Archive | Book and film reviews RSS feed for this section

Film review: Balibo (2009)

Balibo is een uitstekende film gebaseerd op het waargebeurde verhaal over de verdwijning van vijf Australische journalisten in Oost-Timor tijdens de Indonesische invasie van dit land in december 1975. De film probeert op zo authentiek mogelijke wijze hetgeen zich daar kan hebben afgespeeld te reconstrueren. Er zijn tegenwoordig veel films die gebaseerd zijn op waargebeurde verhalen, maar waarbij de werkelijk voorgevallen feiten meer als een achtergrond dienen voor romantisering. In Balibo is het bijna andersom: het feitenrelaas niet geheel bekend, maar het verhaal is zo authentiek dat het de waarheid waarschijnlijk dicht benadert. De film heeft eigenlijk meer weg van een documentaire dan van een thriller, en doet wat dat betreft denken aan The Killing Fields.

Balibo gaat over een gruwelijk conflict dat in 1975 begon en in 24 jaar tijd naar schatting 183.000 mensenlevens heeft gekost (*). Een bekend maar onbemind conflict dat begon in 1975 toen Oost Timor zich losmaakte van Portugal, iets wat Indonesie onder oud-dictator en massamoordenaar Suharto (een intieme vriend van ons Koningshuis) niet over zijn kant wilde laten gaan, daarbij intensief geholpen door de Verenigde Staten. Of beter gezegd op instigatie van de Verenigde Staten tegen de achtergrond van de toen door de Verenigde Staten gehulde Domino-theorie van een communistische wereldovername. 

Volgens die doctrine dreigde Oost Timor een communistisch land te worden na de val van Cuba, Vietnam, Cambodja. Gevreesd werd dat Oost Timor en de andere voormalige Portugese kolonien in Afrika: Mozambique, Guinee-Bissau en Angola binnen de communistische invloedssfeer zouden komen. Daarom moest Oost Timor deel worden van een westers georienteerd Indonesie onder generaal Suharto.

Het toont ook de schaduwzijde van de Republik Indonesia, een kunstmatig en neokoloniaal land, geboren uit een bloedige oorlog die niet zo mocht heten, een land dat tegenwoordig maar al te graag als een positief voorbeeld van een modern democratisch en islamitisch land wordt voorgesteld, onder andere door Mark Rutte.  Dit valselijk positieve beeld maskeert tegen overvloedige bewijslast in een repressief land dat minderheden, etnisch of religieus gedurende decennia is blijven vervolgen. Van Bali tot de Molukken en Westelijk Nieuw Guinea worden steevast de ‘goede burgers’, dat wil zeggen: de islamitische burgers opgestoken tegen etnische minderheden. Vaste strategie van de Indonesische overheid is om soldaten in burger te kleden en deze de voorhoede te laten vormen van zogenaamde ‘volksmilities’. Iets wat ook te zien is in Balibo.

Ondanks een vergaande decentralisatiepolitiek na het eind van het Suhartobewind, is de dominante positie van de Javanen nooit verdwenen. De keerzijde van de autonomie van gebiedsdelen Atjeh en West Nieuw Guinea is dan ook dat deze regio’s ondanks of juist dankzij de verkregen autonomie  -door middel van een corrupt lokaal gezag dat geld verdient aan de import van Javanen – een staaltje bewuste bevolkingspolitiek plaatvindt. Jakarta onderhoudt vooral goede banden met de lokale bestuuders. Java heeft daarbij als in alle opzichten dominant eiland in zekere zin de oude positie van de Nederlandse kolonialen overgenomen, die eveneens handig gebruik maakten van de lokale elites. Zodra de lokale bevolking hiertegen ageert gaat de tegenreactie gepaard met extreem geweld en keiharde ontkenning door de Indonesische overheid. Een Indonesische woordvoerder die met lastige vragen over genocide in Nieuw Guinea werd geconfronteerd noemde die kritiek het product van ‘a very good imagination’ (zie onder **, een video overigens al uit 2005: wie heeft recenter videomateriaal?)

