Archive | Actualiteiten RSS feed for this section

Van Coca tot Bananen en weer terug

banana 

Wat is de overeenkomst tussen de drugsoorlogen in Mexico en Colombia en de Nigeriaanse en Italiaanse maffia? In de eerste plaats het feit dat deze sterk met elkaar zijn verweven. De Mexicaanse cartels hebben de leiding in Colombia overgenomen, en Nigeriaanse handelaars trachten door het uitschakelen van tussenpersonen direct de drugs van de coca-boeren te kopen.

Intussen verplaatst de handel zich voortdurend: het Caribisch gebied wordt steeds intensiever bewaakt -tegen steeds hogere kosten- en ook het Colombiaanse leger gooit veel roet in het eten. De route via Afrika stijgt in populariteit ten koste van de traditionele route over zee of via de luchtvaart. Afrika is minder gereguleerd en biedt daarom nieuwe mogelijkheden. De Nigeriaanse maffia heeft dit snel ingezien en beheerst tegenwoordig bijna de gehele Afrikaanse drugshandel en een groot deel van de toevoer naar Europa en Nederland, waar Amsterdam zoals altijd een prominente plaats inneemt. In Europa werken zij samen met de Hollandse drugsjongens, de Italiaanse maffia, camorra en ndranghetta, die op hun beurt weer goede contacten hebben met hooggeplaatste politici en ‘normale’ zakenlieden in de ‘Bovenwereld’. Deze investeren hun verdiensten vervolgens weer in banken en Caribische offshore-vennootschappen en zo is de geografische cirkel weer rond.

Ik zeg natuurlijk niets nieuws. De drugshandel is een complex systeem met producenten, afnemers, specialisatie etcetera. Eigenlijk net al ieder ander productieproces maar dan illegaal. Daarom is het ook zo moeilijk aan te pakken: het gaat om een complex systeem met steeds wisselende actoren, die net als Medusa steeds weer de kop opsteken zodra elders een kop wordt afgehakt. Bovendien groeien de coca-bomen gewoon als natuurlijke vegetatie in die gebieden, net zoals de beuk of de eik hier in Nederland. Zo wordt het wel erg moeilijk om niet aan de gouden blaadjes te gaan zitten.

Een belangrijke factor die de drugshandel instandhoudt is het feit dat drugscartels en maffia-organisaties van allerlei snit in wezen een surrogaat-staat vormen, een parellelle overheid. Veel mensen verdienen al dan niet door omstandigheden gedwongen hun brood met de drugshandel. De organisaties bieden hun mensen een zekere mate van bestaanszekerheid en soms zelfs scholing en verzekering tegen ziektekosten. Zo maken deze organisaties zich geliefd bij de mensen die er het slechtst aan toe zijn.

De internationale drugshandel zal, gelijk de slavernij eertijds, blijven bestaan zolang er geen ander economisch model zal ontstaan. Gezocht moet worden anar een alternatief model op basis waarvan de producenten, de kleine coca-boeren en de vele mensen die indirect hiervan afhankelijk zijn kunnen leven. Een ”War on Drugs” is ineffectief zolang niet tegelijk een strijd voor de verbetering van de sociale omstandigheden wordt gevoerd. De illegaliteit van drugs en de ”War on Drugs” in de huidige vorm heeft de prijs alleen maar doen stijgen en heeft slechts geleid tot een steeds verdere specialisatie en verharding in de drugswereld zelf.

Misschien is een eerste stap op de goede weg het bieden van goede alternatieven voor de surrogaat-staten. Als de allerarmste Colombianen en Mexicanen een ziektekostenverzekering hebben, brood op de plank en naar school kunnen, zullen zij minder afhankelijk zijn van de drugsbaronnen. Wellicht vormt een weliswaar controversieel maar niettemin goed voorbeeld juist de in veler ogen perfide Amerikaanse mega-onderneming de ’United Fruit Company’, die al aan het begin van de 20e eeuw aan vele Colombianen, Guatamalteken en Panamezen werkgelegenheid en zekerheid bood in de vorm van scholing. Dit bedrijf had de beschikking over eigen spoorwegen, een eigen distributiesysteem, eigen scholen en zelfs een eigen leger. 

De United Fruit Company (hierna: UFC) wordt door links juist als voorbeeld gezien van kapitalistische uitbuiting. Terecht overigens want het bedrijf grossiere in corrupte praktijken. Vervolgens heeft de Amerikaanse inmenging in Guatemala het nodige kwade bloed gezet, wederom terecht. Maar feit is dat de sociale omstandigheden van dit mega-bedrijf – wellicht de eerste surrogaat-staat in de regio - het beter hadden dan de meeste andere werknemers in de regio.

In het geval van de UFC is teveel gekeken naar de kwalijke kanten van dit bedrijf zonder ook de goede kanten te belichten. Alsof een hogere standaard wordt opgelegd aan een Amerikaans bedrijf dan aan bijvoorbeeld Fidel Castro, die met zijn politiek evenzeer Cuba tot de rand van de afgrond heeft gebracht. Is het opleggen van een hogere standaard aan een ”westers” en dus ”blank” bedrijf dan aan een overheid uit de ”derde wereld” (hoewel Castro en de zijnen tot de blanke elite behoren) geen verkapte vorm van racisme? Inmiddels heeft het linkse radicalisme dat in de UFC en dergelijke de belichaming van het kwaad zag, echter ook veel van zijn glans verloren.

Politiek dogma’s staan vaak een oplossing van complexe problemen in de weg, dat geldt in de Griekse euro-crisis evengoed als in Latijns-Amerika. Dus misschien kunnen beleidsmakers misschien weer eens het beruchte dossier van de UFC induiken en kijken op welke manier men ertoe kan overgaan om gewoon weer koffie, tabak of andere wel legale producten te verbouwen. Met weglating van de kwalijke praktijken van de United Fruit Company, maar onder instandhouding van het sociaal beleid van dit bedrijf. Zonder  a-priori veroordeling van Amerikaanse ‘kapitalistische praktijken’ maar met een nuchtere blik. Dan kan een middenklasse zich eindelijk ook in die gebieden vormen, net als in Brazilie, waar president Lula als socialist het economisch beleid van zijn rechtse voorganger Fernando Henrique Cardoso (die zelf weer was beinvloed door de recent overleden econoom en jurist Celso Furtado) volledig heeft voortgezet. In ieder geval hebben we dan geen Che Guevara of Tanja Nijmeijer meer nodig of andere dweepzieke romantici met moordwapens in de hand. Liever gewoon realisten met een nuchtere kijk op de zaken zoals Cardoso en Lula.  

