzen, en zo is er helaas nooit een echte discussie gevoerd over hoe nu om moet worden gegaan met die problematiek. Zo zijn de mogelijkheden op de eilanden beperkt en is het logisch dat mensen dan naar Nederland komen. Helaas begonnen sommige Curaçaose politici op hun beurt met David-sterren te zwaaien en andere potsierlijke onzin. Of het retourneren van lintjes. Dat zet terecht kwaad bloed in Nederland, en leidt ook af van de eigenlijke discussie.

Positieve kanten ook erkennen

Het is jammer dat er zoveel problemen zijn, die de verhoudingen steeds weer op scherp zetten. Want Curaçao heeft, evenals de andere eilanden, Nederland en de Nederlandse taal ook veel mooie dingen opgeleverd, zoals de schrijvers Frank Martinus Arion, Boeli Van Leeuwen, Tipp Marugg en vele anderen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben Antilliaanse soldaten in Nederlandse dienst gestreden, zoals George Maduro, de Antilliaanse held uit de oorlog in Nederland. Een contingent Antillianen is zelfs naar de Molukken vertrokken om daar de helpen tijdens de strijd tegen de Japanners. De openlegging van de eilanden is voornamelijk geschied tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen olieraffinaderijen en vliegvelden nodig waren voor het Amerikaanse leger. De West was het enige koninkrijksdeel dat niet bezet was tijdens de Tweede Wereldoorlog en was bijzonder trouw met ons. Dit verdient grote hulde.

Zelfs de trust-industrie is op de Antillen begonnen tijdens de oorlog, toen het als onderdeel van oorlogsnoodrecht mogelijk was om bij wijze van uitzondering in het Nederlandse recht, de zetel van rechtspersonen te verplaatsen naar de Antillen. Hierdoor is Citco Trust van de familie Smeets groot geworden. Op die manier is veel geld uit handen van de Duitsers gebleven. Terwijl de Hoge Raad onverkort het Duitse bezettings-recht toepaste als hier te lande geldend recht, pasten onze Antilliaanse rijksgenoten, vaak van oorsprong sefardisch-Joodse bankiers zoals de families Curiel, Henriques en Maduro (van de MCB-Bank en de Banco di Caribe), op het geld van Koninklijke Olie (Shell) en andere bekende Nederlandse bedrijven en personen.

En na de Tweede Wereldoorlog bleven de Antillen trouw aan Nederland. In 1954, toen het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden ontstond, was de levensstandaard op sommige eilanden hoger dan in Nederland, geholpen door de koppeling van de Antilliaanse gulden aan de Amerikaanse dollar en de aanwezigheid van olieraffinaderijen. De Antillianen hebben destijds niettemin ingezien dat de historische band met Nederland niet doorgesneden zou moeten worden.

An astonishing vision 

Curaçao kent bovendien niet alleen mooie stranden, aardige mensen, diepzee-duiken en salsa-muziek maar herbergt daarnaast de oudste nog bestaande Synagoge van het Amerikaanse continent (uit de 17e eeuw), het prachtige Fort Amsterdam, talloze landhuizen uit de oude tijd, een natuurpark en nog veel meer, niet alleen voor zon-zoekers maar ook voor degenen die echt interesse hebben in onze eigen koloniale geschiedenis. Ook is Willemstad als geheel een unieke stad, vooral in dat deel van de wereld, een Amsterdam in de Caribische zee. En terecht tot Unesco-monument verheven.

Al ben ik geen fan van het concept van het programma Ushi & Dushi, toch hoop ik dat het programma ook gebruikt zal worden om die positieve kanten te benadrukken. Misschien kan Wendy van Dijk de chliches eens vermijden en een voorbeeld nemen aan Patrick Leigh Fermor, een bekende Britse oorlogsheld en reisschrijver. Deze deed het eiland niet aan tijdens zijn reis door het Caribisch gebied net na de Tweede Wereldoorlog, maar zag het wel vanaf een afstand. Zijn beschrijving in zijn boek ‘The Traveller’s Tree’ valt moeilijk te overtreffen:

‘an astonishing vision of coloured roofs and steep Netherlandish gables, a city of Vermeer or Peter de Hoogh transported beyond the Tropic of Cancer.’

