Archive | Actualiteiten RSS feed for this section

Pluriform, niet multiculti

Nieuw Rechts heeft een overwinning behaald in Zweden. Geheel Europa ondergaat een flinke ruk naar rechts. Nieuwe populistische rechtse partijen verschijnen ten tonele en verdrukken zowel de oude extreem-rechtse partijen als de traditionele partijen. Zoals Herman Wijffels zei in het programma Buitenhof is er een nieuwe verticale as aan problemen ontstaan die haaks staat op de traditionale horizontale as met de onderverdeling tussen links en rechts.

De nieuwe problemen immigratie, islam en het milieu, tegenwoordig ‘duurzaamheid’ geheten, trekken zich niets aan van de oude horizontale as tussen links en rechts. Naast de grote problemen rondom immigratie is er echter nog een andere dimensie in het spel die de opkomst van rechts stimuleert. En dat is een reactie op het van bovenaf gelegde multiculturalisme en Europeanisering. Europa heeft zichzelf gepositioneerd als een supranationaal stelsel waaraan de nationale staten ondergeschikt zijn. Het hypocriete aan het EU-project is dat er het hoogste niveau steeds meer macht naar zicht toetrekt zonder aan de voet democratischer te worden. De EU is een bureaucratische Moloch geworden en dat verklaart ook waarom Europa de burger koud laat.

Het van bovenaf opleggen van een verbeeld Europees eenheidsstreven werkt steeds meer averechts omdat het tegen het nationalisme is, en voor internationalisering. De EU probeerde de nationale identiteit van lidstaten te temmen. Een belangrijk punt van Europees beleid is het stimuleren van regionale ontwikkeling en samenwerking, als tegenwicht tegen het nationalisme. Net zoals de absolutistische monarchen de macht van de burgerij versterkten om zo de macht van de adel te breken, koketteren Europese instellingen met grensoverschrijdende initiatieven in de hoop dat de burgers ooit de beperkte nationale identiteit zullen verruilen voor een goedaardige Europees burgerschap. Volgens Europese federalisten heeft de natie-staat al vol voldoende ellende gezorgd in de Europese geschiedenis. Tragische finale van dit zogeheten concert der naties was immers de Tweede Wereldoorlog met als toegift de Bosnische Oorlog.

Nieuw rechts doet niet veel anders dan het terugclaimen van de natie-staat en daar is niets fascistisch of engs aan. Want de nationale staten hebben, althans in West-Europa – en daarin ligt ook het blijvende verschil met de oosteuropese landen- een lange ontwikkelingsgeschiedenis die niet genegeerd kan worden. Frankrijk en Engeland, en ook Nederland, kennen een langdurige parlementaire geschiedenis die geheel een eigen karakter kende. De monarchen die deze nationale staten opbouwden, beseften zich goed dat grenzen moesten worden gesteld aan particuliere groeperingen die de eenheid van de staat bedreigden. Zo scheidde Hendrik VIII van Engeland zich af van de Roomse Kerk om, onder ander, de invloed van de katholieke kerk in Engeland te beperken, waaruit de zelfstandige Anglicaanse kerk ontstond. De Franse Koning Lodewijk XIV schafte het Edict van Nantes af en daarmee de godsdienstvrijheid voor protestanten in het Zuiden van het land. Beide vorsten begrepen dat begrenzing van vrijheid noodzakelijk was. In Spanje waren al eerder de moslims verdreven, maar ook de joden en zelfs de joden die zich formeel tot het Christendom hadden bekeerd was hetzelfde lot beschoren. In de eeuwen die daarop volgden claimden burgers die vrijheid soms geleidelijk en vaak schoksgewijs terug, culminerend in de Franse Revolutie, die een supranationaal karakter had met waarden als vrijheid, gelijkheid en broederschap. Dezelfde waarden die nu ten grondslag liggen aan Europa.

De Franse Revolutie zorgde echter voor een tegenreactie in de vorm van de Romantiek aan het begin van de 19e eeuw. De generatie van na de Franse Revolutie was het gedachtgengoed van Napoleon die met zijn veldslagen het Europese toneel bijna twee decennia lang had bepaald nogal zat. Toch wilden de meeste Romantici niet terug naar het verleden, maar zochten zij vernieuwing door herinterpretatie van datzelfde verleden. Symboliek werd belangrijk. Datzelfde proces is nu weer gaande in Europa als reactie op het Europese internationalisme van een generatie geleden. Dat verklaart ook waarom de leiders van nieuw recht ook vaak jong zijn en energiek. Dit proces afschilderen als de opkomst van fascisme of rasicme doet deze ontwikkeling geen recht.

Het idee van de Europese eenheid gaat in feite terug op de Romeinse oudheid. Dat Rijk was net als de EU een multi-etnische staat en pluriform. Maar het Rijk was niet multicultureel, de Grieks-Romeinse beschaving voerde de boventoon. Als Nieuw Rechts zijn energie op goede wijze zal aanwenden, zal dit hopelijk leiden tot een nieuwe vorm van Europese samenwerking waarin pluriformiteit hoog in het vaandel staat. Waarin alle religies een plaats hebben, democratisch en multi-etnisch. Maar waarin een dominante cultuur bestaat, de Helleens-christelijke Europese beschaving die al sinds het Romeinse Rijk bestaat en die steeds weer vernieuwd moet worden. Andere culturen die inmiddels op Europese bodem zijn geworteld hebben daarin een blijvende plaats maar binnen zekere grenzen, die moeten worden getrokken daar waar zij de dominante cultuur aantasten.

Het is vreemd dat in de afgelopen decennia in het kielzog van het Europese internationalisme zo’n dedain is tentoongespreid voor de wortels van de eigen Europese beschaving. De Arabische beschaving grijpt immers ook en met gepaste trots terug op de bloeitijd van de islam in de 6e-9e eeuw n. Chr. Laat de Arabieren vooral op hun eigen manier zoeken naar de wortels van hun cultuur en zichzelf vernieuwen. De Chinezen noemen zichzelf sinds hun eigen versie van het Romeinse Rijk ”Han”, naar het vroegere Han-rijk (2e eeuw v. Chr.- 2e eeuw n. Chr.). Laat ook de Chinezen inspiratie vinden in dit grote verleden. Waarom zou Europa dan hetzelfde niet mogen doen?
Er zijn wel enkele verschillen tussen de Arabische wereld, China en Europa. Zowel Europa als de Arabische wereld en de Chinese wereld hebben perioden gekend van groei, internationalisering en fragmentering. Maar alleen in Europa heeft het idee van de Europese eenheid zo’n sterke concurrent gehad in het begrip ‘natie-staat’. Het vinden van de juiste balans tussen nationale staten en het eenheidsstreven is wat het Europese project zo uniek maakt. En ook richtinggevend voor de toekomst waarin andere landen ook steeds meer met elkaar moeten samenwerken, juist met betrekking tot thema’s als duurzaamheid en migratie. De Afrikaanse en Zuidamerikaanse politici kijken met grote belangstelling naar wat in het pluriforme Europa gebeurt, juist nu. De oude politieke partijen, van links tot (oud) rechts, doen er goed aan zich te beseffen dat zij binnenkort aan de achterzijde van de geschiedenis kunnen gaan staan als zij zichzelf niet blijven vernieuwen.

Boekencanon voor tijdens de coalitie-onderhandelingen

Geachte lezers,

Na een tijdelijke afwezigheid zullen hier binnenkort weer nieuwe artikelen verschijnen. Tijdens de zomermaanden die in het teken stonden van kronkelige coalitie-onderhandelingen is Palamedes op zoek gegaan naar de nodige literatuur die goed past bij deze periode van politieke en culturele verwarring. Palamedes wil een top tien van literaire boeken samenstellen die de huidige generatie van politici in ons land in de komende maanden zouden kunnen of moeten lezen ter lering ende vermaak. Geheel in de geest van de tijd noemen we dit een coalitie-canon van 10 boeken. Daarbij gaat het niet om boeken als ”Seven habits of highly efficient people” of andere managementboeken maar om fictie. Zo is Palamedes tot een -voorlopige top 2 gekomen. Palamedes nodigt hierbij de lezers van dit blog uit om andere suggesties aan te brengen om zo tot een echte top 10 te komen.

Doe mee met het samenstellen van deze canon en zend uw suggestie naar Palamedeslegal@aol.com!

Voorlopige Coalitie-canon:

1. Stad der Zienden – Jose Saramago. Een prachtig boek waarin wordt beschreven wat gebeurt als meer dan 80% van de bevolking blanco stemt. De overheid weet er geen raad mee. 80% van de bevolking wordt als ”terrorist” bestempeld. De staat van beleg wordt afgekondigd, en vele mensen in het gevang gezet. Tot verbazing van de politici blijkt de samenleving desondanks gewoon door te draaien. De mensen gaan gewoon naar hun werk, doen de was en de kinderen spelen door, de zon gaat nog steeds op en onder.

2. L’homme a la Colombe (vrij vertaald: De Man met de Vredesduif) – Romain Gary. Dit in 1958 geschreven boek gaat over de handel en wandel in de gangen in het VN Hoofdkantoor. Romain Gary was naast schrijver ook diplomaat. Het boek geeft een goede beschrijving van de holle symboolpolitiek van de VN en is tot op heden actueel: Op een dag wordt een man met een duif in zijn hand aangetroffen in een van de vele kamers van het VN gebouw. Daarna verdwijnt hij weer en duikt hij geregeld weer op in een andere ruimte ergens in het gebouw. Intussen groeit de reputatie van de man met de duif uit tot mythische proporties. Hij wordt gezien als een messias – of juist als een bedreiging. De Communisten zien hem als een westers complot. Het Westen ziet hem als een communistisch wapen. Vele vergaderingen worden gehouden om het fenomeen van de man met de duif te duiden. Als ultiem bewijs van saamhorigheid besluiten alle naties van de wereld om uit alle raampjes van het VN gebouw letterlijk vredesvlaggetjes te laten zwaaien. De man met de duif verklaart echter plechtig in een persverklaring dat hij symboolpolitiek zat is en dat hij de wereld echt wil verbeteren. Dit kan natuurlijk niet goed aflopen.

3 ….

Schip zonder stuur

stuur

De procedure tot uitzetting van de Roma uit Frankrijk stelt Europa voor nieuwe vragen en tegenstellingen. De Roma en Sinti, politiek incorrect de zigeuners genaamd behoren tot de laatste min of meer vrijwillige nomaden van Europa. Sinds de Middeleeuwen trokken zij rond, niet gebonden aan grond of landheer en wijdden zij zich net als de Joden die in Oost-Europa die evenmin grond mochen bezitten of pachten, aan het maken van muziek.

De rondtrekkende Jood, ofwel de ´lompenjood´ of in het Frans de ´Juif Errant´ zoals in het liedje ´le Meteque´van Georges Moustaki was een bekend verschijnsel in geheel Europa tot aan de Tweede Wereldoorlog en juist deze grote groep -onaangepaste- Joden zonder vaste verblijfplaats waren het mikpunt van een groeiend antisemitisme in de loop van de 19e eeuw. De Joden in de ghetto´s hadden het relatief veel beter dan degenen zonder vaste plaats, en zorgden voor weinig problemen. De rondtrekkende Joden waren een schamel zooitje dat niet veel verschilde van de Roma van nu en wekten ook de aversie op van de aangepaste Joden, die niets te maken wilden hebben met deze groep.