De meervoudige maskerade van Republik Indonesia (modern, gedecentraliseerd, democratisch) dient een tweeledig doel: intern om de Javaanse suprematie als vervanging van de Nederlandse koloniale samenleving te rechtvaardigen en extern omdat het land graag door westerse politici naar voren wordt geschoven als een vleesgeworden droom van een moderne islamitische democratie. Dit politieke wajangspel trekt internationale investeringen en ontwikkelingssamenwerking aan.

Voorts wordt iedere kritiek op Indonesie in de kiem gesmoord. In de eerste plaats door vaak links georienteerde westerse ‘believers‘ in het moderne Indonesie, die het land als een troetelkind van een ’vriendelijke islam’ beschouwen. De groeiende Indonesische economie zorgt ervoor dat de bevolking zich nu nog rustig houdt, maar een beweging zoals we die in de Arabische wereld gedurende de afgelopen maanden hebben gezien valt niet uit te sluiten.

De Indonesische overheid weerlegt zelf iedere kritiek op eenvoudige wijze door de beschuldigende vinger terug in de handpalm te buigen, wijzend naar het aloude trio: kolonialisme, imperialisme en westerse arrogantie, welke taktiek bovendien dient als rechtvaardiging voor de huidige misdaden. Een afleidingstaktiek die helaas maar al te vaak doeltreffend is.

De weinig fraaie staat van dienst van Indonesie op het gebied van mensenrechten en minderheden wordt nu eindelijk eens aangestipt -al is het summier- door een film als Balibo, en dat is een groot goed in deze tijden.

(*) http://www.ad.nl/ad/nl/1013/Buitenland/article/detail/115480/2006/01/07/Bezetting-Oost-Timor-kostte-ruim-180-000-doden.dhtml

(**):

YouTube Preview Image

Book review: Voel maar (Jan Brokken)

Voel maar gaat over een rechter op Curacao, Luc Saverijn, die na een incident in de rechtzaal een voor zijn doen ongebruikelijke stap neemt door aan boord van een passagiersschip te stappen op weg naar Panama. Het boek is een reis in de tijd en plaats, en centraal staat de verhouding tussen de rechter en een vrouw die hij aan boord ontmoet, Gabriela. De kortstondige romance die zich ontwikkelt tussen Luc en Gabriela wordt beleefd vanuit het perspectief van de rechter. Tegelijkertijd is de ontmoeting tussen de twee personen het tegen elkaar aanschuren, soms letterlijk en figuurlijk, van twee werelden, noord en zuid, man en vrouw, gevoel en verstand, Europa en Latijns Amerika. Of eigenlijk is het geen ontmoeting, want Gabriela blijft ongenaakbaar vreemd voor Luc.

Wellicht is de naam van hoofdpersoon Saverijn dan ook een verwijzing naar ”save rien”, oftewel ”weet niets”. En het niet-weten van Saverijn is de rode draad in het boek, alsmede de ontgoocheling die volgt wanneer kennis van zaken het niet-weten verdrijft, en zo ”de smart vermeerdert” wanneer sluimerende gevoelens tot uiting komen in concrete handelingen.

Een beknopt boek, dat niettemin nieuwsgierig maakt naar de geschiedenis van Gabriela en haar motieven. De gesprekken tussen Luc en Gabriela en de emoties die zij soms wel en vaak niet uiten vormen slechts het topje van de ijsberg net als in de verhalen van Ernest Hemingway. Ook interessant is de thematiek van oorlog en dicatuur, met als achtergrond Panama-stad en de ‘School of the Americas’ (*) het Amerikaanse opleidingsinstituut voor aanstaande dictators van rechtse snit zoals Manuel Noriega en vele anderen. Panama biedt zo een meer dan realistisch en - ondanks het feit dat het boek al wat ouder is – nog altijd actueel decor. Een kleine zijsprong: Waarom leest men bijvoorbeeld in Nederland zo weinig in de krant over het thans nog altijd lopende Videla-proces en wel alles over Julio Poch? 