Peter Bruns

De kroonprins en de Latijnsamerikaanse ziel

church bell

Begin oktober 2009 is de wereldberoemde Argentijnse zangeres Mercedes Sosa, de ‘stem van Latijns-Amerika’ overleden. Zij belichaamde het verzet tegen het dictatoriale regime in het land van de Perons en Zorreguieta’s. Helaas voor mevrouw Sosa, is in haar moederland nog steeds geen erkenning geweest voor de vele doden van het regime. De dwaze moeders protesteren nog steeds, maar worden zelf ook steeds ouder en daarom dunt de groep langzaam uit. Beschamend feit is namelijk dat de Argentijnse politieke elite nog steeds geen afstand heeft gedaan van het verleden, zoals wel is gebeurd in buurland Chili. Uit een recente studie van de internationale onafhankelijke organisatie Transparency Global, die jaarlijks een Corruptie Index publiceert van alle landen ter wereld, scoort het land van prinses Maxima dan ook veel slechter op de schaal van corruptie - het land krijgt plaats 106 – dan directe buurlanden Chili en Uruguay, die beide op nummer 25 staan (zie www.transparencyglobal.com).

Her spreekt boekdelen dat onze kroonprins enkele jaren geleden nog het kritische onafhankelijke rapport van professor Baud over Jorge Zorreguieta’s rol in de dictatuur kon afdoen als ‘slechts een mening’. Dat zijn echtgenote zich daarna verontschuldigde met ‘hij was een beetje dom’ is weliswaar charmant, maar toont aan dat het Argentijnse verleden nog altijd tot een diepe kloof zorgt binnen het Zuidamerikaanse land zelf: die tussen de voormalige medewerkers van het regime en de felle bestrijders daarvan.

Terwijl de Braziliaanse buren hard aan de weg timmeren om een grotere rol in de wereld te spelen in de 21e eeuw, ruikt Argentinië nog steeds naar verrot vlees uit de allang ingestorte vleesindustrie, corruptie en de geest van dictatuur. Hoe zou dat komen? Wellicht speelt een rol dat de Argentijnen eigenlijk bijna Italianen zijn, en in dat land wordt Mussolini immers ook nog steeds als een held gezien. Misschien is het de Argentijnse ‘passie’? De omarming van het noodlot, de tango-mentaliteit.

Keer op keer wordt namelijk geroepen dat de Argentijnen warmbloedig zijn en passioneel. Niet zo koud en rationeel als wij Europeanen. Boos kijkend en met hoge hakken hysterisch pasjes uitvoerend op een straathoek in Buenos Aires danst men door. Vreemd overigens dat deze zogenaamde Zuidamerikaanse warmbloedigheid in het Nederlandse debat zo vaak wordt gebruikt om het Argentijnse falen te vergoeilijken. Dit terwijl in de rest van Latijns-Amerika de Argentijnen bekend staan als arrogant en koud. Tegenover hun broeders en zusters doen zij zich voor als Europeser dan Europees. Vrouwen zijn standaard geblondeerd en hebben wat aan hun lichaam gesleuteld. Terwijl hun grootmoeders de krochten van Napels en Palermo ontvluchtten op zoek naar een beter bestaan, geven de Argentijnse vrouwen hun geld liever uit aan dure cosmetica zonder zich te bekommeren om de economie.

Een ander veelgehoord argument dat de Argentijnen naar voren brengen om hun eigen aard te benadrukken ten opzichte van de rest van Latijns-Amerika, is dat het land aan het begin van de 20e eeuw tot de rijkste landen ter wereld behoorde. Die positie was echter geheel en al gebaseerd op de ‘bubble’ van de vleesindustrie en overmatige financiering van de economie door Europese landen.