Toen de Franse journalist en wereldreiziger Albert Londres in 1929 door Centraal-Europa trok had hij al veel van de wereld gezien, van China tot het Midden-Oosten. Hij was toen al aan het einde van zijn carriere als oorlogsverslaggever bijna overal geweest, van het Franse front tot de verschrikkingen in de Sovjet-Unie. Toch was hij zodanig geschokt door de aanblik van de Joden in Tsjechoslowakije, dat hij slechts kon uitbrengen ´zes duizend mensen levend van gebed en van vuiligheid´.

Londres beschreef hun kaftans, baarden, hun lompenzakken op de rug, de gekromde ruggen en de oneindige triestheid van hun blik. Omdat de viool het lichtste instrument was, konden zij dit gemakkelijker meenemen op de vlucht. Want hun leven was niets meer dan een vlucht voor de pogroms. Londres beschrijft ze als wilden, als meelijwekkende verschoppelingen. Het romantische beeld dat Londres had van de ´Juif Errant´ bleek in werkelijkheid doffe ellende. Net zoals het geromantiseerde beeld van de zigeuners als in het boek van Prosper Merime en de latere opera ´Carmen´ van Bizet weinig van doen had met de realiteit.

Londres beschrijft hij hoe de sedentaire bevolking van Silezie tot aan Transsylvanie steevast dezelfde haat tegenover de Joden koestert. Hoe de aanblik van de kaftan, de pijpenkrullen en baarden de bevolking ´elektriseert´ en aanzet tot razernij. De lompenjood had uiterlijk veel weg van een bebaarde Talibaan in djellaba. Antisemitisme was in geheel Europa, en vooral in het Oosten eerder regel dan uitzondering onder alle lagen van de bevolking en niet slechts een bizarre uitwas van de Nazi´s zoals tegenwoordig nog weleens wordt gedacht.

De kloof tussen de gemiddelde lompenjood en mensen als Theodor Herzl was wellicht te vergelijken met die tussen de meest nobele kaste der Ariers in India en de onaanraakbaren, de paria. En zo werden de onaangepasten onder de Joden dan ook gezien, als paria die niet pasten binnen de moderne op eenheid gebaseerde Europese staten. Niet toevallig was de eeuw van het nationalisme tevens de periode waarin antisemitisme ontstond.

De nazi´s hadden het ook gemikt op de zigeuners. De wereldberoemde foto van een uitgehongerd meisje dat met grote ogen tussen de deuren van een trein naar de vernietigingskampen naar de camera staart, bleek tot latere grote consternatie binnen Joodse kringen een zigeunermeisje te zijn. Het wordt weleens vergeten dat ook de Roma en Sinti als ´Untermensch´ werden gezien en ook zij in groten getale zijn omgekomen. Minder rijk en georganiseerd dan de Joden, ontbrak het de Roma en Sinti aan goede belangenbehartigers om hun rechten op te eisen na de oorlog.

Terwijl de Roma nu onderwerp van gesprek zijn, wordt tegelijkertijd duidelijk dat het vrij verkeer van personen binnen de EU ook onder druk is komen te staan. Ook wordt het op pijnlijke wijze duidelijk dat de controle van immigratie naar en binnen de EU hapert. De illegale immigranten uit Afrika en Azie vormen nieuwe en heterogene groepen die buiten de wet en het gewone leven staan. De omgang met de ´oude´ groep nomaden zal dus wellicht een voorteken zijn van hoe in de komende decennia wordt omgesprongen met de ´nieuwe´ nomaden op het Europese continent. Alleen al daarom is het duidelijk dat de discussie over de Roma door Frankrijk iets is wat ons allen aangaat. Want niet alleen zijn grote groepen mensen aan de wandel, Europa zelf is ook op drift. Als een schip zonder stuur.

Bron voor dit artikel was mede de biografie van Albert Londres door Pierre Assouline, 1989.

 

Voetnoten in het Heelal

dky

De grootste misvatting binnen de huidige discussie over islam en religie in het algemeen is dat religie en geweld niets met elkaar te maken zouden hebben. Wel wordt dan vaak gesteld dat religies worden misbruikt door kleine groepen fanatici van alle soorten voor hun eigen doeleinden. Wanneer de zuivere leer maar gevolgd zou worden zouden er geen oorlogen uitbreken, omdat alle godsdiensten in hun kern vredelievend zouden zijn.

Het tegendeel is echter waar. Religie en geweld staan al sinds mensenheugnis -en dat is niet zo lang als we denken- ferm naast elkaar. Niet alleen werden oorlogen geinspireerd door religieuze overtuiging, ook binnen religies zelf is hard gestreden om de juiste interpretatie van de leer. Aan alle zijden van het spectrum zijn er in alle tijden mensen geweest die terugwilden naar de oorspronkelijke leer. Moslims worden zo salafisten, christenen hervinden hun geloof bij EO-bijeenkomsten. Het zwart-witdenken dat we in Nederland zo hard hebben geprobeerd uit te bannen, is geheel weer terug bij de jongere generatie moslims en christenen in Nederland.

Wat men ook vindt van deze ontwikkeling, de denkfout die deze mensen maken is dat indien zij terugkeren naar de oorsprong van hun religie, zij een zuivere kern zullen ontdekken die niet is vetroebeld door menselijk ingrijpen of machtsdenken. Het teruggrijpen naar het verleden geschiedt iedere generatie weer in een nieuwe vorm. De 19e eeuw zag een terugkeer naar een zuiverder vorm van protestantisme. Door middel van zending werd de inheemse bevolking van grote delen van Afrika en Azie de juiste leer bijgebracht door vrome types met de beste bedoelingen. Overigens hielp het wel dat de koloniale machthebbers de zendlingen rugdekking verleenden. De Renaissance greep terug naar de Oudheid, maar was slechts een interpretatie daarvan die weinig gemeen had met diezelfde Oudheid. Het Protestantisme van de 16e eeuw greep terug naar de oorspronkelijke Bijbeltekst. Maar deze protestanten leefden in een geheel andere wereld dan die van de eerste Christenen in de eerste drie eeuwen van het christendom tot aan Keizer Constantijn.

In een beginnerspoging om eens de Bijbel te lezen, begon ik zelf in de Hebreeuwse tekst van Genesis (oftewel ‘Bereshit’) met de Nederlandse vertaling ernaast. De welbekende overgeleverde tekst uit het scheppingsverhaal luidt: ‘In den beginne schiep God de Hemel en de Aarde’. Maar indien men een letterlijke vertaling zou maken staat er iets heel anders, namelijk: In den beginne schiepen de Goden de Hemelen en de Aarde. Nu werd er in een voetnoot – ongetwijfeld geschreven door een hooggeleerde Bijbelkenner- direct bijverteld dat het gebruik van het meervoud niet duidde op polytheisme. Kennelijk ging het om een soort koninklijk meervoud. Maar toch vond ik die redenering vreemd. Het is net zoiets als constateren dat de aarde in korte tijd enorm opwarmt, en toch blijven ontkennen dat dat door de invloed van de mens komt. Als de ‘Hemelen’ en de ‘Goden’ dan moet worden gelezen als enkelvoud, waarom staat de ‘Aarde’ dan wel gewoon direct in enkelvoud, zonder poespas? Dat is toch vreemd? De aarde is tenslotte in het scheppingsverhaal datgene waar alles om draait, samen met de Hemel. De sterren, het water en het licht kwam allemaal in de volgende dagen pas aan bod. Ik begon mij de storen aan de voetnoot: welk recht had die voetnoot om deze sociaal-wenselijke interpretatie op te dringen? Vervolgens begon ik aan het verhaal over Kain en Abel, nu in de gewone vertaling. Broedermoord of opoffering van eigen kinderen. Straffen en een ander de ogen uitsteken. Oorlog en geweld zijn alomtegenwoordig in de Bijbel. Net als in de Koran. Alleen het Boeddhisme wijst in zijn kern iedere vorm van geweld echt af, maar toch stond in Tibet (voor de Chinese invasie) de doodstraf op belediging van de juiste leer of een monnik. Met een vredige glimlach om het gezicht vonnisten de hooggeleerde monniken zo hun onderdanen direct het Nirwana in. Ach, het leven is toch maar tijdelijk. Samsara!

En het verhaal van de kruisiging van Jezus is zelfs zo wreed dat het vreemd is dat dit gewelddadige rotverhaal gedurende al die eeuwen mensen van inspiratie heeft voorzien. Joseph had beter een gewoon gezin kunnen beginnen met Maria met gewone gezellige kinderen. Maar ook de oudste christenen waren ook nauwelijks geinteresseerd in het kruisigingsverhaal. De Kerk vond dat later een geschikter verhaal om de mensen schrik aan te jagen dan het verspreiden van de goede boodschap zelf. Religie en geweld zijn sterk verweven, zowel in de leer als in de praktijk. De sekschandalen binnen de katholieke kerk passen opvallend goed binnen deze dubieuze mix.

De mens houdt nu eenmaal van geweld en macht. Welke religie we ook aanhangen, het doden zit in ons bloed. Het is een cliche dat zo waar is, dat we het liever niet meer horen.Voor onze eigen consumptie laten we dagelijke miljarden andere dieren doden. We zijn de heersers van onze planeet en we laten het merken door enorme hoeveelheden vlees van andere dieren op te peuzelen. Of we nu hamburgers eten of gezeten zijn in een sjiek restaurant, de geur van gebraden spieren doet ons watertanden. Het bevestigt onze superioriteit boven de andere wezens. Doden doen we met allerhande wapens, van de elektroplaat voor de koeien tot een sederend cocktailtje voor onze aaibare huisdieren.

We zijn niet zomaar de meest geslaagde dieren op deze kleine blauwe planeet geworden, die als een kleine knikker door het Heelal om zijn eigen lokale ster draait. Het doet pijn dat we zo insignificant zijn tussen al die miljarden andere sterren en hemellichamen. Wat graag zouden – als agressieve dieren die we zijn – die andere planeten koloniseren en andere melkwegstelsels willen onderwerpen. Maar gelukkig voor deze andere planeten kunnen we, zelfs als we met de snelheid van het licht konden reizen, de meeste van deze planeten nooit bereiken. Lekker puh. Planeten en sterren die nog nooit van onze zogenaamde Goden hebben gehoord lachen ons slechts uit om onze zielige bekrompenheid.

Wat zullen andere wezens op die verre planeten ons uitlachen om ons geneuzel over religie, vooral als ze zien dat de mensen al eeuwenlang – overigens slechts een fractie van een seconde gemeten in sterrentijd – vooral elkaar bevechten met steeds een ander boek of epistel in de hand. En met steeds de priester, imam of welke wijsgeer dan ook die beweert dat dit boek de opperste waarheid bevat. Al zijn we dan met bijna 7 miljard bijna een plaag op onze kleine planeet geworden, we verdienen niet eens een lullig voetnootje in het onmetelijke Heelal. De talloze Goden die de vele Hemelen en ook de Aarde schiepen hadden daar maar 6 dagen voor, niet eens een fractie van een miliseconde in Hemeltijd. En zelfs voor het schrijven van een voetnoot in mensentijd heb je toch minstens 30 seconden nodig…

De meervoudige erfenis van Adam Smith

 coins 

De 18e eeuwse Schotse moraalfilosoof Adam Smith (1723-1790) wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van de economische theorie en de geestelijke vader van het economisch liberalisme. Zijn magnum opus ’the Wealth of Nations” uit 1776- het jaar waarin de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring werd uitgeroepen- is zo geworden tot een soort Bijbel van het liberalisme, die politici als Margaret Thatcher en Ronald Reagan heeft geinspireerd tot verregaande economische liberalisering in de jaren ’80.