Voel maar is een meer dan interessant en boek dat op vele manieren kan worden gelezen. Als een ode aan de zee en het avontuur. Op een ander niveau gaat het over een terugkeer naar de plek van de jeugdherinneringen in de tropen (het doet heel in de verte denken soms aan Gezandstraald maar Voel maar werd veel eerder geschreven). Dat kan natuurlijk niet goed aflopen want meestal hervindt men noch de jeugd, noch de plek zelf. In Voel maar wordt de persoonlijke ondergang van Luc schijnbaar luchtig maar onderhuids zinderend beschreven. En gaandeweg blijkt dat de ontmoeting meer weg heeft van gapend ravijn dan van een romance tussen ‘two ships that pass in the night’.

(*) http://www.derechos.org/soa/panam-not.html

 

Sonny Boy of Rebelse Rika?

surinamerivier 

 Surinamerivier

Het komt een beetje laat. Een bespreking van het boek Sonny Boy. Maar aangezien het boek inmiddels ook is verfilmd kan ik het toch niet laten. Inderdaad een indrukwekkend boek over een waargebeurde geschiedenis. Ook interessant om te zien dat de relatie tussen Nederland en het koloniale Suriname in de 20e eeuw eens centraal staat.

Suriname en het Caribisch gebied zijn ”ontdekt” lijkt het. Eindelijk uit de schaduw getreden van de Indische geschiedenis, nu de meeste mensen die Nederlands-Indie nog hebben meegemaakt al overleden of hoogbejaard zijn. Opeens verscheen recentelijk ook een biografie over Anton de Kom en een boek over de positie van de West tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Sonny Boy geeft een goede schets van een bijzondere relatie tussen twee personen. Het doet denken aan Romeo en Julia, maar dan binnen de koloniale verhoudingen, een blanke vrouw met een zwarte man in een tijd dat Nederland nog vrijwel geheel blank was.

Het boek is gebaseerd ware gebeurtenissen. De relatie tussen Rika en Waldemar is inderdaad taboedoorbrekend. Maar dat komt overigens vooral voor het feit dat het verhaal zich in Nederland afspeelt, en niet Suriname. In Suriname waren relaties tussen blank en zwart- van het zogeheten Surinaamse huwelijk tot aan echte formele huwelijksrelaties-  aan de orde van de dag.

Het echte taboe dat in het relaas van Sonny Boy wordt doorbroken is dan ook niet dat strikte genomen raciale grenzen worden overschreden, maar het feit dat een blanke vrouw een relatie aangaat met een zwarte man, en dan ook nog op basis van een mate van gelijkheid die voor die tijd ongewoon was, zelfs binnen blanke huwelijken. Blanke bestuurders brachten vanaf de 18e eeuw vel vaker hun voormalige slaven mee naar Nederland als hun tijd in de West erop zat (de slaven werden dan in Nederland vrij verklaard), hoewel dat ook slechts enkele gevallen betrof. En paradoxaal genoeg waren de blanke Nederlanders in Nederland vaak vriendelijke tegen gekleurden dan de blanken in Suriname zelf waar Waldemar vandaan kwam. 

Waldemar gedraagt zich na zijn komst in Nederland eigenlijk als een gewone blanke man, alhoewel hij dat natuurlijk niet is. Daar heeft hij de omgeving wel voor; die wijst hem natuurlijk voortdurend op zijn exoticiteit. Maar lang niet altijd met kwade bedoelingen.

Sonny Boy is zo bijzonder omdat juist de raciale stereotypen worden doorbroken. Waldemar is geen rebel, en ook niet overdreven chic of bekakt om een zogenaamde achterstand te compenseren. Hij is gewoon zijn ontheemde zelf. Rika is op haar beurt niet onderdanig, maar betuttelt Waldemar ook nergens alsof zij hem de beschaving zou moeten bijbrengen. Dat doet de rest wel, maar ook weer niet iedereen. De ‘boze buitenwereld’ van Rika en Waldemar is niet echt opzettelijk boos of bewust wreed, maar gewoon bekrompen. De buitenwereld is kortom geen dramatisch decor voor een onmogelijke liefde, althans totdat de oorlog losbarst. Hun liefde is niet bij voorbaat gedoemd te mislukken. Toch maken de mensen in hun omgeving het leven van Rika en Waldemar moeilijker dan het had hoeven zijn, zo denkt de lezer anno 2011.