De complexe Columbus van Simon Wiesenthal (het onbekende Latijns-Amerika deel I)

santangel Luis de Santangel, wellicht ‘s werelds eerste durfinvesteerder en makker van Columbus

De ontdekking door Columbus van Amerika in 1492 wordt terecht als een van de belangrijkste gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis gezien. Zowel op cultureel gebied als in economische zin, zoals ook Adam Smith al erkende in de 18e eeuw, waaraan hij overigens toevoegde dat de verstrekkende gevolgen nog niet geheel te waren overzien. Adam Smith leefde namelijk in de periode dat de Industriele Revolutie op de Britse eilanden in volle gang was, maar de wereld nog niet geheel werd gedomineerd door Europese machten. Wie ooit de film The Mission heeft gezien, weet dat tot ver in de 18e eeuw grote delen van het binnenland van Zuid-Amerika nog weinig waren beroerd door de Spanjaarden en Portugezen. Ook de kolonisatie van de Afrikaanse binnenlanden moest nog plaatsvinden.

Toch kan 1492 gezien worden als de eerste aanzet van de Europese expansie. De aankomst van Columbus op de Bahama’s markeert zelfs, al is het vrij kunstmatig, in veler ogen de scheidslijn tussen de Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Nu zijn er hele boekenkasten vol geschreven over Columbus en de tijd die na de ontdekking van de Nieuwe Wereld volgde, de periode van de conquistadores. Er is veel kritiek geweest op het vieren van deze gebeurtenis in 1992 omdat het de beginakte vormde van de vernietiging van een geheel continent en zijn bewoners. Ook klonken kritische geluiden dat het helemaal geen ‘ontdekking’ zou zijn geweest. Immers de oorspronkelijke bewoners woonden er al sinds Indianenheugnis.  

Allemaal terechte kritiek. Maar toch markeert 1492 ontegenzeggelijk een breuk in de geschiedenis voor zowel de overwinnaars als de overwonnenen. Het vreemde is dat juist de grootste ontdekker ter wereld, Columbus zelf, altijd omgeven is gebleven door mysterie. Cristobal Colon, Cristoforo Colombo: het lijkt wel alsof het gaat om meerdere persoonlijkheden. Was hij nu een Spanjaard, een Italiaan, een Catalaan, of toch een Portugees?

De onbekendheid van de persoon Columbus als belangrijkste man in de moderne geschiedenis is een welkom onderwerp van interpretaties. En daar bedoel ik mee te zeggen dat de man de kleur aanneemt van de optiek van waaruit onderzoekers Columbus bestuderen. Volgens de Spaanse geschiedschrijving betrof het uiteraard een Spanjaard, Cristobal Colon. Volgens de Italianen was hij een Genuees: Cristoforo Colombo. Sommigen menen dat hij een Catalaan was, of zelfs eigenlijk toch een Portugees.

De onduidelijkheid omtrent Columbus deed mij denken aan dezelfde vaagheid die een ander groot man in de geschiedenis omringt. En dat is Baruch de Espinoza. Ook bij hem die verschillende spellingen. Bento de Spinoza, of Baruch de Espinoza, of juist andersom. Bento (”gezegend”) is een vertaling van het hebreeuwse ”Baruch” (vgl. het arabische ”Barack” van Obama).

De link tussen de twee mannen legde ik pas na lezing van een vrij onbekend (geloof ik) boek van Simon Wiesenthal, de bekende nazi-jager. Hij kwam vanwege zijn werk veel in de Verenigde Staten en geraakte zeer geinteresseerd in die andere grote genocide van de laat 19e en begin 20e eeuw, die van de totale vernietiging van de Noordamerikaanse Indianen. Een genocide waarbij zelfs de Armeense genocide in het niet valt (wellicht is het tijd voor een wet die het ontkennen van de Indiaanse genocide verbiedt?).

Wiesenthal kwam zo via de Indiaanse genocide bij Columbus. Daarbij stuitte hij op documenten die aantoonden dat de onduidelijkheid over de herkomst van Columbus deels voortvloeide uit de officiele geschiedschrijving waarbij ieder land zich de man toe-eigende. Maar ook meende Wiesenthal dat de schimmige herkomst van Columbus voortvloeide uit het feit dat Columbus zelf ook niet wist waar hij bij hoorde. Hij was bovenal een bekeerde Iberische Jood zonder vaderland. Een marrano dan wel een converso. Een ontheemde die op zoek ging naar een nieuwe wereld om daar vrijheid voor het Joodse volk te vinden. Wiesenthal schreef deze theorie neer in zijn boek ‘Zeilen der Hoop, de geheime missie van Christoffel Columbus’‘ uit 1973. Het lijkt vergezocht, maar is het dat ook? Simon Wiesenthal, toch geen dommerik, komt met goede argumenten die zijn gebaseerd op door hemzelf verricht direct bronnenonderzoek. Inderdaad klinkt het plausibel dat een Jood die zich wellicht vrijwillig, of door omstandigheden, had bekeerd tot het christendom, zich zacht gezegd enigszins ”ontheemd” moet hebben gevoeld in het Spanje van na de val van Granada.

Journalist Chris van der Heijden heeft ooit een fraai boek over Spanje en Latijns -Amerika de periode van 1492 tot ongeveer 1525 geschreven genaamd ”Zwarte Renaissance”. Daarin legt hij in fraaie bewoordingen uit hoezeer de kruisvaardersmentaliteit van het Spanje van de reconquista doorwerkte in de conquista van Amerika.

Wiesenthal legt de link tussen de reconquista en de conquista nog directer. Hij meent zelfs dat er een causaal verband tussen de twee bestaat in de vorm van Columbus. Daarmee wordt de man bijna een metafysisch geheel, een overgang tussen twee tijdperken en twee werelden, Oud en Nieuw. Maar ook temporeel is een een verband, aldus lees ik Wiesenthal. De eerste schepen van Columbus voeren uit op 3 augustus 1492, precies de dag nadat de ”deadline” voor de Joden om Spanje te verlaten was verstreken. Op 2 augustus 1492 moesten de Joden zijn bekeerd tot goede christenen of moesten zij hun boeltje hebben gepakt. 