Heilige boeken worden vaak aangehaald maar zelden echt gelezen van A tot Z. En dat geldt niet alleen vor de Bijbel of de Koran, maar ook voor ”the Wealth of Nations”. Economische leerboeken vermelden steevast dat Adam Smith bij uitstek de voorstander was van ”laissez-faire, laissez passer”, waarbij de overheid terughoudendheid betracht en vooral de marktwerking zijn gang laat gaan, welke op haar beurt dan weer leidt tot een zo groot mogelijke rijkdom. Wie ‘the Wealth of Nations” leest, vindt echter nergens de woorden ‘laisser-faire’ terug, noch treft de lezer daarin ook maar enige vorm van liberaal dogmatisme aan. Smith erkent dat marktvrijheid tot excessen kan leiden, en is zich ervan bewust dat regelgeving noodzakelijk is om die mogelijke marktexcessen te voorkomen. Wel benadrukt hij het feit dat een zo efficient mogelijke verdeling van arbeid en productiemiddelen uiteindelijk de grootste factor is die kan bijdragen tot vergroting van de rijkdom en dat deze efficiente arbeidsverdeling gebaat is bij zo weinig mogelijk economische beperkingen. Smith zette zich daarmee bewust af van het tot in de 18e eeuw in zwang zijnde mercantilisme, dat uitging van het vormen van monopolies ter verzwakking van de concurrentie, zoals bijvoorbeeld de handelspraktijken van de VOC in de Oost.

Met zijn ”Wealth of Nations” en de nadruk op de factor arbeid was Smith niet alleen de geestelijk vader van het liberalisme, maar vormde zijn werk ook een directe inspiratiebron voor de Bijbel van het communisme, namelijk ”Das Kapital” van Marx en Engels.

Kritiek niet terecht

Degenen die Adam Smith dus graag aanhalen om kritiek te leveren op het neoliberalistische denken ten tijde van crisis, zouden er goed aan doen de de boeken van Smith goed te lezen en daarvan te leren. Hun anachronistische kritiek op het gedachtengoed van Smith doet geen recht aan de man zelf.

Ook de negatieve houding vanuit de moslimwereld ten aanzien van Smiths theorieen – om daarmee al dan niet indirect het westerse liberalisme te kunnen bekritiseren-  is niet gerechtvaardigd. Smith was behoorde nog tot het in zijn tijd al uitstervende ras van de ‘homo universalis’ en had als denker een grote bewondering voor de bijdragen van de islamitische beschaving aan de wereld. Zo schreef hij in een van zijn andere werken, ”The History of Astronomy”:

The ruin of the empire of the Romans, and, along with it, the subversion of all law and order, which happened a few centuries afterwards, produced the entire neglect of that study of the connecting principles of nature, to which leisure and security can alone give occasion.36 After the fall of those great conquerors and civilizers of mankind, the empire of the Califfs seems to have been the first state under which the world enjoyed that degree of tranquillity which the cultivation of the sciences requires. It was under the protection of those generous and magnificent princes, that the ancient philosophy and astronomy of the Greeks were restored and established in the East; that tranquillity, which their mild,37 just, and religious government diffused over their vast empire, revived the curiosity of mankind, to inquire into the connecting principles of nature. The fame of the Greek and Roman learning, which was then recent in the memories of men, made them desire to know, concerning these abstruse subjects, what were the doctrines of the so much renowned sages of those two nations.

They translated, therefore, into the Arabian language, and studied, with great eagerness, the works of many Greek philosophers, particularly of Aristotle, Ptolemy, Hippocrates, and Galen.38 The superiority which they easily discovered in them, above the rude essays which their own nation39 had yet had time to produce, and which were such, we may suppose, as arise every where in the first infancy of science, necessarily determined them to embrace their systems, particularly that of Astronomy: neither were they ever afterwards able to throw off their authority. For, though the munificence of the Abassides, the second race of the Califfs, is said to have supplied the Arabian astronomers with larger and better instruments, than any that were known to Ptolemy and Hipparchus, the study of the sciences seems, in that mighty empire, to have been either of too short, or too interrupted a continuance, to allow them to make any considerable correction in the doctrines of those old mathematicians. The imaginations of mankind had not yet got time to grow so familiar with the ancient systems, as to regard them without some degree of that astonishment which their grandeur and novelty excited; a novelty of a peculiar kind, which had at once the grace of what was new, and the authority of what was ancient. They were still, therefore, too much enslaved to those systems, to dare to depart from them, when those confusions which shook, and at last overturned the peaceful throne of the Califfs, banished the study of the sciences from that empire. They had, however, before this, made some considerable improvements: they had measured the obliquity of the Ecliptic, with more accuracy than had been done before. The tables of Ptolemy had, by the length of time, and by the inaccuracy of the observations upon which they were founded, become altogether wide of what was the real situation of the heavenly bodies, as he himself indeed had foretold they would do. It became necessary, therefore, to form new ones, which was accordingly executed by the orders of the Califf Almamon,40 under whom, too, was made the first mensuration of the Earth that we know of, after the commencement of the Christian Aera, by two Arabian astronomers, who, in the plain of Sennaar,41 measured two degrees of its circumference.

Zie http://oll.libertyfund.org/?option=com_staticxt&staticfile=show.php%3Ftitle=201&chapter=56020&layout=html&Itemid=27#c_lf0141-04_footnote_nt104

Smith en slavernij

Hoewel uit het bovenstaande citaat blijkt hoezeer Smith bewondering had voor de Arabische wetenschap, geeft hij ook een reden voor de stagnatie hiervan, in zijn woorden waren de Arabieren teveel een slaaf geworden van de oude wijsheden van de Grieken om er later van af te kunnen wijken (”They were still, therefore, too much enslaved to those systems, to dare to depart from them, when those confusions which shook, and at last overturned the peaceful throne of the Califfs, banished the study of the sciences from that empire’). En juist het durven afwijken van oude zekerheden is hetgeen wat de geest van de Verlichting en de kracht van Smith kenmerkt. Smith hield niet van slavernij, in letterlijke en figuurlijke zin. Hij wees op morele en economische gronden de slavernij af, en voorzag al in de 18e eeuw dat de op dat moment vele malen winstgevender Westindische eilanden uiteindelijk zouden worden ingehaald door de Noordamerikaanse kolonien aangezien deze (althans voor een groot deel) niet op slavernij waren gebaseerd. Hij vond slavernij voorts niet efficient omdat een slaaf nooit zo hard zou werken als een arbeider bij gebrek aan enig vooruitzicht op voordeel. Wellicht heeft de Amerikaanse Burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij ook wel te maken met het feit dat het Amerikaanse Zuiden niet enkel in economisch opzicht teveel afhankelijk was geworden van de slavernij, maar ook niet in staat was om zelf op eigen kracht die noodzakelijke afschaffing tot stand te brengen. Zo beschouwd was het Amerikaanse zuiden dus wellicht ook in figuurlijke zin verslaafd aan een in de 19e eeuw inefficient geworden economisch stelsel. En wellicht moeten wij daarom ook de ethische kritiek uit het Amerikaanse Noorden op de slavernij enigszins relativeren, nu deze kritiek ook deels werd gedragen door veranderde economische omstandigheden, die altijd aan een verandering in de tijdsgeest voorafgaan in plaats van vice versa. Hoe cynisch dit ook mag klinken, het geeft tegelijkertijd hoop dat zodra de economische basis verandert, de geestelijke ontwikkeling zal volgen. Ook dit beschrijft Smith in zijn ”Wealth of Nations”. En wellicht ligt in de voormelde redenering ook de kern van zowel het achterblijven van de islamitische wereld als de achterliggende redenen voor de Amerikaanse invallen in zowel Irak als Afghanistan.

Smith en de Islam

Niet alleen het westen maar ook islamitische wereld zal er beter aan doen de kanttekeningen van Smith uit de 18e eeuw serieus te nemen en -meer dan twee eeuwen na de dood van Smith- in te zien dat er lef nodig is om het juk van de geestelijke slavernij af te werpen. Daar is ook volgens  het gedachtengoed van Smith dus actief handelen voor nodig. Daar zit geen druppel ”laisser-faire” bij. Schotland was aan het begin van de 18e eeuw definitief onder Engelse hegemonie gekomen en tijdens het leven van Smith veranderd in een agrarische samenleving tot een industriele samenleving. Smith registreerde deze veranderingen in zijn eigen land en deze vormden de basis van zijn economische theorie. De profeet van het liberalisme wilde als een echte Schotse vrijdenker een zo groot mogelijke vrijheid voor iedereen, ongeacht waar ter wereld deze zich bevinden. Dat is de echte boodschap van Smith, ook na meer dan twee eeuwen tijd.

(Dit is het eerste deel van een vijfdelige serie op dit blog over ”oude” filosofen en hun invloed op de moderne tijd. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de oorspronkelijke teksten)

Bron: Adam Smith, An Inquiry into the Wealth of Nations, Oxford Classics, 2008.

 

Organon: Sun Tzu of Machiavelli?

pils 

Temidden van het geweld in het Midden-Oosten en de opkomende Aziatische machten probeert Europa te wennen aan een bescheidener positie in de wereld. Maar het afkicken van 50 jaar sociale welvaartsstaat leidt tot de nodige spasmen en af en toe een agressieve uiting door verwende jongeren die zich ”anarchisten” noemen en overgaan tot daden van gewelddagide onmacht zoaks bijvoorbeeld het doden van een Griekse journalist, of het vernielen van 54 graven in het Gelderse Heerde. Af en toe vallen er doden bij dance-feesten zoals vorig jaar bij Hoek van Holland en dit jaar bij de Love Parade in Duisburg.

Nederland windt zich op over het verdwijnen van arbeidsplaatsen bij Organon. Terecht, gezien het streven van het kabinet op om Nederland tot kenniseconomie om te vormen. Opeens wordt kennelijk nu ingezien dat market efficiency ook tot het verlagen van het kennispeil en het welvaartsniveau in eigen continent kan leiden. Dat besef is vrij recent en pas doorgebroken na het ontstaan van de economische crisis in 2008. Door de globalisering die juist door westerse bedrijven werd voorgestaan en gestimuleerd, heeft de markt zich vergroot tot een echte wereldmarkt. Zo is het economisch liberalisme in wezen slachtoffer geworden van het eigen succes.

Want Aziatische landen als Japan (vanaf de jaren ’80 en ’90) en China (vanaf ongeveer 1998) zijn actief gaan participeren in die wereldmarkt. De vergissing van de Europeanen en Amerikanen was dat met de steeds voortschrijdende globalisering die Aziatische landen vanzelf westerse waarden zouden gaan overnemen. Daar is echter geen sprake van. Integendeel hanteren zij juist een strategie die selectief die westerse uitvindingen overneemt die hun eigen land tot voordeel strekken en de overbodige elementen naar de prullenbak verwijst. Dit past goed in het yin en yang-denken, dat ieder element zijn tegenhanger heeft. In die typisch oosterse visie sluiten liberalisme en communisme elkaar niet uit maar vormen zij eerder twee tegenovergestelde elementen die elkaar aanvullen en die -mits met de nodige zorgvuldigheid vormgegeven-  tezamen een harmonieuze eenheid kunnen vormen. In diezelfde visie is er geen enkel moreel bezwaar tegen het toepassen van een liberale economische strategie in het buitenland en het hanteren van een semi-geleide economie of mercantilisme op binnenlands niveau.