Het unieke van het verhaal is dan ook dat de liefde tussen de twee hoofdpersonen die nog altijd levende stereotypen ontstijgt; en dat terwijl men in Nederland anno 2011 nog graag in dergelijke scheidslijnen denkt, van linkse partijen (PvdA: ”we zijn er trots op dat we een Marokkaanse burgemeester van Rotterdam hebben”) tot rechts waar men de Antillen op Ebay wilde verkopen.  

Het is te hopen dat de film die binnenkort uitkomt niet alsnog uit een soort politieke correctheid de ‘rebelse’ kant Waldemar en/of Rika gaat accentueren. Juist de rust, dat gebrek aan politieke betrokkenheid, die zowel Waldemar en Rika in het boek uitstralen is indrukwekkend en bovendien verfrissend. Het gebrek aan gemoraliseer en makkelijk slachtofferschap is nu juist wat dit boek zo sterk en universeel menselijk maakt. Zowel Rika als Waldemar zijn slachtoffers in een wrede wereld, maar tot aan het einde gedragen zij zich niet zo. Hun liefdesverhaal is een aaneenschakeling van gezamenlijke kleine overwinningen die net als vele andere kleine heldendaden meestal onbekend en dus onbemind blijven. Totdat iemand wijselijk besloot een boek van hun leven te maken.  

 

 

Black Venus. Een moderne Hottentottententententoonstelling

Schreef ik enige tijd geleden over de mythe van de nobele wilde, dan is dit omdat dit idee op diepgaande wijze het denken in Europa over de niet-westerse mens heeft beinvloed tot in de moderne tijd. De nieuwe film ‘Black Venus’ (*) vertelt het verhaal van de Hottentotse Saartje Baartmans die aan het begin van de 19e eeuw als circusattractie werd vertoond in verschillende Europese hoofdsteden. De boodschap van de film is duidelijk, het westen is slecht, en Saartje is inherent goed in deze vreemde en wrede omgeving. Het verhaal is schrijnend maar voegt weinig toe aan eerdere films en boeken, van Uncle Tom’s Cabin en Roots tot aan Amistad.

Natuurlijk, het lot van Saartje was wreed. De waarheid kan niet worden verfraaid zonder deze geweld aan te doen. Maar we moeten het wel in de tijd zien. Het waren de dagen van de vroege industriele revolutie, aan het einde van de Napoleontische oorlogen maar nog voor Charles Dickens, Multatuli of Harriet Beecher Stowe. Europa was in de ban van vernieuwing en tegelijkertijd verlangde men naar het verleden. Het lot van de arme onderklasse in Europa was niet veel beter dan die van de slaven in de kolonien overzee. Arbeiders in de industriele gebieden in Europa werkten in de sweatshops in dezelfde omstandigheden als de slaven in het Caribisch gebied. Straatarm en zonder enige bescherming. Honderdduizenden blanke kruimeldieven uit Londen en Parijs werden naar Australie, Frans Gyuana of Nieuw-Caledonie gestuurd om daar feitelijk als slaven te leven. Frankrijk zond zijn eigen onderdanen naar Guyana waar zij als bagnards gedwongen werden jarenlang zichzelf te redden in de jungle. Engeland en Nederland verscheepten na de afschaffing van de slavernij meer miljoenen Indiers, Javanen en Chinezen om de plaats van de slaven in te nemen (1)

In Rusland en grote delen van Oost-Europa leefden miljoenen arbeiders als horigen, feitelijk als slaven. Terwijl Saartje na haar overlijden als exotisch object werd tentoongesteld, werden dwergen en mensen met epileptische aandoeningen, of fysieke afwijkingen op markten vertoond aan het volk. Het waren de dagen van The Elefant Man.  honderdduizenden gevangenen

In het zwart-wit denken van films als Black Venus schuilt het gevaar dat we die andere kant van de 19e eeuw niet meer zien: die van de achterkant van het imperialistische Europa zelf van die dagen waaruit niettemin miljoenen autochtone mensen emigreerden naar Amerika uit hoop op een beter bestaan. Dit deden zij niet uit imperialistische expansiedrang, maar uit dezelfde motieven als de huidige immigranten in Europa. Zij waren economische vluchtelingen. De kleine man uit Europa die werkloos was kon nog altijd wel een emplooi vinden buitengaats, en inderdaad nam hij dan de raciale beelden met zich mee die in die tijd gewoon waren.