Wiesenthal meent dat de Joodse achtergrond van Columbus cruciaal is geweest bij zijn beslissing zijn riskante onderneming te beginnen. Ook toont hij overtuigend aan dat het niet koningin Isabella was die het hachelijke project financierde, maar de Joodse bankier Luis de Santangel (*), tot wie Columbus zich dan ook in eerste plaats richtte.

Hoe anders had de wereld eruit gezien als Columbus niet zijn reis had ondernomen naar het westen maar naar het oosten, zoals vele andere sephardische Joden. Die werden met open armen ontvangen door de Turkse Sultan, die goed doorhad dat deze kapitaalkrachtige lieden een aanwinst waren voor het Osmaanse Rijk. Als Columbus zich zou hebben gevestigd in Italie of in Thessaloniki had zijn carriere er heel anders uit gezien, en de wereld ook. Dan komen we bij ”iffy history”: misschien was het Aztekenrijk allang uit elkaar gevallen voordat de Europeanen Mexico hadden ontdekt. Ook in het Inca-Rijk rommelde het al rond 1500. Of misschien hadden deze Rijken zich kunnen vernieuwen en beter weerstand kunnen bieden tegen de Spanjaarden, hoewel dat niet waarschijnlijk was gezien het feit dat de meeste Indianen werden gedood door onzichtbare Spaanse hulptroepen in de vorm ziektekiemen.

Wat er ook zij van de eerste ”biological warfare” ter wereld, de feitelijke eerste wereldoorlog van de Spaanse conquista, feit is dat Christoffel Columbus,  letterlijk de ”brenger van Christus” (christoforos), niet alleen het Christendom met al zijn hypocrisie bracht, maar vooral ziekten. Misschien had hij daarom beter Pathogenoforos Columbus kunnen heten. En de bekering der Indianen vond in de regel plaats onder doodsdreigementen. De Indianen hadden immers niet zoveel op met die blanke God. Zij wilden sterke Goden in de vorm van panters en roofvogels, jagers en heersers over de natuur, geen hypocriete ”loser” die ondanks al zijn vrome praatjes aan het kruis was gestorven.

Resteert nog de vraag wat precies de motieven waren van Columbus om naar het westen te zeilen. Volgens Wiesenthal ging het om een zoektocht naar nieuw land voor het Joodse Volk. Zionisme avant la lettre: fantasie of zit er toch een kern van waarheid in? Wiesenthal was er niet echt de man naar om geschiedsschrijving louter voor zijn politieke doeleinden te gebruiken, zoals tegenwoordig vaak wel gebeurt. Zo leren sommige anti-Europese historici (die overigens meestal zelf Europeanen zijn) dat de Chinezen de pasta zouden hebben uitgevonden, en dat zij Kaap de Goede Hoop al zo’n 60 jaar eerder zouden hebben gerond dan Bartholomeus Diaz. Wiesenthal kwam al in 1973 met zijn theorie, toen dergelijke a-priori ‘fact-finding’ methodes (eerst komt de conclusie, daarna uitsluitend de argumenten die de vooropgezette conclusie kunnen dragen) nog niet erg in zwang waren.

Of heeft Wiesenthal zich Columbus op onrechtmatige wijze toegeeigend om Columbus als Joodse held te laten optreden? Dat lijkt niet waarschijnlijk nu Wiesenthal ook wel wist dat de komst van de Spanjaarden het einde van de Indiaanse cultuur betekende. Welk punt probeerde Wiesenthal hiermee nu precies te maken? Columbus was na zijn ontdekking vooral een mislukking. Hij vond zijn beloofde land niet, althans hij was zich er niet van bewust dat hij een nieuw continent had ontdekt. Vervolgens geraakte hij in allerlei problemen met het Spaanse gezag.

Columbus’ leven is dus geen aaneenschakeling van heldendaden die ons inspireren, maar een troebel geheel. Maar was hij een vroege zionist? Is dat de echte Columbus of de Columbus van Wiesenthal?

DIT HET EERSTE DEEL VAN EEN VIERDELIGE REEKS OVER ENKELE ONDERBELICHTE ASPECTEN VAN DE GESCHIEDENIS VAN DE BEIDE AMERIKA’S

(*) http://en.wikipedia.org/wiki/Luis_de_Sant%C3%A1ngel

The Family of Man

De beroemde foto uit 1903 van bankier J.P. Morgan (1837-1913) hieronder werd gemaakt door de beroemde Luxemburgs-Amerikaanse fotograaf Edward Steichen. Waarlijk geen vriendelijke man, deze J.P. Morgan. De armleuning waar hij op rust wordt vaak verward met een dolk. Was dit toeval of wellicht opzet van fotograaf Steichen om het kapitalisme als ”back-stabber” te portretteren?

morgan

Deze beroemde foto is symbolisch geworden voor het ruwe Amerikaanse kapitalisme van de 19e en vroeg-20e eeuw. Net als bijvoorbeeld de beroemde foto van een moeder met een verweerd gezicht en zeven kinderen het toonbeeld is geworden van de Depressie in de jaren ’30 (die foto is overigens niet van Steichen). 

Steichen werkte jarenlang aan zijn collecties, die ieder afzonderlijk als een kunstwerk kunnen worden beschouwd. Zijn magnum opus waarmee hij de gehele mensheid op beeld trachtte te vangen is ‘The Family of Man’. Tegenwoordig is de laatste versie van deze collectie te zien in het landelijke Luxemburgse plaatsje Clervaux. De gehele collectie is gerestaureerd door het ‘Centre national de l’audiovisuel (CNA) en als permanente tentoonstelling in het kasteel van Clervaux ondergebracht.

Zo herbergt het kleine bescheiden Luxemburgse plaatsje een werkelijk uniek monument van de fotografie. Een must bij een bezoek aan Luxemburg, niet alleen voor liefhebbers van fotografie maar ook voor iedereen met interesse in de turbulente ontwikkeling van onze ”menselijke familie” in de 20e eeuw, van de elegante belle epoque tot en met de rock en roll van de jaren ’60.