De reden waarom juist China een winnaar is van de globalisering is duidelijk. China profiteert van de liberalisering van de wereldeconomie. Er is volgens de OECD geen enkel land dat zoveel verdient aan de industialisatie als China. Maar ook als de wereldeconomie slechter draait, is het land met 1,3 miljard mensen en een immens gebied zo groot dat binnenlandse investeringen zorgen voor een blijvende economische groei. China is, zo luidt een oud gezegde, geen land maar een wereld op zich. Net als – weliswaar in mindere mate- Japan. Beide landen kenmerken zich door een grote expansie in het buitenland maar grote protectie in het binnenland en gesloten circuits van elites die bepalen welke richting het land opgaat. In China vormen de aanhangers van de communistische partij die elite, in Japan de bazen van de multinationals. Deze elites zorgen ervoor dat buitenstaanders het systeem niet kunnen bedreigen. 

Het verschil tussen China en Europa, en in een nog sterkere mate Nederland, is dat Europeanen liberalisering voorstaan op zowel inter-Europees niveau als op mondiaal niveau. Maar op mondiaal niveau ook enkel indien en voor zover dit Europa tot voordeel strekt. Europa heeft vanaf  ongeveer het jaar 1500 tot en met heden vooral voordeel gehad van mondialisering van de handel. Nu moet het oude continent wennen aan het idee dat de globalisering ook economisch nadeel kan hebben. Zo kon Londen in de handen van Arabische investeerders vallen, werd Volvo een Chinees bedrijf en investeren de Chinezen miljaren euro’s in Griekenland. Nederlandse werknemers vallen ten prooi aan werkloosheid door outsourcing van activiteiten naar het buitenland. Ondanks het feit dat outsourcen op mirconiveau gunstige effecten kan hebben, zijn de effecten op macro-economisch niveau enorm en zeker veelal ook in negatieve zin. Door dit macro-economische effect niet voldoende te willen inzien laat de Nederlandse overheid Organon uit de eigen liberale handen vallen. Zou China of Japan zoiets toestaan in eigen land? Waarschijnlijk niet. Misschien kunnen we daarom ook in Nederland iets leren van het oosterse denken en Organon met toepassing van slimme creativiteit (die helaas ver te zoeken is op politiek niveau) behouden. Misschien moeten de Nederlandse politici weer eens ouderwets Macchiavelli lezen in plaats van die eeuwige Sun Tzu.

Maar de reden voor de politiek om niet in te grijpen zal steeds weer zijn dat de overheid geen juridische mogelijkheid heeft om in te grijpen bij een aandelenoverdracht tussen bedrijven. Zo werkt het nu eenmaal, althans: hier te lande. De overheid heeft in Nederland niet tot taak om op de stoel van de directeuren te gaan zitten en bovendien zijn er rechtsstatelijke principes die bij ingrijpen geschonden zouden worden. Zo zal veelal worden beweerd. Het zou goed zijn te beseffen dat die principes vooral cultuurgebonden zijn, namelijk typisch iets voor ons eigen Europa, en dat voor ons zo heilige principes als rechtsstaat, democratie en scheiding der machten in de meeste landen van de wereld een relatief karakter hebben. Maar voor Organon zal dit te laat doordringende besef weinig vruchten afwerpen, tenzij onze eigen Jean(ne) d’Arc alias Mark Rutte dapper ingrijpt.

Wellicht, nu de invloed van Europa op het wereldtoneel relatief afneemt (hetgeen niet wil zeggen dat we er economisch op acheruitgaan), zal uiteindelijk ook op eigen bodem worden ingezien dat die principes relatief zijn en vooral het product waren van het Europese vooruitgangsdenken dat vanaf ongeveer 1500 tot en met ongeveer 2000 heeft bestaan. Bij een volgende Love Parade zal hopelijk de veiligheidssituatie beter zijn. Want de Europeaan wil dansen en - massaal en toch solitair- verdoofd door een teveel decibels en alcohol uit zijn dak gaan. De verveling verdrijven zolang heeft feestje nog duurt.

 

 

 

 

Status aparte of status quo?

stones sea

Maar weer eens een stukje over de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het is de bedoeling dat in 2011 de Nederlandse Antillen als land binnen het Koninkrijk zullen ophouden te bestaan. In plaats daarvan krijgen we drie bijzondere gemeenten, de BES-eilanden, en zowel Curacao als St. Maarten verkrijgen een ‘status aparte’, een grote mate van zelfstandigheid.

De staatkundige kaart van de eilanden overzee is daarmee een nieuwe fase ingetreden van versnippering. De knikkers zijn flink herschud waarmee drie eilanden met een status aparte in de West zijn onstaan en drie eilanden die een bijzondere gemeente worden.

Ware het niet beter geweest als de geografisch dicht bij elkaar liggende eilanden Aruba, Curacao en Bonaire in eenzelfde verband te organiseren en de Bovenwindse eilanden St. Maarten, Saba en St. Eustatius bij elkaar te houden? Op economische, historische, taalkundige, culturele en geografische gronden zou een dergelijke indeling voor de hand liggen, en ondanks enige tegenzin op die eilanden had deze optie ook onderzocht moeten worden. Helaas is echter door Nederland te serieus ingegaan op de rivaliteiten die tussen de eilanden bestaan. Deze rivaliteiten worden steevast aangewakkerd door locale eilandbestuurders die inspelen op de bij de bevolking van de afzonderlijke eilanden levende sentimenten. Saba en St. Eustatius wilden niets meer te maken hebben met het grotere St. Maarten. Aruba en Bonaire willen geen bemoeienis door Curacao. St. Maarten wilde niet meer vastzitten aan Curacao, enzovoorts. De typisch Caribische eilandmentaliteit heeft ertoe geleid dat deze regio ten prooi is gevallen aan wanbestuur en projectontwikkelaars en handje ophouden bij het moederland.

Het is vreemd dat de papiamentstalige eilanden nu allen separaat verder moeten binnen Koninkrijksverband met ieder een ander statuut. Eveneens is het vreemd dat de engelstalige bovenwinden apart verder moeten. Een voorbeeld van de schaduwzijde van dit soort eiland-nationalisme is te zien in de spelling van het Papiamento. Op Curacao hanteert men een fonetische spelling, op Aruba een historische spelling. Dat is niet erg bevorderlijk voor de toekomst van die taal, die toch meer dan 250.000 sprekers kent en geheel eigen is aan die specifieke eilanden.

Als we kijken naar andere eilandengroepen in de wereld is steeds te zien dat de kleinere eilanden zich afzetten tegen de grotere broers. Die onderlinge verdeeldheid kan zo groot zijn dat men liever apart wil blijven. Hetzelfde beeld is te zien in Indonesie, op de Seychellen en ook binnen verschillende eilandstaten in de Stille Zuidzee. Zelfs in onze eigen provincie Zeeland bestaan nog altijd dergelijke sentimenten tussen de verschillende (al dan niet voormalige) eilanden.

In plaats van onderlinge verdeeldheid en locaal particularisme tot staatkundige oplossing te verheffen had Nederland er beter aan gedaan vanuit gezond verstand te handelen en niet toe te geven aan het particularisme van de eilanden en zo de Antillen als staatsverband in stand kunnen houden. Dan had Nederland ook niet per definitie de schulden van 2,5 miljard euro over hoeven te nemen. Onder de paraplu van Nederland had iedere eiland dan een specitiek op het eiland in kwestie toegesneden statuut kunnen verkrijgen. De rommelige uitkomst van de onderhandelingen die binnenkort tot het einde van de Nederlandse Antillen zullen leiden zijn het gevolg van het met de mantel der liefde wegmoffelen van postkoloniale schuldgevoelens. Met als gevolg dat de drie grootste eilanden nu alleen een status aparte hebben verkregen, eigenlijk een schijn-onafhankelijkheid. Het doet denken aan een ”charte octroyee”, een opgelegde grondwet in de Franse staatstheorie. 

Maar de bevolking wordt door Den Haag voorgelogen dat die schijnonafhankelijkheid zoete tropische vruchten zal afwerpen. Hoe zuur zal die schijnonafhankelijkheid straks smaken, als deze niet veel meer blijkt te zijn dan een indirecte nog grotere afhankelijkheid van Haagse geldstromen. Het is een aloud thema: alles moet veranderd worden, opdat alles bij het oude blijft. Vele miljoenen euro’s later.

Een werkelijke oplossing ligt misschien in het accepteren van de Caribische rijksdelen als inherent anders. De taal, cultuur en schaal zijn niet te vergelijken met Nederland. En het is in het Caribisch gebied dat deze eilanden uiteindelijk zullen opereren. Op zendingsdrang vanuit Nederland zit niemand daar nog te wachten. Vele eeuwen slavernij hebben die zendingsdrang per definitie in verdachte hoek geplaatst. Daarom is het juist zo spijtig dat er zo weinig aandacht is geweest voor de onderlinge samenwerking tussen de Nederlands-Caribische eilanden. Ook is er weinig aandacht geweest voor de relatie van de eilanden met niet-Nederlandse gebieden. Waarom is er totaal geen aandacht besteed aan de relatie van St. Maarten met het Franse deel van het eiland, St. Martin? Had men de Franse partners niet bij deze discussies kunnen betrekken? Of is er juist belang bij de St. Maartense jurisdictie separaat te houden vanwege fiscale motieven? Maar over fiscaal beleid is nauwelijks gepraat, hetgeen ook verbaast aangezien de offshore praktijk nu juist naast toerisme een belangrijke economische pijler is in het Caribisch gebied. In Bonaire wordt kennelijk gekozen voor ecotoerisme, zonder te kijken welke economische basis dit heeft…enzovoorts!

De auteur was voorheen advocaat op Aruba en Sint Maarten.

Benelux: einde of nieuw begin? (deel 1)

rott 

Benelux: leef je nog? Jazeker. Ondanks de huidige obsessie binnen de Nederlandse politiek voor een binnenlandse aanpak van problemen als immigratie die slechts door samenwerking met het buitenland bereikt kunnen worden, heeft het vorige kabinet in 2008 samen met Belgie en Luxemburg in alle stilte een nieuw Benelux verdrag gesloten ter vervanging van de ”oude” Benelux. 

Het is de bedoeling dat dit nieuwe Benelux verdrag verder gaat op punten waarover binnen EU verband nog geen verregaande samenwerking is bereikt zoals op het gebied van binnen- en buitenlandse zaken alsmede op het gebied van economische samenwerking.

Het is de bedoeling dat de nieuwe Benelux dit jaar nog in werking treedt. In het huidige bangige politieke klimaat dient echter gevreesd te worden dat voorlopig weinig terecht zal komen van de verdergaande samenwerking die op papier wordt beloofd. Immers, Belgie dreigt uiteen te vallen en Nederland is niet in staat binnen afzienbare tijd een duurzame coalitie te vormen, laat staan om over de grenzen heen te kijken naar mogelijkheden. Als echte boekhouders zoeken de Nederlandse politici naar methoden om vooral de burger af te knijpen in plaats van het zoeken naar methoden om economische groei en broodnodige flexibiliteit te bewerkstelligen.

Dit alles terwijl de nieuwe Benelux ongekende mogelijkheden zou bieden, althans in theorie. Want de stroperige werkelijkheid binnen de Beneluxlanden is weerbarstig. Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar de concurrentie tussen Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen. Deze drie grote havensteden zijn al sinds de 16e eeuw grote concurrenten van elkaar op de wereldmarkt. Uiteraard heeft deze concurrentie tussen deze havens ook positieve effecten gehad, en in het verleden heeft die onderlinge competitie grote vruchten afgeworpen. Ook de politiek heeft zich ermee bemoeid. Zeeuws-Vlaanderen werd zelfs veroverd op Vlaanderen om Antwerpen te beknotten. Inmiddels is die situatie verbeterd door een verdrag met Belgie over de Westerschelde. Maar dat de gemoederen in Belgie nog steeds hoog kunnen oplopen over deze kwestie bleek nog in 2009.