Een fragment uit het boek Sonny Boy staat mij erg goed bij. Als de zwarte Surinamer Waldemar begin vorige eeuw arriveert in Nederland, verbaast hij zich erover dat sommige blanke mensen in Nederland het vuile werk doen dat in Suriname slechts door slaven wordt verricht. Nog in de huidige tijd verbazen autochtonen in Nederland zich er soms over dat allochtonen ook succesvol kunnen zijn in zaken of als politici en bestuurders. Met de grote gong wordt vaak verkondigd dat Aboutaleb in ons land burgemeester van Rotterdam kon worden, als Marokkaan en Cohen destijds burgemeester van Amsterdam, als Joodse Nederlander. Maar is juist die trots op de capaciteiten van een allochtone bestuurder niet een bevestiging van een diepgeworteld racisme? Geloven wij eerlijk waar, diep in ons hart dat alle mensen gelijk zijn? Zijn wij echt kleurenblind of doen we krampachtig alsof, en wanneer gaat die geforceerde kleurenblindheid – het antiracisme-  over in een nieuwe vorm van racisme?

De grootse vijand van de moderne samenleving is wellicht wel het antiracisme, het racisme van deze tijd. In hapklare brokken wordt ons verteld dat de blanke Europeanen de boeman waren en de zwarten het slachtoffer. En vervolgens blijft alles bij het oude. Onlangs zag ik in een programma een vrouw die sprak namens de Rastafari-gemeenschap die uit Jamaica naar Ethiopie was gemigreerd. Zij nam me de woorden uit de mond door haar opvatting dat de zogenaamde kleurenblindheid in Europa een eigen identiteit de weg staat en pleitte voor een gouden middenweg tussen multiculturalisme enerzijds en kleurenblindheid anderzijds, een positieve bevestiging van het eigene in het grotere geheel, integraal deel uitmakend van de overkoepelende samenleving zonder ontkenning van de eigen identiteit. Het antiracisme staat die positieve ontwikkeling in de weg door de versimpeling en vernauwing van complexe problemen tot een relatie van slachtofferschap en schuld.

Gelukkig zijn er tegenwoordig antropologen en historici die geen genoegen meer nemen met deze stereotyperingen. Hernan Cortes wordt allang niet meer als een held, maar ook niet meer als de boeman gezien die de nobele Azteken heeft vernietigd. Mexico is niet louter uit de verkrachting van het Indiaanse volk geboren, zoals vaak wordt aangenomen: uit recent onderzoek blijkt dat de Spanjaarden vaker dan gedacht vrouwen meebrachten uit Europa. En Cortes maakte gebruik van de vijandschap van de door de Azteken overwonnen volkeren, met name de Tlaxcalanen. Of maakten de Tlaxcalanen juist gebruik van Cortes? Jacques Cartier, de franse stichter van Quebec, vervulde eenzelfde positie in de voortdurende oorlogen tussen de Hurons en de Iroquois in frans Noord-Amerika een eeuw later.

En de Azteekse samenleving, net als vele andere inheemse samenlevingen, was zeker niet heilig: recente opgravingen in Mexico-stad tonen aan dat het offeren van mensen en dieren op grote schaal plaatsvond in de Azteekse samenleving aan het eind van de 15e eeuw. Dit was een praktijk die samenhing met een duistere religie en een politiek ten opzichte van de door de Azteken overwonnen volkeren die veel gemeen had met het optreden van de Europese kolonialen.