 

Everbody’s Burden

Al enige tijd is het stil rond Libie en Ghadaffi.  Het nieuws brengt af en toe nog wat treurige beelden van Navo-bombardementen op Tripoli in de naam van de democratie. Het ‘bevrijde’ Egypte is uit het beeld verdwenen. Tunesie evenzeer, behalve wanneer emigranten naar Lampedusa stromen en zich aldaar als vluchtelingen aanmelden om daarmee de felbegeerte asielstatus en dus een juridisch vangnet te verkrijgen. Enkel Syrie is nog dagelijks in het nieuws. Daar staat de soennietische bevolking klaar om de alevieten, druzen en de nog overgebleven christenen een staaltje onversneden moderne sharia-democratie te laten zien.

De vermoeide maar o-zo-opgewonden ronde oogjes van de Nederlandse journalisten op het Tahrirplein zijn verdwenen, evenals de vrolijke buikdansjes bij Pauw & Witteman. Het is domweg weer eens lekker oorlog, en Nederland doet vanouds mee in het westerse kamp, mits er maar geen slachtoffers vallen, want dan spelen wij de bescheiden rol van pianisten. Af en toe komt oorlogshitser Mladic in het nieuws, het is oud nieuws, Srebrenica lijkt al eeuwen geleden. Zelfs het verdwenen filmrolletje -ooit reden voor de val van een kabinet – is vergeten. Zelfs Joris Voorhoeve is de schaamte weer voorbij en kwebbelt met zachte wetenschappelijke wimpers over leiderschap alsof de hele Srebrenicakwestie nooit heeft bestaan. Het filmpje van een bierdrinkende Willem-Alexander met de veteranen is door de RVD taboe verklaard. Het bestaan van pro-Servische sentimenten onder de Nederlandse blauwhelmen zijn stelselmatig genegeerd. In werkelijkheid hadden de Boslimse moslims niets op met de Hollanders, en andersom was het niet anders. Oei. Sbrebrenica als kleine voorbode van de 21e eeuw.

En ‘what about’ de Arabische lente? De voorstanders van de Arabische lente zijn opeens stil geworden, wachtend op een nieuwe scoop. Dan gaan de buikdansjes bij Pauw & Witteman weer even uit de prullenbak en komt Petra Stienen, de Florence Nightingale van de Arabieren, weer in beeld om van de heldendaden van de nobele Arabische Wilden te getuigen. De interreligieuze rellen tussen moslims en christenen als moderne bestorming van de Bastille van het perfide Westen. Spannende beelden van hoopvolle mensen die werkelijk hopen op een beter land, totdat ook daarvan weer de nieuwswaarde is opgedroogd en de hoop op een betere toekomst en gelijkwaardigheid eveneens.

Ach, in werkelijkheid houden Nederlanders niet zo van revolutie. Raar maar waar. Onze strijd tegen de Spanjaarden had vooral te maken met het provinciale particularisme en de te drammerige pogingen van de Spaanse Koning tot modernisatie en uniformering van het Spaans-Nederlandse staatsbestel. De Nederlandse opstand was in zekere zin een conservatieve revolutie. Hoe graag we onszelf ook als vrijheidslievend volk zien, die vrijheid had meer te maken met afkeer van bemoeizucht van bovenaf dan met de moderne norm van tolerantie tegenover andersdenkenden. Die conservatieve aard der bevolking bleek ook al in de 18e eeuw, toen stadhouder Willem IV iedere verdere staatshervorming tegenhield. De Bataafse Republiek die daarna kwam was vooral een elitair gebeuren. En Koning Willem III, de Gorilla-Koning, pleegde nog in 1856 , toen ons eigen land inmiddels door Thorbecke was geliberaliseerd, een conservatieve staatsgreep in Luxemburg om het liberalisme daar de nek om te draaien. Daar durfde hij – een grote bewonderaar van de franse Keizer Napoleon III -wel.

De slavernij in de West schaften we pas in 1868 af, na alle andere westerse landen maar gelukkig nog net voor het Braziliaanse Keizerrijk en het toen nog Spaanse eiland Cuba. De discussie in eigen land destijds was weinig principieel. Geen Harriet Beecher Stowe was hier te lande te vinden om de zaak van de slaven te verdedigen, en een gefrustreerde Multatuli week uit naar Brussel. De altijd praktische Hollandse rekenmeesters trachtten het beste te maken van de emancipatie van de slaven. De slavenhouders moesten compensatie krijgen voor de onteigening van hun slaven en dat leverde de nodige problemen op.

Vol met anachronismen stellen cultuurrelativisten in eigen land dat de Nederlandse democratie al zo oud is, en dat wij er eeuwen over hebben gedaan om onze huidige liberale democratie te ontwikkelen. De Arabische landen komen daar nu pas aan toe. Inderdaad gaat de democratie terug tot middeleeuwse tijden toen de burgerij als aparte meritocratische stand opkwam, iets wat buiten Europa veelal inderdaad niet is geschied. Maar diezelfde democratie was in vroeger tijden bij ons niet wat het nu is. De prominenten van de Bataafse Republiek gruwden van het idee dat het klootjesvolk aan de macht geraakte, net zoals de Arabische leiders als Ghadaffi en Assad nu. Zoals de regenten uit de 18e eeuw gruwden van het klootjesvolk, gruwt de linkse elite uit Amsterdam nu van het schorriemorrie dat in de ban is van het rechtse populisme. Dat de Arabische wereld echter in tegenstelling tot ons huidige landje a priori ondemocratisch is, komt meer omdat democratie een uitzondering is in de geschiedenis der mensheid dan een regel. Wij in het westen zijn de uitzondering, niet zij.

Onze eigen democratie is vrij recent ontstaan en moet overigens ook gerelativeerd worden. De Amerikaanse Founding Fathers, de Franse revolutionairen en de mannen van de Bataafse Republiek moesten niet hebben van democratie zoals wij die nu kennen. George Washington hield slaven op Mont Vernon, en de Britten in India gedroegen zich als echte inheemse pasjas in plaats van democratie daar door te voeren. Pas in de jaren ’80 van de 20e eeuw begon de democratisering van de Britse kroonkolonie Hong Kong. De Europees-westerse democratie heeft dus buiten de westerse kerngebieden niet zo’n sterke invloed gehad als daarbuiten. Bovendien is het het evangeliseren van democratische waarden een verschijnsel dat pas ver in de 20e eeuw op gang kwam.