Rotterdam en Antwerpen zijn anno 2010 respectievelijk de eerste en de derde haven van Europa (Hamburg staat op nummer 2). Hoewel Rotterdam al is overschaduwd door Singapore, is Rotterdam nog altijd een ”mainport” op wereldniveau.

Het huidige beleid van de Rotterdamse haven is nog altijd om de concurrentie met Antwerpen scherp te spelen. Zou hier geen mogelijkheid juist tot samenwerking liggen? Immers, de beide havens liggen op slechts 100 kilometer van elkaar verwijderd, en gezamenlijk wordt vrijwel het gehele Noordwesten van Europa bediend door middel van de strategische posities aan de belangrijkste Westeuropese waterwegen als de Maas, de Rijn en de Schelde.

Tot heden ten dage is er echter weinig animo om samen te werken met de Belgen. Vaak wordt gewezen op de culturele verschillen en andere wijze van zakendoen in het zuiden, alsmede de specifieke gevoeligheden tussen beide landen.

Een kleine vergelijking met de regio Sjanghai biedt wellicht het juiste perspectief om de beperkte economische en politieke geesten binnen de Benelux wakker te schudden. Deze metropolitaine regio met meer inwoners dan de gehele Benelux bij elkaar, strekt zich uit over een veel groter gebied dan de regio Rotterdam-Zeeland-Antwerpen. De afstand tussen de stad Hangzhou in het zuiden van de regio Sjanghai tot het centrum van Sjanghai bedraag bijvoorbeeld al 180 kilometer. Vanaf het Noorden aan de Yangste-rivier tot Sjanghai centrum is het zeker ook nog 100 kilometer. Alleen de stad Hangzhou al kent op zich al 6,4 miljoen inwoners.

Het verschil in dialecten tussen de inwoners in de regio verschillen erg van elkaar, en vaak kunnen mensen uit de regio’s in China elkaar niet eens verstaan, ware het niet dat zij in zulke gevallen via het Mandarijn communiceren. De Rotterdammmers en Antwerpenaren kunnen elkaar daarentegen zonder al teveel inspanning prima verstaan. En de mentaliteit van Rotterdammers en Antwerpenaren verschilt niet zoveel en wordt gekenmerkt door nuchterheid en hard werken zonder zeuren. In zekere zin past de Rotterdammer beter bij de Antwerpenaar dan de Amsterdammer, die het liefst over alles klaagt en die nog altijd denkt dat Amsterdam het centrum van de wereld is. Zo onstond in de afgelopen jaren tot de crisis met veel bombarie en sjiek geborrel de Amsterdamse Zuidas met daarin de hoofdzetel van bijvoorbeeld staatsbank ABN AMRO, maar uiteindelijk verrees in Rotterdam zonder al teveel poespas of tamtam een echt internationaal profiel langs de oevers van de Maas met de Maastoren als hoogste gebouw van de Benelux.

 Tezamen vormen Rotterdam en Antwerpen de grootste haven ter wereld, zelfs groter dan Singapore. Het is maar een voorbeeld van een punt waarop binnen de nieuwe vorm van de Benelux mogelijkheden kunnen worden geschapen. Maar ik vrees dat het niet gebeurt en het nieuwe Nederlandse kabinet vooral binnen de Haagse stolp en op licht hautaine wijze – zoals bij ons betweterige noorderlingen nog altijd gebruikelijk ten opzichte van onze zuiderburen - ieder idee tot nauwere samenwerking bij voorbaat zal afwijzen. Dat is de Benelux-realiteit.

En intussen zal binnen enkele jaren Sjanghai de grootste haven ter wereld worden. In ieder geval hoeven we ons hier te lande over enkele jaren niet meer af te vragen hoe dat nou toch komt. Dan kunnen we na een lange zinloze rit eindelijk zeggen: ”eindbestemming bereikt/gare terminus.”

De woeste vernietigers van Oranje

Met de coalitieformaties aan de gang en de goede resultaten op het FIFA-WK voetbal krijgt de Nederlandse burger al snel het idee dat ons land in achting stijgt in de wereld. Immers, straks mogen we ons meten met Duitsland of Spanje. Dat Uruguay eerst nog verslagen moet worden, is in het collectieve bewustzijn al verdrongen. Immers, Uruguay is een klein Zuidamerikaans landje, ingeklemd tussen grootmachten. Gelegen aan de monding van een grote rivier. Een land waar je niet zoveel van hoort, eigenlijk een beetje het Nederland van Zuid Amerika.

Een tweede reden om te denken dat Nederland toch echt nog veel voorstelt, is de duur en de complexiteit van de coalitiebesprekingen. Het ingewikkelde schaakspel op het Binnenhof doet vermoeden dat hier mondiale belangen op het spel staan, alsof we de als overwinnaars na de Eerste Wereldoorlog in Versailles vredesonderhandelingen voeren. Mark Rutte als de Woodrow Wilson van Den Haag en Geert Wilders als de onverzoenlijke Clemenceau.

Tegelijkertijd zit de crisis op on netvlies gebrand: we zijn inmiddels zo gewend geraakt aan het woord crisis dat het ons niets meer doet. Murw zijn we ervan. President Obama wil de bonussen van Amerikaanse bankiers niet aanpakken met de bewering dat honkballers ook veel geld verdienen en hij deze ook niet kan aanpakken. Nout Wellink blijft lekker zitten bij DNB. En Gerrit Zalm, die zichzelf in 2008 nog trots een romantische boekhouder noemde heeft een metamorfose ondergaan naar realistische bon vivant. Dirk Scheringa geeft management cursussen aan werkloze ondernemers die de kneepjes van oplichting willen leren.

Wat ging er nou mis eigenlijk met de economie? Daarvoor zijn veel oorzaken te noemen. Maar in de eerste plaats ligt eraan ten grondslag een kokervisie, een beperking in ons eigen denken. Ik wil u niet vermoeien met weer een analyse over de crisis, maar iets wat ik nog nooit heb horen noemen als oorzaak is die van de mythe van creatieve vernietiging ofwel ‘creative destruction’ van de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter (1883-1950). Deze theorie gaat er in lekentermen (ik ben slechts jurist) ervan uit dat economische vooruitgang een proces is van voortdurende innovatie waarbij succesvolle toepassingen van nieuwe technieken de oude vernietigen.

Nu is er op zich niets mis met deze theorie, ware het niet dat de theorie van de creatieve vernietiging tot in het extreme werd aangehangen binnen de beleidsbepalende kringen in de Verenigde Staten. Alan Greenspan noemde nog in 2008 in zijn autobiografische relaas ”the Age of Turbulence” de theorie van de creatieve vernietiging als een grote inspiratiebron. Als ultiem en positief voorbeeld van de zegeningen van de creatieve vernietiging noemt hij de economische groei van de VS in de 19 eeuw. In een volledig liberale economie, en de overvloed aan vruchtbaar land, bouwden de Amerikanen in enkele decennia hun land op tot een wereldmacht. Ongeremd door overheidsinmenging of bedisselende regelgeving kon zo in de ogen van Greenspan een volledige mate van positieve concurrentie ontstaan. De verovering van het Wilde Westen bood het beste voorbeeld van de creatieve vernietiging: de huifkarren maakten plaats voor de trein, de postkoets werd vervangen door de telegraaf en deze maakte op zijn beurt weer plaats voor de telefoon.

Het feit dat de voorzitter van de Amerikaanse Centrale Bank nog in 2008 het Wilde Westen als een economisch ideaal aanhaalde, geeft weer hoe diep het idee is geworteld binnen Amerikaanse vooraanstaande kringen dat ”het oude” – dat automatisch wordt vernietigd door innoverende ontwikkelingen - iets is wat waardeloos is en rijp voor de prullenbak. Traditie en cultuur zijn in die visie slechts bijzaken die vernietigd mogen worden als maar innovatie plaatsvindt. Dat is de kracht van het Amerikaanse denken maar tegelijkertijd ook de zwakte.

Het ongebreidelde geloof in creatieve vernietiging heeft ertoe geleid dat iedere innovatie als positief werd verwelkomd zodra dit leidt tot economische groei. Zo heeft deze mythe ertoe bijgedragen traditionele kenmerken van het bankwezen als voorzichtigheid en risico-aversie als ”oud” te bestempelen en nieuwe financiele producten als credit default swaps en het opknippen en verkopen van hypotheken binnengehaald zonder onderzoek te doen naar de mogelijk schadelijke invloeden daarvan op de lange duur.

‘Die ontkenning van de negatieve bijeffecten van ”creative destruction” vormden de blinde vlek van de aanhangers van deze economische religie. Greenspan vergat in zijn boek de negatieve effecten te noemen van de creatieve vernietiging, zoals bijvoorbeeld in de context van het Wilde Westen de vernietiging van de Indiaanse volkeren die aanwezig waren op het Amerikaanse continent. De immense schade van deze Indiaanse genocide is onschatbaar.

Greenspan beschrijft in zijn boek overigens dat hij tijdens een bezoek aan Venetie een concert van Vivaldi bijwoonde en daarvan genoot. Daar in die omgeving kwam hij – al op gevorderde leeftijd – met een zekere schroom tot de conclusie dat ”het oude” toch ook een zekere aantrekkingskracht heeft, hoe futiel ook in economisch opzicht. En uiteraard staat Europa in zijn visie vrijwel gelijk aan ”oud”. Als Greenspan zich iets meer in de muziek van Vivaldi had verdiept, had hij wellicht kunnen ontdekken dat Vivaldi op musicaal gebied ook een vernieuwer was, maar dan binnen een bestaande traditie en zonder dat dit het ”oude” daarmee direct afdoet als afgedaan.

Misschien moeten we daarom als Europeanen een voorbeeld nemen aan Vivaldi en is het wellicht aan het Oude Europa om dit als een geuzennaam te dragen en  de wereld te tonen dat ”het oude”, en dus al dat wat dreigt te verdwijnen, zoals de natuur, culturen en tradities die in de verdrukking zijn, hun intrinsieke waarde hebben en dat deze factoren dus niet slechts in geld zijn uit te drukken. Dat zou een waar weerwoord zijn tegen de Amerikaanse beperkte visie. Europa heeft kortom echte romantische boekhouders nodig. Schumpeter – die overigens de ondergang van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie had meegemaakt en daar zelf toch ook enige moeite mee moet hebben gehad - had gelijk met zijn stelling dat innovatie nodig is om vooruit te komen, maar de negatieve gevolgen van onze handelwijzen moeten ook in aanmerking worden genomen. Zoals de vernietiging van de natuur, het verdwijnen van planten- en diersoorten, de verandering van het klimaat, de ongeremde bevolkingsgroei.

Maar goed, eerst maar eens kijken wat Mark Rutte doet en of we van Uruguay gaan winnen. Want als we winnen is dat goed voor de economie. En ten koste van wie gaat deze creatieve vernietiging? Ten koste van de economie van Uruguay natuurlijk!