Het slachtofferschap van de Afrikanen en Indianen heeft veel weg van een rechtvaardiging voor de huidige misstanden in verschillende delen van de wereld. In de psychologie heet dit een self-serving bias. Dit proces van zwart-wit denken houdt zichzelf zo in stand, zowel aan de kant van de vroegere ‘daders’ als de ‘slachtoffers’, niet in de laatste plaats door films als Black Venus. Want o wee als er ooit een film zou worden vertoond over de Arabische slavernij in Oost-Afrika, of over ieder ander onderwerp dat niet binnen de veilige schema’s van goed en kwaad vallen die wij voor onszelf zo -excuses voor het Engelse woord – conveniently in het leven hebben geroepen. Conveniency heeft vrijwel nooit te maken met de waarheid. Waarom wordt bijvoorbeeld nooit verteld over de imperialistische politiek van de Zulu’s in Zuid-Afrika maar wel over de blanke Boeren, die naar gebieden trokken die leeg waren omdat de stammen die daar leefden allang waren gevlucht voor de Zulu’s. Voor zover zij niet waren vermoord op hun vlucht. Had de Tunesische regisseur van Black Venus, Abdellatif Kechiche het aangedurfd om de Noord-Afrikaanse handel in blanke slaven te verbeelden of de verwoesting van het Songhai-Rijk in West-Afrika door de Marokkaanse sultan te verbeelden? Dat was pas echt gewaagd geweest.

Zo wordt de film Black Venus juist tot een stereotype van racistische denkbeelden: juist datgene wat de film aan de kaak probeert te stellen. Om toch positief af te sluiten: gelukkig komt door deze film eindelijk aandacht voor het lot van de Hottentotten en krijgen we eindelijk iets mee over de achtergrond van het langste woord in de Nederlandse taal. Dat is een verhaal dat nu eindelijk wordt verteld en dat is een aanwinst. Net zoals ”De Vliegeraar” dat was voor de Hazaren in Afghanistan, welke film ondanks enkele stereotypen toch een goed beeld geeft van de moderne Afghaanse geschiedenis. En het geeft een goed aanknopingpunt voor de kijker om zich eens verder in de geschiedenis te verdiepen. Het geeft kleur aan mensen die in het recente of verder verwijderde verleden hebben geleden en ook gewoon geleefd. En hun hoop, dromen, verwachtingen en beperkingen wijken niet zoveel af van onze eigen beslommerigen al hebben wij het doorgaans nu een stuk beter. En om dat weereens -al is het maar voor een uur of anderhalf- te beseffen is altijd een goede zaak.

(*) Zou de regisseur bekend zijn met het gelijknamige boek van Jef Geeraerts Gangreen 1: Black Venus? Daarin worden evenzeer raciale stereotypen aangeklaagd, alleen in het geval van Geeraerts op een gewelddadiger manier, zodanig dat de Belgische pers in 1968 geschokt was. David van Reybrouck met zijn Congo kon opereren in een rustiger periode, 50 jaar na de onafhankelijkheid van Congo. 

(1) Zie o.a. de interessante BBC-documentaire Coolies, How Britain reinvented slaverij: http://www.qualitycreationsinfo.com/view.html

Saramaka-zaak: landmark case voor inheemse volkeren in beide Amerika’s

maroons Op 28 november 2007 heeft het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens – het Amerikaanse broertje van het Europese Mensenrechtenhof in Straatsburg- een fundamentele uitspraak gedaan in de zaak Saramaka People v. Suriname De uitspraak is een mijlpaal voor de inheemse en tribale volkeren in Suriname. Maar ook heeft deze uitspraak de potentie leidende jurisprudentie te worden in zowel Noord-Amerika als Latijns-Amerika op het gebied van de bescherming van mensenrechten, de erkenning van tribale eigendomsrechten en het recht op culturele zelfbeschikking. 