Wel onstond in de 19e eeuw het westerse beschavingsideaal. Maar de praktijk daarvan was niet zo fraai als de theorie. Multatuli wilde een betere behandeling van de Javaanse bevolking maar had een grondige afkeer van de Javaanse edelen en hun achterlijke tradities. In Suriname werden slaven langzamerhand gekerstend omdat zij zo volgzamer en loyaler zouden worden. Het beschavingsideaal werd nergens fraaier verwoord dan in het idee van de ”White man’s burden’ van schrijver Rudyard Kipling. Een fraaie theorie, maar di kwam erop neer dat andere volkeren moesten buigen voor ons, omdat wij deze arme lieden immers met de beste intenties kwamen helpen.

Moderne ontwikkelingssamenwerking is een moderne vorm van dit beschavingsbeginsel. Met een gulle hand ging Jan Pronk door de armste landen van de wereld, overal het evangelie van de ‘White Man’s Burden’ predikend. Suriname bijvoorbeeld moest onafhankelijk worden, omdat de stadscreolen dat wilden. Aan de marrons, de indianen, de hindoestanen, javanen, chinezen en boeroes werd uiteraard niets gevraagd.

De oostlibische opstandelingen, die hoogstwaarschijnlik weldra de Islamitische Republiek Cyrenaica zullen stichten, moeten volgens dezelfde ideologen van de ‘white man’s burden”, of zij nu in politieke zin links of rechts zijn, door ons bevrijd worden van hun dictator. Dat is kennelijk onze plicht, opdat zij de leer van de sanusi-sekte weer kunnen verspreiden over grote delen van Afrika zoals in de 19e eeuw. Maar, zo wordt dan gezegd, Europa heeft de traditionele culturen van Afrika vernietigd. In werkelijkheid was de gehele economie van Noordoost-Afrika reeds in de 16e eeuw geheel doordrongen van slavernij. Maar toch trekken wij het boetekleed aan. Om vervolgens wederom de bemoeial uit te hangen. De paradox van het moderne westen is dat schuldgevoelens over het kolonialisme juist hebben geleid tot betutteling en geknuffel van foute elites in ontwikkelingslanden. Allemaal de moderne versie van de ’White Man’s Burden’. Petra Stienen en Gretta Duisenberg vechten als moderne Mariannes voor de Arabisch-islamitische revolutie. Net als T.E. Lawrence, ofwel Lawrence of Arabia -de Britse hystericus die in 1917 de Arabische overwinning op de Turkse troepen claimde - eigenen ook nu westerse romantici, idealisten en hysterici zich de overwinning toe zonder zich te bekommeren om de mensen voor wie zij menen op te komen.

Ik zelf was in 2009 in het Jordaanse Aqaba, waar Lawrence of Arabia volgens de beroemde film op de treinwagon klom terwijl de bedoeinen hem aanbaden. Op die bewuste plek staat een enorme vlaggenmast met de Pan-Arabische revolutionaire vlag, zwart-wit-groen-rood. Maar niets dat herinnert aan Lawrence of Arabia. Ze hebben daar niks met die man. En terecht. Wat moeten ze daar met zo’n Britse hystericus? Die revolutie werd ook al toegeeigend door westerlingen, net als de huidige revolutie, tot grote irritatie onder de Arabieren. Toen was het Lawrence, nu zijn het Hollandse F16′s en Petra Stienen.

De enige vraag die de facto echt speelt is wat nu te doen met de Arabische bevolking. Net als met de slaven in de 19e eeuw, moet de linkse elite beslissen wat we met dat Arabische klootjesvolk moeten doen. Evangeliseren zouden we wel willen, maar dat mag niet meer. Dat gewone volk is altijd het grote probleem omdat zij geen interesse heeft in ons gezever of buikdansjes in de studio. Nobele wilden zijn zij nauwelijks meer. Het beeld van vette Arabische opstandelingen die met hun harige worstvingertjes een paar schoten in de lucht knallen, met harde muziek in hun pick-up trucks zand doen opstuiven appeleert niet echt aan onze romantische noties van revolutie. Wat kijken we graag weg als datzelfde klootjesvolk niet luistert naar ons liberaal-democratische gepreek, als ze niet voldoen aan ons ideaalbeeld van de nobele bedoeien. Slaven, Arabieren – of wie dan ook die wij westerlingen claimen te beschermen – moeten naar ons luisteren omdat wij zo redelijk en goedbedoelend zijn, zo vinden wij. Maar de objecten van onze achteloze affectie verzetten zich per definitie tegen onze goede bedoelingen omdat zij heel goed doorhebben dat de westerling geeft maar tegelijkertijd neemt.

Ze herkennen de westerse hypocrisie uit duizenden. Of het nu gaat om socialisten, liberalen of Geert Wilders. Voor de Arabieren is het allemaal hetzelfde soort superieur tuig, net zoals wij de Arabieren in werkelijkheid eigenlijk niet mogen, net zoals de Hollanders in Srebrenica stiekem een hekel hadden aan de moslims. We komen niet tot elkaar en zullen ook nooit tot elkaar komen omdat we liever vasthouden aan stereotypen dan dat we ons werkelijk in de ander verdiepen. Het zal altijd oppositie blijven. Op wetenschappelijk niveau, zoals de vroegere discussie tussen Edward Said en Bernard Lewis. Op politiek niveau tussen de Joodse Lobby (PVV) enerzijds en de Islamitische Lobby (PvdA) anderzijds. Of op straatniveau met protesten, rellen of nadat de stijd is gestreden een stilzwijgend naast elkaar leven. Stille haat en onbegrip. Nederland als een soort Brazilie maar dan zonder zon en met fanatieke trekjes, ieder voor zich en een kleine groep die het goed heeft en lak aan de rest. Een Niemandsland: everybody’s burden.

Voor de liefhebber hieronder beelden uit de beroemde film Lawrence of Arabia, waarbij alle orientalistische cliches samenkomen: de westerse held, romantiek, de nobele wilden die gered moeten worden door de westerse held. Winston Churchill, de grote imperialist die zijns ondanks aan de goede zijde kwam te staan in de Tweede Wereldoorlog, was een groot bewonderaar van Lawrence en zijn ”Grootse Daden”, die al dan niet terecht volledig worden ontkend en genegeerd binnen de moderne Arabische wereld.