 

Een cruise-tocht van dadel- naar kokospalm

kokospalm 

Pas op uw hoofd… 

Guantanameraaaa… het bekende liedje over de Cubaanse schone uit Guantanamo, ofwel de ”Guantanamera” ten spijt, associeert men deze veelbezongen locatie tegenwoordig vooral met prikkeldraad, Amerikaanse soldaten en bebaarde mannen in Oranje pakken, die geen Oranjefans zijn maar doodgewone terroristen. Wel hebben zij met de Oranjefans gemeen dat zij lijden aan een collectieve waan, die echter in tegenstelling tot onze voetbalfans helaas van een meer duurzame aard is, en daarbij doel ik niet op schone energie.

Terwijl de Oranje mannen de Koran nu al jaren als WC-papier moeten gebruiken -daarbij vergeleken is de kopvoddentaks van Hollandse snit slechts kinderspel!- broeit het aan de warme onderbuik van de Verenigde Staten. De orkaan Katrina was bijna al vergeten, maar miljarden liters olie vloeien nog steeds in de wateren aan de Amerikaanse zuidkust. Over schone energie gesproken. BP heeft de klus na maandenlang geklungel nog steeds niet kunnen klaren. Het is een symbolisch voor de positie van de Britten in de wereld dat een multinational die de opvolger is van de Anglo-Persian Oil Company uit 1908, groot werd met arrogante imperialistische Britse verdeel- en heerspolitiek olie in het Midden Oosten en  ruim honderd jaar later tenonder gaat als gevolg van een lek van een halve meter breed ergens in de Golf van Mexico. Enkele honderden kilometers bezuiden de olie(v)lek bevindt zich Guantanamo Bay-  en ook hier worstelt President Obama met een ander afvalproduct van de westerse politiek in het Midden Oosten. De intertie van de in Europa als een zwarte messias binnengehaalde Obama met betrekking tot de olieramp duurt nu al een kwartaal, maar de kwestie rondom Guantanamo Bay duurt nu al jaren. Maar net als Jezus hoeft deze moderne messias met de sonore stem – die in vlugge hoofdbewegingen de autocue aflezend daadkracht voorwendt-  niet te rekenen op enige concrete steun vanuit Europa, ondanks allerlei fraaie toezeggingen vanuit het veelmondige Europa waar zoals vanouds niets van terecht komt. 

Een oplossing voor de gedetineerde terroristen is net als met de olieramp nog steeds niet in zicht. De gedetineerden vallen niet onder het militaire recht en evenmin onder het reguliere strafrecht van de Verenigde Staten, omdat Guantanamo Bay officieel niet behoort tot de Verenigde Staten.

Net als in Afganistan zoeken de Amerikanen nu vooral naar een exit-strategie voor Guantanamo Bay die niet teveel imagoschade oplevert. Guantanamo Bay werd als gevolg van de Spaans-Amerikaanse oorlog, die door de Verenigde Staten werden gewonnen, in 1903 voor onbepaalde tijd verpacht aan de Verenigde Staten. Cuba heeft zich altijd ongemakkelijk gevoeld bij deze situatie, welk gevoel uiteraard groter werd toen Fidel Castro in 1959 aan de macht kwam in het grootste Caribische eiland. Castro heeft evenwel nooit getracht de pachtovereenkomst op te zeggen. Nu schijnt ook in de pachtovereenkomst te staan dat deze enkel kan worden opgezegd door beide partijen.

Het Weense Verdragenverdrag en het internationaal gewoonterecht is - zoals niet zal verbazen- onduidelijk over de wijze waarop en de modaliteiten waaronder internationale verdragen kunnen worden opgezegd. Wel is er een regel in het internationale recht dat bij ernstig gewijzigde omstandigheden in beginsel een opzegging van een verdrag mogelijk moet zijn. Er zijn voorbeelden te over van opzeggingen van bilaterale verdragen zij gewijzigde omstandigheden. Een bekend voorbeeld is de opzegging door Nederlandse hulp aan Suriname  in 1982 ten tijde van het eerste bewind van cocainepresident Desi Bouterse. Pachtovereenkomsten tussen landen zijn overigens niet erg meer van deze tijd. Elders ter wereld zijn dergelijke internationale pachtovereenkomsten allang niet meer in zwang. De Europese voormalig gepachte enclaves in China, zoals Macao of Hong Kong, zijn allang aan het eind van de jaren ’90 van de vorige eeuw geretourneerd aan de rechtmatige eigenaren.

De Verenigde Staten is bij uitstek het land dat zich wat betreft de internationaalrechtelijke normen realistisch opstelt. Zo vielen de Amerikanen – om binnen de Caribische context te blijven – het eilandstaatje Grenada binnen en arresteerden zij Noriega. In beide gevallen ontbrak het de VS aan een volkenrechtelijk mandaat. Om over Irak nog maar te zwijgen.

Nu is de situatie in Guantanamo Bay – het opsluiten van buitenlandse terroristen en ze daar laten wegrotten - een duidelijke schending van volkenrechtelijke en eigenlijk alle rechtsbeginsels. Er is doelbewust een juridisch vacuum in het leven geroepen opdat de Amerikanen een vrijbrief hadden om de in het oranje geklede mannen van alles te laten ondergaan achter gesloten deuren.

Nu zijn die terroristen ook geen lieverdjes. Prima dat ze daar zitten, dat zullen veel mensen zeggen, maar dat doet niet af aan het feit dat het wel vreemd is om een stuk grond te pachten en daar vervolgens mensen in op te sluiten. Het is alsof je een woning huurt van een buurman die dreigt je een kopje kleiner te maken. En dan stop je in die woning een andere vijand. Vervolgens betaal je geen huur en maak je de woning onleefbaar.

De vraag is of Cuba bij een dergelijke schending van de pachtovereenkomst en de doeleinden van het gebruik die in 1903 waren voorzien niet gerechtigd is de overeenkomst op te zeggen. Mij lijkt van wel. Guantanamo Bay valt nog immer te beschouwen als Cubaans eigendom. Pacht is immers slechts een gebruiksrecht. En als dat gebruiksrecht wordt misbruikt, kan volkenrechtelijk ondanks het feit dat de pachtovereenkomst erover zwijgt, deze eenzijdig worden opgezegd door Cuba.

Het wordt dus tijd dat Cuba eenzijdig overgaat tot opzegging van de pachtovereenkomst en de Cubaanse rechtsmacht uitspreekt over Guantanamo Bay. De rest van de wereld kan deze Cubaanse rechtsmacht eventueel erkennnen. Nu weet ik ook wel dat het zover niet snel zal komen omdat de VS te machtig is. Juridisch is er echter geen enkele reden om de pacht nog langer in stand te houden. De Britse pachtovereenkomst met betrekking tot Hong Kong eindigde in 1997 en gaf aanzet tot het openen van de Chinese economie en de toetreding van China als wereldmacht tien jaar later. 

Indien Guantanamo Bay weer terugkeert tot Cuba betekent dit wellicht ook een begin van het einde van de Cubaanse isolatie. Fidel Castro is uiteindelijk toch sterfelijk net als alle valse communistische profeten. En zodra het prikkeldraad, de honden, de martelingen en de soldaten weg zijn, kunnen de sombere oranje baardmannen trachten hun blazoen te verdedigen terwijl ze onder de palmbomen zitten. Wellicht kunnen de de Cubaanse nationaliteit verkrijgen. Dan mogen ze toch nergens heenreizen. En eindelijk eens een leuk lokaal meiske te veroveren, want die heb je niet alleen in de islamitische hemel. De schone Guantanamera’s wachten om veroverd te worden, en net als in het liedje – en overal ter wereld -zullen de ex-terroristen, deze voormalige stoere mannen die geen vrouwen nodig hadden, moeten proberen de meisjes te overtuigen van hun eigen degelijkheid om hun harten te veroveren: http://www.youtube.com/watch?v=b-PuiDfLcO8&NR=1  

No me pongan en lo oscuro

A morir como un traidor

Yo soy bueno, y como bueno

morire de cara al sol

Vrij vertaald:

Stop mij niet weg in het duister, om te sterven als een verrader

Ik ben een goede man, en als een goede man zal ik ook sterven, met mijn gezicht naar de zon

 

 

Romeinse lessen voor de Euro (deel 2)

julianus 

Afbeelding: een solidus-goudstuk ten tijde van Keizer Julianus Apostata (361-363) ofwel ”de Afvallige”, die door middel van hervormingen de schadelijke economische invloeden van zijn christelijke voorgangers trachtte te keren, maar voortijdig omkwam. Later zou hij als een slechte Keizer te boek komen te staan, louter vanwege het feit dat hij het Christendom niet als staatsgodsdienst erkende. *) Zijn afkeer van het Christendom kwam voort uit zijn stoicijnse filosofie waarin de menselijke geest  centraal stond in plaats van een goddelijke wil en zijn bewondering voor de eveneens stoicijnse filosoof-Keizer Marcus Aurelius.  In later eeuwen  en ook heden ten dage wordt zijn beleid om het Christendom zijn bijzondere status te ontnemen veelal gezien als een product van karakterzwakte of geestelijke dwaling. 

De geleidelijke instorting van het Romeinse muntstelsel

Niet alleen werd het westelijke deel van het Romeinse Rijk bedreigd door in frequentie toenemende Germaanse invallen, ook had het Rijk sedert de 3e eeuw van onze jaartelling te kampen met toenemende geldontwaarding. Maar laat ik niet een te negatief beeld schetsen, want de door Keizer Augustus ontwikkelde munt, de denarius, functioneerde vanaf zijn ontstaan in het begin van de 1e eeuw eeuwenlang uitstekend. Ook door regelmatige hervormingen, zoals door Keizer Trajanus die slechte munten uit de roulatie haalde ter voorkoming van inflatie. De denarius (vanwaar de ‘dinar’) ondervond concurrentie in het oostelijke deel van het Rijk, waar de door Alexander de Grote ingevoerde zilveren drachme al eeuwenlang in omloop was, en die zelfs het Rijk zou overleven tijdens de Byzantijnse tijd en in de latere Arabische gebieden zou voortleven in de vorm van de Arabische dirham (welk woord is afgeleid van het Griekse drachme). Het zou tot ongeveer het jaar 300 duren voordat de drachme in het oosten plaats maakte voor de denarius.

Een belangrijk element van het Romeinse muntwezen was de zogenaamde ‘dubbele standaard’. Dit hield in dat de officiele ruilwaarde tussen goud en zilver werd vastgelegd op 1 op 25. Gedurende de eerste eeuwen na introductie van de denarii werd deze vaste ruilverhouding gehandhaafd. Er ontstonden problemen door de stijging van de zilverprijs. Door geleidelijke vermindering van het zilvergehalte van de munt kon de dubbele standaard gedurende eeuwen gehandhaafd blijven. Een bijkomend probleem was echter wel dat de nieuwere munten minder geliefd waren dan oudere munten. Tijdens de regering van Keizer Septimius Severus – die regeerde in de laat 2e eeuw na Christus: de periode dat de Germaanse invallen sterk toenamen en de kosten van het leger sterk stegen – ontstonden pas echte problemen. Septimius Severus liet om de enorme kosten van het leger te kunnen blijven betalen het zilvergehalte drastisch verlagen. In feite was dit hetzelfde principe als het tegenwoordige bijdrukken van bankbiljetten. Dat dit tot grote inflatie leidde, zal niet verbazen. Aan het begin van de 4e eeuw trachtte de hermormingsgezinde Keizer Diocletianus de steeds verder oplopende inflatie een halt toe te roepen door de introductie van een nieuwe munteenheid, de solidus.

De solidus kwam echter te laat. Het vertrouwen in het Romeinse geldstelsel was aan het begin van de 4e eeuw al geheel verdwenen. Het westen van het Rijk werd geplaagd door invallen van Germaanse stammen (zie deel 1 van dit tweeluik) en inmiddels was de economie weer geheel terug gaan vallen op ruilhandel. In het oostelijke deel van het Rijk overleefde de Griekse drachme zowel de denarius als de solidus.