De verstrekkende gevolgen van de uitspraak zijn nog niet overal doorgedrongen. Het vorig jaar verschenen boek Saramaka, de strijd om het bos (Fergus Mackay, Amsterdam, KIT Publishers, ISBN 978-90-8832-612-3) brengt hopelijk hierin verandering. Naast een boeiende analyse van de procedure voor de verschillende rechterlijke instanties in Suriname, waar het Saramakaanse volk aanvankelijk het onderspit moest delven, en uiteindelijk voor het Inter-Amerikaanse Hof geeft het boek op unieke wijze inzicht in de strijd om de natuurlijke rijkdommen van Suriname en de veronachtzaming van tribale en inheemse rechten ten gunste van commerciële roofbouw. 

Het Saramaka-volk is een van de zes marronvolkeren die in Suriname leven. Zij zijn de plantages in de 18e eeuw ontvlucht en hebben na verschillende oorlogen met het Nederlandse gezag – waaronder de bekende Boni-oorlogen – verdragen met de Nederlanders gesloten waarbij de Saramakanen vrijstelling van slavenarbeid werd verleend en hun autonomie ten opzichte van het koloniaal bewind werd vastgelegd. De marrons zijn sindsdien altijd een aparte groep binnen de Surinaamse samenleving gebleven, ook na de onafhankelijkheid. Volgens de Saramakaanse traditie is hun grondgebied aan de Boven-Surinamerivier collectief eigendom van het Saramakaanse volk.

In recente jaren is het grondgebied van het volk in ernstige mate aangetast door grootschalige mijnbouw en commerciële houtkap omdat een aantal Chinese en andere houtkapmaatschappijen een concessie hebben verkregen voor grootschalige houtkap op Saramakaans gebied. Het Hof heeft geoordeeld dat de Surinaamse wetgeving de Saramakanen onvoldoende beschermt door de eigendomsrechten niet als zodanig te erkennen. In de woorden van het Hof is het gebrek aan positieve rechtsbescherming van de inheemse en tribale volkeren strijdig met de internationale mensenrechten. De Saramaka-zaak schept overigens geen volledig nieuw recht maar bouwt voort op eerdere jurisprudentie van het Hof (1). Niettemin is de uitspraak uniek te noemen vanwege de toekenning van schadevergoeding en het op exacte wijze omschrijven van de verplichtingen van de Surinaamse overheid om de collectieve rechten van de Saramakanen vorm te geven.  De Surinaamse overheid had overigens ook weer in dit geschil gesteld dat de marrons niet als een inheems volk konden worden beschouwd. Het Hof aanvaarde deze redenering niet aangezien in de woorden van het Hof de marrons gelijkgesteld kunnen worden aan inheemse volkeren en de ‘gronden en natuurlijke hulpbronnen van het Saramakaans volk deel uitmaken van de sociale, voorouderlijke en spirituele essentie’. 

De uitspraak heeft grote belangstelling gehad bij mensenrechtenorganisaties vanwege het fundamentele karakter van de beslissing alsmede het inzicht van het Hof dat er een grote mate van verwevenheid bestaat tussen milieu, grondbezit en mensenrechtenstandaarden. Voorts is deze zaak interessant voor andere strikt genomen niet-inheemse en andere marronvolkeren in het continent, zoals de Afro-Caribische gemeenschappen in het westelijk Caribisch gebied (zoals de eilanden voor de kust van Honduras Nicaragua, en het Colombiaanse eiland San Andres).

Als kleine kanttekening moet overigens wel worden opgemerkt dat het Saramaka People v. Suriname niets zegt over de vraag in welke mate een tribale gemeenschap precies moet voldoen aan de eigen van sociale cohesie, grond- en traditiegebondenheid om in aanmerking te komen voor rechtsbescherming. Voor minder traditievaste, coherente danwel te weinig grondgebonden gemeenschappen biedt de uitspraak geen soelaas. Dat leidt tot de paradoxale situatie dat juist gemoderniseerde, geemancipeerde marrons rechtsbescherming ontberen juist omdat zij hun traditionele levenswijze hebben verlaten. Zo laveren de marrons tussen volledige emancipatie en participatie enerzijds en hun traditionele levenswijze anderszins, hoewel er- wederom paradoxaal genoeg – juist met het heraantreden van de coalitie Bouterse/Brunswijk sprake is van een meer ontspannen relatie tussen de ’stadse’ creolen en de marrons (2).