YouTube Preview Image

 

 

 

Over Cijfers en Westenwinden

Er is veel misverstand tussen het Westen en de Arabische wereld. Een veelgehoord misverstand is dat de Renaissancee niet mogelijk zou zijn geweest zonder Arabische vertalingen van Oudgriekse werken. Een ander hardnekkig misverstand is dat ons numerieke stelsel afkomstig is uit de Arabische wereld en dat de gehele mathematika afkomstig is van Arabische geleerden. Inderdaad is het woord Algebra afkomstig uit het Arabisch, maar mathematika komt toch echt uit het Grieks (van ‘mathematikos’, studerend, lerend).

Wat wij ‘Arabische cijfers’ noemen, zijn eigenlijk Indische cijfers. De oude Indiers gebruikten, overigens net als de Romeinen en de Grieken, een decimaal stelsel, maar hadden daarvoor al ver voor onze jaartelling een schrift dat erg op het latere Arabische numerieke stelsel leek. Het Devanagari numerieke stelsel, dat al in de Oudindische oudheid was ontwikkeld, kende de nul al lang voordat Arabische mathematici hiermee in aanraking kwamen. Overigens ontwikkelden Arabische geleerden de algebra wel verder. Het Devenagari-stelsel kende al het teken ’0′ voor onze nul, zoals hieronder te zien valt. Daaruit blijkt ook hoezeer hun tekens (de afbeelding betreft overigens een nieuwere vorm uit de 11e eeuw na Chr.) overeenkomen met de onze, en ook met de Arabische cijfers. De Arabieren waren al in een vroeg stadium, in de 8e eeuw na onze jaartelling, in aanraking gekomen met het Voorindische subcontinent en namen de oudindische wetenschap gedeeltelijk over, zoals zij dit ook deden met de werken van de Griekse oudheid waarmee zij in aanraking waren gekomen na verovering van een groot deel van het voormalige Byzantijnse rijk een eeuw eerder. Hieronder valt het Devanagari-numerieke stelsel te zien:

Over Cijfers en Westenwinden dans Achtergronden Indian_num_4

Dat de Arabische cijfers hiervan zijn afgeleid, valt goed te zien wanneer men het Devanagari-stelsel vergelijkt met het Arabische numerieke stelsel. De Arabieren zelf noemen hun stelsel ook ”Indisch”. Zij doen dus zelf niet moeilijk over de oorsprong van hun numerieke stelsel. Ook is er geen twijfel mogelijk over de oorsprong van de nul: die komt uit Voor-Indie. Correcter zou dus zijn om te spreken over ”Indische cijfers”.

Een ander ‘bewijs’ -hoewel zeer circumstantial zoals men in Amerikaanse trial-series dat zo fraai zegt – van het feit dat de Arabische cijfers niet uit het Arabische schiereiland afkomstig zouden zijn maar vanuit India is dat de Arabische getallen van links naar rechts worden geschreven in plaats van andersom zoals bij het schrift. Een Arabische auteur die een jaartal opschrift moet zijn schrijfproces even onderbreken en in tegengestelde richting schrijven. Alsof de wereld van de getallen indruist tegen de wereld van het schrift, althans de getallen een geheel aparte positie innemen binnen een denkproces.

Het feit dat wij onze cijfers ”Arabisch” noemen komt omdat de Arabische cijfers in Europa werden geintroduceerd door Arabische geleerden. De belangrijkse Arabische mathematicus was Mohammed ibn-Musa al-Khowarizmi, die in de 9e eeuw in Bagdad leefde, de Arabische Gouden Eeuw. Hij schreeft een boek over het Hindoe-systeem waarvan wij enkel nog de Latijnse vertaling kennen als De numero indorum, “Over de Indische nummers”. Vervolgens schreef hij een veel belangrijker werk Al-jabr w’al muqabalah, waarvan ons woord Algebra is afgeleid. Dit befaamde werk vormde de basis van de moderne wiskunde. De naam van de auteur leeft via de Latijnse vertaling daarvan, ”Algorismus,” voort in het woord ”algoritme”.

Overigens komt ons woord ‘cijfer’ wel via het Frans van het Arabische ‘sifr’ (het Arabisch kent geen ‘c’, alleen verschillende ‘s’-klanken, de Romeinen spraken deze vreemde typisch Latijnse letter overigens ook uit als ‘k’) en is daarin duidelijk de Arabische erfenis te herkennen. Ons woord ”nul” is van Latijnse oorsprong (nulla) en betekent niet anders dan ”niets”. Het is opmerkelijk dat het in de ons omringende landen veel gebruikelijkere woord ‘zero’ door de Venetianen werd geintroduceerd als zefiro, dat ook afstamt van het Arabische ‘sifr’, dat ook daar ‘niets’ betekent. Het Venetiaanse zefiro is overigens ook gelijk aan, maar niet verwant aan het Oudgriekse woord voor de westenwind, Zefiros, die schepen naar het Oosten bracht. De westenwind die de Venetiaanse schepen naar de Levant bracht en daarmee eeuwenlang rijkdom en voorspoed inluidde voor de Noorditaliaanse stad.

En de Italianen vonden de moderne boekhouding uit, met de balansen die altijd zo fraai in evenwicht zijn (of lijken) op welhaast mathematische wijze. Een systeem zoals wij dit nu nog kennen, en waar creatieve boekhouders in de 21e eeuw nog altijd veel plezier aan beleven. Net zoals veelverdienende bankiers nog altijd graag een extra ’0′ achter hun salaris plakken, en daarmee onbedoeld eer betonen aan de oorspronkelijke betekenis van dit Indische teken: voor ledigheid, ”niets”. Had ik dit als alfa maar op school geleerd, dan was de wiskunde voor mij persoonlijk veel meer gaan leven.