Religieuze spanningen

Als een derde belangrijke oorzaak voor het ineenstorten van de economie van het Romeinse Rijk kan het Christendom worden aangewezen. Nu is deze theorie in het verleden minder graag aanvaard dan andere. Toch speelde het christendom een belangrijke rol in het verstarren van de economie, tenminste vanaf het moment dat Keizer Constantijn aan het begin van de 4e eeuw het christelijke geloof tot staatsgodsdienst maakte. Nu de economie in het westelijke deel van het Rijk al bijna geheel was teruggevallen op ruilhandel, waren de inkomsten van het dure Hof eveneens verminderd. De kosten van de bouw van een nieuwe geheel aan Keizer Constantijn gewijde nieuwe megalomane hoofdstad Constantinopel rezen de pan uit. Tot overmaat van ramp legden Constantijn en zijn navolgers grote belastingen op die echter moeilijk konden worden geind vanwege het praktisch verdwijnen van het muntstelsel. Daardoor werden ambten en beroepen op plaatselijk niveau erfelijk verklaard: zo werden de burgers aan de grond ”gebonden”. Het bekleden van ambten op lokaal niveau binnen de Romeinse steden, die al zwaar hadden te lijden onder de verslechterende economische omstandigheden, werd zo in korte tijd van een eer tot een erfelijke last. De enige wijze om deze belastingen te kunnen ontwijken was om toe te treden tot de geestelijkheid. Er onstond zo binnen enkele decennia een grote groep geestelijken die geheel was vrijgesteld van belastingen. Dit zette kwaad bloed bij de tot in de 4e eeuw behoorlijke minderheid (van naar schatting 40-50%) niet-christelijke inwoners van het Rijk.

De laatste Keizer van enig belang in het westelijke deel van het Rijk, Julianus, later genoemd ”Apostata” ofwel de Afvallige, trachtte het ontwikkelen van een christelijke geestelijke superklasse te keren door het afschaffen van het christendom als staatsgodsdienst. Hij wilde eerherstel van de oude Griekse goden. De oude tempels van de oude goden werden in ere hersteld en de superkaste van christelijke geestelijken werd gedwongen om belasting te betalen. Julianus, die slechts kort regeerde (van 361-363) had een grondige hekel aan de christenen nu hij als verre verwant van Keizer Constantijn was ontsnapt aan diens moordzuchtige neigingen. Maar ook vond hij dat geen enkele godsdienst of cultus de status van staatsgodsdienst mocht krijgen. Hij was een groot bewonderaar van Griekse filosofie en rekende af met de cultuur van corruptie in het Rijk. Hij was een bescheiden natuur en in contrast met de gangbare uitbundige hofcultuur las hij liever filosofische tractaten in zijn studeerkamer. Talloze geschriften zijn van hem overgeleverd, waaronder een tractaat over de Joods-christelijke godsdienst, die hij overigens niet wilde verbieden, maar wel de invloed daarvan wilde verminderen. Voor de liefhebbers een citaat (in het Engels) uit zijn filosofische kritiek op het verhaal van Adam en Eva en de Boom van goed en kwaad. Het mag blasfemie zijn voor Christenen, Joden en Moslims, en wellicht zal mij hierom ook een fatwa of verbanning treffen maar toch wilde ik het u niet onthouden:

 ”Is it not also excessively absurd, that God should forbid men fashioned by himself the knowledge of good and evil? For what can be more foolish than one who is not able to know what is good and what is depraved? (…) But, as the summit of all, (the Christian) God forbade man to taste of wisdom; than which nothing is more honourable to man. For that the knowledge of good and evil is the proper work of wisdom, is evident even to the stupid.” (http://www.prometheustrust.co.uk/html/against_the_christians.html)

Beroemd is geworden het verhaal dat hij op een dag zo eenvoudig gekleed de Senaatszaal betrad dat de senatoren hem er met nauwelijks verhulde spot op wezen dat het Keizerlijke ambt ook de verplichting zich als een Keizer te kleden met zich meebracht. Voor het Rijk als geheel was hij echter een verademing. Na zijn plotselinge dood tijdens een campagne tegen de Sassanidische Perzen verrees de christelijke superkaste echter al snel en werden in groten getale de kruizen – de tot religieus symbool verheven martelwerktuigen als tekenen van een ”hogere beschaving”- weer op de kerken geplaatst. Het christendom had definitief een positie verworven, evenals de geestelijkheid. De verarmde vroegere vrije burgers werden horigen of pachters in dienst van de geestelijkheid en de zich langzaam ontwikkelende militaire kaste, die zou uitgroeien tot de latere Europese adel. De rijkdom van het Romeinse Rijk leefde voort in het Oosten, waar de drachme nog lange tijd heerste en als dirham zelfs in Arabische streken werd gebruikt.

In het westen brak een nieuwe periode in de geschiedenis aan: De Middeleeuwen. De klassieke beschaving had definitief plaatsgemaakt voor een opeenvolging van monotheistische godsdiensten die allemaal exclusieve en universele waarheden claimen tot het einde ter tijden. De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaar. En Julianus had verloren van de christenen, en met hem doofde voorgoed het laatste licht van de Hellenistische cultuur. De stoicijnse ratio moest wijken voor Christelijk dogma. In later eeuwen incorporeerden Christelijke filosofen het Helleense gedachtengoed via de achterdeur in de Christelijke leer. Zo werd de Romeinse dichter Vergilius bijvoorbeeld in later eeuwen opeens gezien als een ‘pre-christen’: een nobele ziel die pech had in de verkeerde tijd – namelijk zonder te zijn verlicht door het Christendom – te zijn geboren. Zo werd het heidendom toch weer een beetje chic.

 

*) afbeelding is eigendom van GNU project. http://en.wikipedia.org/wiki/GNU_Free_Documentation_License

Romeinse lessen voor de Euro (deel 1)

 

dinar

Afbeelding: de denarius, de Romeinse munteenheid die werd ontwikkeld door Keizer Augustus en die eeuwenlang de hoofdzakelijke munteenheid was in het westen van het Rijk. Het duurde nog eeuwen voordat deze munt de Griekse drachme in het oostelijke deel van het Rijk had vervangen.

Op 1 januari 2002 was hij daar dan eindelijk: de langverwachte Euro deed zijn intrede. De Europese Muntunie (EMU) was voltooid. Het idee om een systeem met twee snelheden in te voeren was eind jaren ’90 van tafel geveegd. Gehele invoering ineens was een teken van sterkte, twee snelheden hanteren zou een zwaktebod zijn geweest en een gebrek aan geloof in de eigen munt. Inmiddels weten we dat het irrationele geloof in de munt het heeft gewonnen van de economische realiteit.  Denemarken en Zweden verkozen buiten de muntunie te blijven en bleven zo ook verstoken van de huidige ellende, alhoewel zij ook te maken zullen krijgen met de eurocrisis.

Torenhoge overheidsschulden, een stagnerende economie, bevolkingsdruk door toenemende immigratie van buitenaf naar de Unie, de toenemende rol van godsdienst in het publieke leven: De Europese Unie anno 2010 heeft veel gemeen met het Romeinse Rijk van de 3e en 4e eeuw na Christus. Ook toen was het munstelsel op sterven na dood, en ook de Romeinen kampten met een krimpende economie. Germaanse stammen staken de grenzen van het Rijk aan de Rijn en de Donau over en plunderden de achterliggende landerijen. De bevolkingssamenstelling van het Rijk was sterk in verandering. De stad Rome zelf was nauwelijks nog Romeins te noemen door massale immigratie vanuit de provincies. In het westen van het Rijk kon het Rijk sedert de 4e eeuw niet verhinderen dat bepaalde Germaanse stammen zich definitief vestigden op Romeins grondgebied. Een nieuwe godsdienst, het Christendom nam hand over hand toe en drong zelfs door tot in de kringen van de keizerlijke hofhouding. Verander de termen ”Germanen” door ”allochtonen” en ”Christendom” door ”Islam” en de overeenkomsten tussen het oude Rome en het moderne Europa zijn frappant.

Als we de vergelijking doortrekken en deze geheel serieus nemen staat het Europese continent er anno 2010 niet best voor. Het Romeinse Rijk ging immers tenonder door die gevaarlijke mix van bevolkingsdruk – de volksverhuizingen -, een stagnerende economie en de kwalijke neveneffecten van de institutionalisering van het Christendom.

Immigratie

Zoals bekend trokken Germaanse stammen sedert het einde van de 2e eeuw richting het westen en zuiden. Zij begonnen vanaf circa 180 n. Christus een ware bedreiging te vormen voor de stabiliteit van het Rijk. Nu was de ”Germanisering” van het Rijk een vrees die zeker leefde binnen Romeinse kringen, wellicht enigszins vergelijkbaar met de huidige angst voor ”Islamisering”. Nu verliep het proces van Germanisering zeer geleidelijk. Het begon ermee dat de Romeinen in toenemende mate gebruik gingen maken van Germaanse soldaten en officieren in het leger ter vervanging van de oorspronkelijke Romeinen, die er overigens steeds minder waren. Alle inwoners van het Rijk hadden immers in 212 het Romeinse burgerrecht verkregen. Omgekeerd was de invloed van de Romeinse beschaving op de Germaanse nieuwelingen veel groter. Zij Romaniseerden dan ook eerder dan dat de Romeinse bevolking Germaanse trekken kreeg. De Germaanse invloeden op de Romeinse bevolking bleef veeleer beperkt tot modegrillen zoals blonde pruiken voor de Romense elitevrouwen.

Een echt probleem begon de Germaanse immigratie pas te vormen toen nieuwe Germaanse stammen die niet in aanraking waren geweest met de Romeinse beschaving aan de grenzen van het Rijk verschenen. Zij kwamen zo oog in oog de staan met hun geromaniseerde Germaanse broeders. Maar ook deze nieuwe groepen Germanen namen de Romeinse beschaving al snel over. Op een gegeven moment, dat naar alle waarschijnlijkheid ergens midden in de 4e eeuw lag, was de spankracht van Rome echter te klein geworden om nog meer groepen op te vangen. Zodra een stam was geassimileerd, verschenen nieuwe Germanen aan de oevers van de Rijn. Uiteindelijk leidde dit ertoe dat de Romeinse overheid zwichtte voor de toenemende druk en de Germaanse stammen een eigen grondgebied toegewezen kregen, de zogenaamde foederati, die formeel onder Romeinse soevereiniteit stonden maar de facto zelfstandig waren. Er verschenen steeds meer zulke foederati totdat eigenlijk het gehele westelijke deel van het Rijk uit een lappendeken van Germaanse mini-rijkjes uitgroeide. Dit leidde uiteindelijk tot het instorten van het Westelijke deel van het Rijk zelf.

Instorting van het muntstelsel

 wordt vervolgd in deel II (klik op onderstaande link:)

http://peterbruns.unblog.fr/2010/05/26/de-eu-en-de-wraak-van-de-drachme-deel-2/

 

A la recherche de l’argent perdu

Nadat de Duitse ambassadeur niet aanwezig mocht zijn tijdens de dodenherdenking dacht ik maar weereens een Duitse krant te lezen. Nu ben ik zelf nog net onder de 35 en zou ik dus eigenlijk anti-Duits moeten zijn en haatdragender jegens de oosterburen dan de mensen die de oorlog hebben meegemaakt maar ik ben kennelijk een uitzondering op die regel. Eigenlijk onzin om anti Duits te zijn nu de Oranjes toch de meest Duitse familie van Nederland vormen. En het mooie uniform met fiere witte pet van de kroonprins riep bij mij ook beelden op van de ‘goede Duitser’ Admiraal Canaris.