Onze kroonprins is kennelijk erg betrokken bij het land, net als zijn grootvader die een warmbloedige vriendschap onderhield met niemand minder dan Eva Peron. De kroonprins heeft, nu zij zijn project in Mozambique heeft laten varen, zich definitief gericht op het land van de pampa’s en meteen maar een finca van 2,5 miljoen euro aangeschaft. Hopelijk zet hij daar, terwijl hij vanuit zijn balkon als een echte Argentijnse ‘patron’ zijn landgoed met zijn haviksoog inspecteert en hij in de verte de Andes ontwaart, een plaat van Mercedes Sosa op. Zijn vrouw ontkurkt een fles Argentijnse topwijn. Heerlijk zo ver weg van dat benauwende Nederland he schat? In de verte zakt de zon inmiddels al onder in de Andes en de velden kleuren oranje-bruin. De muziek van Mercedes Sosa dringt nu pas goed door, na een glas of twee. De stem van Latijns Amerika raak nu ook hun eigen ziel. Ellende levert mooie muziek op:

Gracias a la Vida que me ha dado tanto

me ha dado la risa y me ha dado el llanto

asi yo distingo dicha de quebranto

los dos materiales que forman mi canto

y el canto de ustedes que es el mismo canto

y el canto de todos que es mi propio canto.

Zie link: http://www.youtube.com/watch?v=cIrGQD84F1g

(vrije) vertaling:

Dank(zij) het leven dat mij zoveel heeft gegeven

de lach en de traan

zo maak ik onderscheid tussen vreugde en verdriet

de twee materialen die mijn lied vormen

en het lied van u, welke dezelfde is

en het lied van allen, welke de mijne is

(vertaling: Peter Bruns)

Intern versus extern zelfbeschikkingsrecht en het Koninkrijk der Nederlanden (deel 2)

bali

(vervolg van deel 1)

De thans verworven ‘status aparte’ van de Antilliaanse eilanden is eigenlijk een doodgewone vorm van autonomie binnen Koninkrijksverband, vergelijkbaar met autonome regio’s in andere landen zoals Tibet binnen China, of Baskenland binnen Spanje. Nu is er echter een groot verschil tussen de voormelde voorbeelden en de Antillen: veel Basken en Tibetanen willen het liefst echt onafhankelijk worden, maar de staten waarin zij zich bevinden houden dit streven voortdurend tegen. De Nederlands-Caribische eilanden hebben echter keer op keer duidelijk gemaakt dat zij binnen het Koninkrijk der Nederlanden willen blijven, en dan kunnen zij zich niet meer beroepen op het volkenrechtenlijk erkende beginsel van het externe zelfbeschikkingsrecht.  De Afrikaanse landen die in de jaren ’60 en ’70 hun onafhankelijkheid bevochten deden dit met het beroep op extern zelfbeschikkingsrecht. Zij wilden echte zelfstandigheid, en weg met de kolonialen. Er zijn bovendien genoeg kleine landen die echte onafhankelijkheid wilden en verkregen, zoals Oost-Timor en een hele reeks landen in de Stille Oceaan, zoals bijvoorbeeld het mini-staatje Nauru.  

Wat onze Rijksgenoten overzee dus nu – na afstand te hebben gedaan van externe zelfbeschikking – nog rest is het veel zwakkere beroep op intern zelfbeschikkingsrecht, met andere woorden het recht op autonomie binnen het staatsverband van het Koninkrijk. Een een beroep daarop slaagt enkel indien en voorzover er sprake zou zijn van dwarsboming door Nederland van enige wezenlijke participatie in het geheel, bijvoorbeeld als Nederland de Antilliaanse bevolking niet het recht gaf om haar eigen identiteit te handhaven of zij als tweederangsburgers zouden worden behandeld. Daarvan is objectief beschouwd geenszins sprake. Die participatiemogelijkheden hebben de eilanden al sinds de inwerkingtreding van het oude Statuut van 1954 ruimschoots verkregen. Engels en Papiamento zijn beide tot officiele talen verheven op alle eilanden waar die talen worden gesproken. Alle Caribische Nederlanders hebben een Nederlands paspoort en mogen zich overal in Nederland vestigen , en overigens ook in de Europese Unie.