Bronnen, o.a.: http://www-history.mcs.st-andrews.ac.uk/HistTopics/Arabic_numerals.html

Sherlock Holmes: Mysterie in Montreux

 

montreux
Afb: Montreux vanaf het water

Hoewel het nog lang geen komkommertijd is, en die er waarschijnlijk komende zomer ook niet zal komen, heeft Palamedes nogal wat stof laten liggen de laatste maanden. Het bezoek van Koningin Beatrix aan Sultan Kaboes van Oman wakkerde een sluimerend vlammetje aan, en dan heb ik het niet over brandende olieleidingen of opstanden die worden onderdrukt in Bahrein waar slechts Al Jazeera nog in is geinteresseerd.

Het dynastieke dictatorschap in het Midden-Oosten lijkt langzamerhand het onderspit te delven. Democratie wordt als wenselijk toekomstbeeld genoemd waarbij al snel wordt gekeken naar Europa waar de democratie stevig verankerd is. Daarbij wordt weleens vergeten dat Nederland net als in veel andere Europese landen tot 1848 ook een monarchale dicatuur was.

Onlangs las Palamedes eindelijk het boek ‘Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren‘, dit boek over de drie Koningen Willem (1813-1890) dat in de ogen van onze oud-premier Balkenende een ‘onfair’ beeld gaf van onze eerste familie. U weet wel, diezelfde premier die nooit zelfs maar een beleefdheidsbezoekje aan de familie Van Gogh heeft gebracht na de moord op Theo van Gogh. Ieder volk krijgt de leiders die het verdient.

De Oranjes zijn van huis uit echte anti-democraten. Het genoemde boek beschrijft op vlotte manier de soms deze en andere vreemde trekjes van deze eerste familie van Nederland, zoals een sappige scene waarbij de rabiate anti-democratische Koning Willem III op een balkon in Montreux zijn kamerjas opengooide om zijn koninklijke geslachtsdelen te tonen aan passagiers van langsvarende boten. Maar dat was volgens sommigen niet het grootste euvel van de man. Op pagina 71 van het boek staat:

In de loop van Willem III’s regeerperiode draaide het roddelcircuit op volle toeren. Het opmerkelijkste gerucht was dat de koning zijn eigen vader zou hebben vermoord. Het was algemeen bekend dat vader en zoon op slechte voet stonden. Tegen het einde van Willems regeerperiode, in 1887, stelde de socialist Sicco Roorda van Eysinga dit gerucht op schrift.’

Voor een goed begrip: in die dagen waren socialisten nog echt vijandig gezind jegens het Koninkshuis. Het waren de dagen van voor Troelstra. Maar wie was nu eigenlijk deze Roorda van Eysinga? Op het internet lees ik dat hij de auteur was van ‘Vloekzang en Koning Gorilla‘, en ‘Uit het leven van Koning Gorilla’, schotschriften gericht tegen Willem III; Roorda van Eysinga heeft overigens ook in Nederlands-Indie in dezelfde tijd als Eduard Douwes Dekker pamfletten geschreven tegen de slechte behandeling van de Javanen door het Nederlands gezag, met de nodige kwalijke consequenties voor zijn eigen carriere (*).

Roorda van Eysinga overleed in 1887, kort nadat hij Koning Willem III had beschuldigd van vadermoord. Roorda van Eysinga was duidelijk geen Oranjefan, en dat is misschien een reden om aan te nemen dat hij een persoonlijke vete had met de monarch. Maar toch, waarom stierf Roorda van Eysinga in 1887, zo kort na zijn laatste pamflet waarin hij zijn beschuldiging uitte?

Toevalligerwijs dat ik rond dezelfde tijd ook – als fan van de verhalen van Arthur Conan Doyle – de verhalen van Sherlock Holmes aan het herlezen was. In de verhalen van Sherlock Holmes wordt regelmatig kort verwezen naar andere zaken die Holmes heeft opgelost elders (dit heeft geleid tot een hele cultus rond de ‘Untold Stories’ van Sherlock Holmes). In het verhaal ‘A Study in Scarlet’ uit 1888 vermeldt Holmes aan Watson dat hij in de afgelopen maanden een ‘delicate mission for the reigning family of Holland‘ heeft ondernomen. Holmes voegt daaraan toe dat de zaak zo delicaat is dat hij er verder niets over kan mededelen, zelfs niet aan Watson. Gezien de chronologie moet deze zaak zich rond 1887 hebben afgespeeld.

Zou de kwestie rondom het boek ‘Uit het leven van Koning Gorilla‘ een rol hebben gespeeld? Dacht Conan Doyle aan een samenzwering tegen Roorda Van Eysinga of misschien zelfs een moord die moest worden verdoezeld? Beschikte Roorda over belastende bewijzen over een moord door Willem III op zijn vader , Willem II, zaken die het licht niet konden verdragen? Een Koning beschuldigen van vadermoord is niet zomaar iets en logischerwijs inspiratie voor Conan Doyle om dit te vermelden in de verhalen van Sherlock Holmes. Holmes is uiteraard fictie, maar de beschuldigingen van Roorda van Eysgina aan het adres van de Koning waren echt! Het is en blijft speculatie wat er mogelijk gebeurd is. De feiten: Roorda van Eysinga overleed op oktober 1887, op 62-jarige leeftijd, als een gedesillusioneerde socialistische intellectueel. Hij stierf in Montreux, dezelfde plaats waar de Gorillakoning zijn priapistische voorstelling had gegeven.

Onfair beeld? Van wie eigenlijk? Wie moeten we geloven: de entourage van Willem III of van Roorda van Eysgina? Conan Doyle zou er misschien meer over hebben kunnen vertellen, maar aan hem kunnen we het niet meer vragen; wel is een constante lijn te ontwaren in de starre houding van de Nederlandse politiek-bestuurlijke elite jegens lastige schrijvers en denkers (Theo van Gogh, Multatuli, Ayaan Hirsi Ali, Wilders enz.). Want openlijke kritiek op de bestaande bestuurlijke orde van Oranje enerzijds en moderne regenten anderzijds kan aanzwellen tot rebellie. Voorlopig kunnen de Oranjes opgelucht ademhalen: hier geen stoelendans, geen rebellie maar debat, debat, debat over alles en nog wat tot het bittere einde en als iedereen zijn zegje heeft gedaan blijft alles bij het oude. Ieder in zijn bijna onzichtbare hokje.