Toen het geschreeuw van de nep-orthodoxe Jood was verstomd - de man was net zomin een orthodoxe Jood als Mohammed Bouyeri een wahhabiet- verdiepte ik mij in als een ware Gustav von Aschenbach uit Der Tod in Venedig en blind voor de gevolgen van mijn zoete noodlottige daad in de Duitse krant voor mij op tafel. Een doodzonde, nog erger dan die van de gereformeerde Jack de Vries die in het hiernamaals nu uiteraard geen schijn van kans meer maakt. Even wennen die Duitse taal maar altijd een verademing vanwege de betere kwaliteit van de journalistiek. In de Suddeutsche Zeitung kwam ik bijvoorbeeld een zeer lezenswaardig artikel tegen over de Griekse overheidscrisis. Centraal thema van het artikel was dat een overheidsbankroet zoals wij dit nu in Griekenland zien eigenlijk eerder een regel is in de geschiedenis dan een uitzondering. Spanje kende de Zuidamerikaanse zilvercrisis in de 16e eeuw, Frankrijk was vlak voor het uitbreken van de Franse revolutie in 1789 feitelijk failliet (hierover schreef ik in mijn eerdere artikel ”Zalm en de Mississippi Blues”: google maar eens ’Zalm en de Mississippi Blues’: goed voor mijn traffic!). Griekenland heeft ook een lange historie van wanbetalen. Maar ook gaat de, auteur in op de Duitse context. De sterke naoorlogse Duitse mark kon ontstaan nadat het Derde Rijk feitelijk ook failliet was gegaan. De hyperinflatie tijdens de Weimarjaren had bovendien voor een aanzienlijke schuldenverlichting gezorgd, althans voorzover deze schulden in Duitse marken waren aangegaan (wat veelal het geval was).

Maar ook Lenin zette na de Russische revolutie een dikke streep door de schulden van het tsaristische Rusland, tot grote woedde van westerse financiers. Mao Zedong deed hetzelfde in China. Niks nieuws onder de zon dus. Investeerders houden daarom niet van revoluties. En de Griekse gooiers van molotov-cocktails herinneren investeerders aan dergelijke revolutionaire taferelen.

Dichter bij huis zijn ook de Nederlandse Antillen feitelijk bankroet gegaan. De Nederlandse overheid heeft 2,5 miljard aan vorderingen op de de Nederlandse Antillen afgeschreven, een bedrag meer dan de helft van de hulp aan Griekenland, maar dan voor een gebied met een bevolking van nauwelijks 350.000 zielen.

Het is vreemd dat een ander land dat allang bankroet had moeten gaan nog steeds overeind is. Dat land is Afghanistan. Natuurlijk heeft dat land geen enkele kredietwaardigheid en speelt het ook geen enkele rol binnen de kapitaalmarkten. Wel is de Afghaanse economie steeds belangrijker in de informele zin. Afghanistan is een grootleverancier van heroine in Centraal Azie en Rusland geworden. Honderdduizenden gretige klanten in de onleefbare Siberische streken kunnen niet zonder de heroine uit Afghanistan. De Afghaanse regering en de Taliban profiteren er flink van en bouwen vooral grote villa’s met zwembaden van het westerse geld. Binnen de Taliban ontstaat recent een machtsstrijd tussen verschillende rijk geworden warlords. Geld maakt namelijk de belofte van een islamitische heilstaat steeds minder aantrekkelijk. De Koran is niet zo’n prettige lectuur meer als je na drie decennia oorlogvoering eindelijk eens geld hebt om net zo extravagant en decadent als een westerling te kunnen leven. Want de westerling is in Afghaanse ogen per definitie decadent. De eerste contacten die veel Afghannen met het westen hadden waren namelijk de Westerse hippies die in de jaren ’60 al snuivend en spuitend hun zelfverwezenlijking zaten uit te venten tussen de Afghaanse armoedzaaiers. Die armoedzaaiers leerden dat de blanke jonge westerlingen met al hun morele superioriteitsgevoelens vooral in twee zaken interesse hadden: drugs en seks. En ze hadden altijd geld.

Terugkerend naar de Griekse context zou het wellicht beter zijn om naast het toezeggen van grote sommen geld ook een systeem van ”checks and balances” te ontwikkelen. Dat is nu dan ook een speerpunt van de internationale politiek. Het zal nog een lange tijd duren voordat die checks and balances er zijn.

Misschien kunnen we leren van de geschiedenis van Newfoundland. Dit gebied behoorde niet werkelijk tot het Britse Canadese dominion tot 1935. Het ging er echter grondig mis met de overheidsfinancien en Griekse toestanden ontstonden tijdens de Depressie van de jaren ’30. De Newfoundlandse ‘bonds’ waren niks meer waard. Brits toezicht zorgde uiteindelijk voor verbetering en de Newfoundlandse overheid werd onder Britse curatele gesteld totdat orde op zaken waren gesteld. Dat lukt overigens niet erg. De redding voor Newfoundland was het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De grenzeloze economische actiteiten die deze oorlog met zich meebracht leverden Newfoundland ongekende rijkdom op door de geallieerde bevoorrading van Engeland over de Atlantische Oceaan. Die kant van de Tweede Wereldoorlog is naar mijn weten altijd onderbelicht gebleven; namelijk de enorme economische opleving die deze oorlog teweeg heeft gebracht. Eigenlijk vormde die oorlog het ware begin van de moderniteit en de ‘global village’ zoals wij deze kennen. Vele multinationals werden groot door die oorlog: Bayer, General Motors, Mitsubishi, en vele andere Japanse zaibatsu. De technische vooruitgang was gigantisch. Straaljagers, kernbommen, genetische manipulatie, moderne massacommunicatie, het radarsysteem en de gehele wijze waarop wij tegenwoordig organisaties managen: het komt allemaal voort uit oorlog. Het ”Executive” programma Harvard Business School is ontstaan als een opleidingsinstituut voor hogere militairen. Voor het eerst werden communicatie, logistiek, distribute, administratie enzovoorts integraal behandeld en zo is het moderne ‘integrale management zoals wij dit kennen nog steeds een product uit het Amerikaanse leger. zie http://www.hbs.edu/centennial/businesssummit/past-present-future/hbs-past-and-present.pdf.  Vandaar ook – wellicht - de obsessie voor mooie titels als Chief Executive Officer en Chief Financial Officer: het doet allemaal erg militair aan.

Maar goed, terugkerende naar Newfoundland: deze provincie bleef verschoond van oorlogsgeweld op de vele passerende Duitse U-boten na. Newfoundland is en blijf het enige voorbeeld waarin een  overheid na een staatbankroet daadwerkelijk tot een onder curatele stelling heeft geleid zoals gebruikelijk bij (rechts)personen. Wat zal het worden? Revolutie, een streep door de rekening of het Newfoudlandse scenario? Voor meer informatie over de Newfoundlandse crisis: http://www.heritage.nf.ca/law/crisis.html

 

De blunderende rechterlijke macht eindelijk aan bod

De rechterlijke macht staat sinds kort in hevige belangstelling. Enige tijd verscheen naar aanleiding in NRC Handelsblad zelfs een opinie-artikel van Prof. Wagenaar waarin hij mensen oproept om de rechters die de zaak Lucia de B. hebben behandeld voortaan de wraken.

De rechters zijn lang ontsnapt aan de algemene erosie van het gezag in Nederland. De advocaten waren de rechters al voor. In 2009 zijn meer dan 1000 tuchtrechtelijke geschillen aangespannen tegen advocaten. Een groot deel van de notarissen staat momenteel onder verscherpt toezicht. Het openbaar ministerie was al langer het mikpunt van kritiek. Nu zijn dus de rechters aan de beurt.

Nu is wellicht een deel van die kritiek een teken des tijds en ingegeven door de algemene moderne tendens om alles wat ook maar enigszins autoriteit vertegenwoordigt aan te vallen. Maar niet alle kritische geluiden zijn onzin. Zo is er bijvoorbeeld de in vergelijking met de landen om ons in het oog springende figuur van de rechter-plaatsvervanger. Deze plaatsvervangers zijn veelal advocaten. Vanwege het feit dat de rechter elke schijn van partijdigheid moeten vermijden mogen rechters geen advocaat zijn (artikel 44 Wet Rechtspositie rechterlijke ambtenaren). Maar andersom is het kennelijk geen enkel probleem. Deze anomalie is ondanks jarenlange kritiek nog altijd niet opgeheven. Dit houdt concreet dus in dat een advocaat als rechter-plaatsvervanger bijvoorbeeld een zaak voor zich krijgen waarin een kantoorgenoot partijvertegenwoordiger is of waarin een voormalig cliënt partij is.

Nederland is ook het enige land waar de combinatie advocaat-rechter op grote schaal voorkomt. In de Verenigde Staten wordt met betrekking tot deze situatie gesproken van ‘Hollandse toestanden’.

Een andere -overbekende- anomalie van het Nederlandse rechtsstelsel is de figuur van het gedogen. Ondanks aanzwellende kritiek op dit gedoogbeleid uit medische hoek en binnen de juridische wereld, worden bepaalde soorten drugs in Nederland nog steeds gedoogd. Ook die situatie is anno 2010 nog steeds niet aangepakt.

Arthur Doctors van Leeuwen pleitte onlangs voor een gecentraliseerdere wijze van toezicht op de advocatuur. Hij noemde de organisatie van de advocatuur pre-Thorbeckiaans vanwege de eigen koninkrijkjes binnen de verschillende arrondissementen. Op vele punten zijn in de afgelopen jaren verbeteringen geweest in de organisatie van de advocatuur, zoals de opheffing van het procuraat en de invoering van een landelijk rolreglement in civiele zaken. Het zou goed zijn om ook eens kritisch te kijken naar de wijze waarop de rechterlijke macht is georganiseerd.

Er gaan stemmen op om de rechtspositie van ambtenaren meer in lijn te brengen met die van werknemers in het bedrijfsleven. De rechtspositie van rechters als ambtenaren is zeer sterk. Zij worden immers voor het leven benoemd en kunnen alleen ingeval van misdrijven of zeer ernstige plichtsverzaking worden ontheven uit hun functie, zoals in het recente geval van een rechter die zichzelf geheel niet meer verzorgde en een behoorlijke stank verspreidde tijdens zittingen. Maar indien de rechter zij keer op keer blunderen zoals in de zaak Lucia de B., is er geen enkele kruid tegen opgewassen. Deze rechters worden dan vaak overgeplaatst naar een andere rechtbank, of naar de Nederlandse Antillen gestuurd voor een paar jaar in de hoop dat ze dan daar blijven.

De enige remedie in individuele gevallen kan dan inderdaad alleen wraking zijn. Tenzij de rechterlijke macht eens daadwerkelijk bepaalde onwenselijke zaken gaat aanpakken, vrees ik dat er voorlopig niks anders opzit dan om het advies van Prof. Wagenaar op te volgen en disfunctionerende rechters te wraken.

Stabiliteitspact: hoe lang nog?

scan00332.jpg

1...34567...9

Enseigner l'histoire au cyc... |
Anglais pour non-spécialist... |
videohistgeo6eme |
Unblog.fr | Annuaire | Signaler un abus | Le Lensois Normand
| Padiri Joseph FRAIPONT NDAG...
| cartes postales du morbihan