Het is lovenswaardig dat het Hof een principieel standpunt heeft ingenomen over de rechten van het Saramakaanse volk waarbij en zich niet heeft beperkt tot een strikt internationaalrechtelijke toets aan historische verdragen met Nederland en Suriname als rechtsopvolger. De goede toon is gezet en wellicht wordt de zaak een mondiale historische landmark case voor de bescherming van collectieve en culturele mensenrechten, zoals in de Amerikaanse rassenscheidingskwestie Brown v. Board of Education dat was voor de individuele mensenrechten. En wellicht zal door deze uitspraak eindelijk ook erkenning komen voor de marrongemeenschappen in het aangrenzende Frans Guyana. Het is bevreemdend dat juist in dit franse overzeese departement – dat integraal onderdeel uitmaakt van de Franse staat en dus ook de Europese Unie - geen enkele collectieve rechten zijn toegekend aan de aldaar levende tribale stammen (3). De vaak hier in Europa klakkeloos aangenomen gedachte dat landen van de Europese Unie vooroplopen op het gebied van bescherming voor nationale minderheden gaat dus zeker niet op.

Hoe nu verder? De Surinaamse staat heeft toegezegd uiterlijk 19 december 2010 door middel van wetgeving de collectieve eigendomsrechten van de marrongemeenschappen te garanderen. Of het daadwerkelijk zover zal komen nu Desi Bouterse aan de macht is, valt nog te bezien. Zeker nu China voor 3,8 miljard in Suriname investeert in infrastructuur en huizenbouw (4). Dit terwijl de Inter-American Development Bank zich heeft verbonden aan het naleven van jurisprudentie van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten (5) Het is daarom te hopen dat het boek Saramaka, de strijd om het bos snel in vele andere talen zal verschijnen, te beginnen met het Spaans, Engels en Portugees ( Bron: http://www.corteidh.or.cr/docs/casos/articulos/seriec_172_ing.pdf

(1) zie voor een uitgebreide studie:

http://www.cedla.uva.nl/20_research/pdf/vDijck/suriname_project/Mijnbouw.pdf

 (2) ziehttp://www.volkskrant.nl/vk/nl/2668/Buitenland/article/detail/1019636/2010/08/18/Misiedjan-minister-van-Justitie-Suriname.dhtml(3) aldus de UNHCR:  http://www.unhcr.org/cgi-bin/texis/vtx/refworld/rwmain?page=search&docid=4954ce5523&skip=0&query=indigenous suriname

(4) zie http://digitaleeditie.nrc.nl/NH/2011/0/20110114___/1_08/article4.html

(5) uit Saramakka, de strijd om het bos http://www.vanstockum.nl/boeken/geschiedenis-algemeen/nl/de-saramaka-en-hun-strijd-om-het-bos-10802000/

Book review: Wide Sargasso Sea (Jean Rhys)

Dit boek, geschreven door de op het Caribische eiland Dominica geboren Jean Rhys is een prequel ten opzichte van ‘Jane Eyre’. Het vertelt het verhaal van de ”gekke’ echtgenote van Rochester die door de gangen van het kasteel zwerft. In Jane Eyre komen we niet veel te weten over deze mysterieuze vrouw, behalve dan dat zij de voormalige echtgenote is van Rochester en dat zij afkomstig is uit Jamaica. Jean Rhys geeft op meesterlijke wijze gestalte aan deze vrouw, en roept daarnaast een spookachtig en tegelijkertijd realistisch beeld op van een kleinschalige koloniale samenleving in de 19e eeuw met alle tegenstrijdigheden en spanningen die daarbij horen. Verplichte kost voor mensen die meer willen begrijpen van de kaleidoscopische complexiteit van het Caribisch gebied; een tropische hel met hemelse trekken, waar niets is wat het lijkt, en alles tegelijk.

Enseigner l'histoire au cyc... |
Anglais pour non-spécialist... |
videohistgeo6eme |
Unblog.fr | Annuaire | Signaler un abus | Le Lensois Normand
| Padiri Joseph FRAIPONT NDAG...
| cartes postales du morbihan