Het is aan het Koninkrijk der Nederlanden als geheel om te bepalen hoe vorm wordt gegeven aan het interne zelfbeschikkingsrecht. Pas als wezenlijke participatie-mogelijkheden zouden ontbreken, is er een argument om Nederland te beschuldigen van oneerlijke of onjuiste praktijken. Daarvan is geenszins sprake.

Wat blijft er dan nog over van de ‘status aparte’ behalve een mooie naam, maar een lege huls? In het beste geval een modernere vorm van samenwerking, waar de gewone mensen op alle eilanden recht op hebben. Helaas praat Den Haag liever met de tot op het bot corrupte politieke elite, die in de nieuw verworven status een vrijbrief zal zien om zichzelf zoveel mogelijk te verrijken ten koste van het welvaren van het geheel. En alles bleef zoals het was. Alleen jammer van die mooie vlag van de Nederlandse Antillen. Spijtig dat die nu verdwijnt. Een rood-blauw kruis op een witte achtergrond. Zee en vrijheid, dat straalt ze uit,nu nog strak en fier wapperend in de passaatwind. Ze is toch meer dan vijftig jaar geworden, en had het verdiend in haar goede jaren meer geliefd te zijn.

Peter Bruns, voormalig advocaat te Aruba en Sint Maarten

Intern versus extern zelfbeschikkingsrecht en het Koninkrijk der Nederlanden (deel 1)

bali 

De Nederlandse Antillen zullen, naar verwachting, niet meer bestaan in de zeer nabije toekomst. Dit houdt in dat vanaf een tot op heden nog onbekende datum de Caribische delen van het Koninkrijk zullen zijn onderverdeeld in de BES-eilanden (Bonaire, St. Eustatius en Saba) en de aparte Koninkrijksdelen Aruba, Curaçao en Sint Maarten (hierna  voor het gemak ‘AMC-eilanden’ genoemd).  De BES-eilanden zullen een bijzonder openbaar lichaam worden binnen Nederland. Aruba, Sint Maarten en Curaçao zullen ieder een ‘status aparte’ verkrijgen.

Terwijl de Caribische politici zich zullen hebben verheugd op de door hen fel begeerde ‘status aparte’, is tegelijkertijd duidelijk aan het worden dat het met die speciale status wel meevalt. Waar drie van de in totaal vier partijen een bijzondere status hebben, moet de exclusiviteitswaarde immers nogal tegenvallen. Het is alsof je net een dure BMW hebt gekocht, en op het moment dat je die trots wilt tonen aan je buren en opeens blijkt dat zij dezelfde hebben aangeschaft. Het Europese deel van Nederland is de enige van het viertal zonder toekomstige status aparte.  Arm Nederland. Ongewijfeld zullen Caribische politici van de AMC-eilanden, naar bestendig Antilliaans gebruik – nu eens schermend met het slavernijverleden, dan weer met het recht op de ‘status aparte’-  trachten zoveel mogelijk hun eigen eiland te promoten in de nieuwe verhoudingen. Als Nederland zich teveel bemoeit met de gang van zaken, gaat de gele kaart ‘status aparte’ omhoog en worden lintjes geretourneerd.  Zodra Nederland te weinig hulp verleent, wordt de rode kaart ‘slavernij’ erbij gehaald om de godsvrezende Balkenende en zijn rekenmeesters het schik op het lijf te jagen . Geen VOC- of WIC-mentaliteit die daar tegenop kan.

(zie deel 2 voor vervolg)

Enseigner l'histoire au cyc... |
Anglais pour non-spécialist... |
videohistgeo6eme |
Unblog.fr | Annuaire | Signaler un abus | Le Lensois Normand
| Padiri Joseph FRAIPONT NDAG...
| cartes postales du morbihan