Ondanks de anti-democratische houding van Willem III is Nederland een democratie gebleven, gewoon omdat de liberalen een sterke positie hadden. Toch waart de geest van de Gorillakoning nog rond. In alle windstilte voor de storm treffen Beatrix en de tweede vrouw van Sultan Kaboes elkaar binnenkort weer in Londen en in Monaco voor de aanstaande Koninklijke huwelijken: een leuk moment om weer eens onder gelijken bij te praten.En het bedrijf van oud-lakei Balkenende gaat goed kijken waar het geld van de koningshuizen in Oman en Den Haag nu het beste geparkeerd kan worden, alles via een ingewikkeld bouwwerkje van nepvennootschappen ….in de Kanaaleilanden, het Caribisch gebied en….wellicht Qatar? Een echte Sherlock Holmes die hier achteraan gaat! Wie schrijft het verhaal?

(*) bron: www.iisg.nl

Ying en Yang in de boardroom?

boddhi

Afb: de Boeddha, beschermd door de Griekse held Herakles (Gandhara/Kandahar, Afghanistan)

Enige tijd geleden was er een programma op televisie met journalist en presentator Jeroen Smit (bekend van o.a het boek De Prooi). De naam van het programma staat mij even niet meer voor de geest, maar de essentie ervan was dat het Westerse denken zijn langste tijd heeft gehad. Wil het Westen overleven dan moeten wij oosterse denkwijzen adopteren, zo was de teneur. Helaas werd in het programma niet gespecificeerd wat nu eigenlijk het verschil is tussen Westers en Oosters denken. Is Japan bijvoorbeeld nu Westers of Oosters? Het meest gangbare onderscheid dat wordt gemaakt is dat het Westerse denken is gebaseerd op rationaliteit, individualiteit, persoonlijke groei, tegenstelling, lineair denken, eigen verantwoordelijkheid en vrijheid. Om maar een paar elementen te noemen. Het Oosterse denken wordt vaak gepresenteerd als gericht op harmonie, samenhang, onderlinge afhankelijkheid van tegengestelde elementen (ying en yang), groepsdenken, circulaire relaties; etcetera.

Bij nadere beschouwing blijkt de grens tussen Oost en West echter zeer arbitrair. Eigenlijk is de bewering van Jeroen Smit dat er een tegenstelling tusen Oosters en Westers denken bestaat – en zijn gevolgtrekking dat het Westen nu eindelijk eens Oosterse denkwijzen zou moeten adopteren -een op zich al een bewijs van het feit dat hij zelf typisch een westerling is. Omdat hij a priori een tegenstelling ziet die er niet noodzakelijkerwijs is.

Ook op een ander niveau is het bij lange na niet zo dat Westerlingen zich niet in eerdere tijden zouden hebben verdiept in oosterse filosofie. Vanaf met name de 19e eeuw zijn talloze filologen, antropologen en theologen uit heel Europa en vooral de Duitstalige landen zich grondig gaan verdiepen in het hindoeisme, boeddhisme en andere oosterse denkwijzen. De lijst van prominenten die zich hebben gebogen over de gemeenschappelijke wortels van het westerse en oosterse denken is te lang om op te noemen. Carl Jung, de beroemde Zwitserse psychoanalyticus van de 20e eeuw had bijvoorbeeld een grondige kennis van oosterse filosofie. Nietzsche, Von Humboldt, Schopenhauer, om maar een paar andere grote denkers te noemen. Hermann Hesse schreef in de 20e eeuw zijn beroemde boek over het leven van Siddharta, en in de jaren ’60 van de vorige eeuw trokken jongeren naar India om daar in kloosters te mediteren en te blowen in Kabul.

Maar natuurlijk zou men kunnen beweren dat deze westerse interesse voor het oosterse denken (ik laat de definitiekwestie  over wat ‘West’ en wat ‘Oost’ is hier kortheidshalve even achterwege) meer een vorm van exotisme was en is, en dat dit iets anders betekent dan het werkelijk ondergaan van culturele invloed. Maar is Jeroen Smit niet een exponent van hetzelfde fenomeen?

Op meer conceptueel en zelfs filosofisch inhoudelijk niveau is overigens ook de scheiding tussen West en Oost niet zo eenvoudig te leggen. Immers is het Christendom ook beinvloed geweest door de Mesopotamische religies, die wij toch heden niet als westers beschouwen. Maar ook de beroemde Indische epen zoals de Baghavad Gita (zie tevens de video bij het artikel helemaal onderaan ‘Prometheus Lost in Paradise’) verraden ook sporen van Stoicijns-Grieks denken dat via de veroveringen van Alexander de Grote naar de Indusvallei werd geexporteerd. Marcus Aurelius was een filosoof en Keizer in het Romeinse Rijk, Ashoka en Chandragupta II (Grieks: Sandrokottos) hadden eenzelfde positie in India. Daar hoog in de Indusvallei ontstond vanaf de 3e eeuw voor Christus een unieke hoogstaande Grieks-Indische mengcultuur die het boeddhisme verregaand heeft beinvloed en deze religie van daaruit naar China heeft gebracht (zie video hieronder*). Grieken, Romeinen en de Voor-Indiers waren als Indo-Europeanen aan elkaar verwant, zij waren allen polytheisten en spraken talen die erg veel met elkaar gemeen hadden. Het Indo-Europese Sanskriet (lett: ‘samen-geschreven’) dat veel oerwoorden met het Nederlands gemeen heeft (Tat is dat, Veda is wet, enz.) heeft als oosterse cultuurtaal invloed gehad in heel Azie; van de Indusvallei tot Sri Lanka,  Thailand, Indonesie, China, Korea en Japan. Het Sanskriet werd een dode taal maar vervulde eeuwnelang een zelfde functie in Azie als het Latijn in de Europese Middeleeuwen. Christenen vestigden zich in Malabar (India) en in China en ondervonden daar groot respect. De figuur van Jezus kon gemakkelijk ingebed worden in de alomvattende boeddhistische leer. Interactie gebeurde ook andersom. De afstammelingen van Alexander de Grotes leger bekeerden zich geleidelijk tot het boeddhisme. En om een voorbeeld te geven van de interactie tussen de Grieken en Boeddhisten: In de Grote Kroniek van Lanka, een kroniek over de ontwikkeling van het Boeddhisme in Sri Lanka tot aan 325 n. Chr wordt een omvangrijke delegatie uit het land van Yona (: Ionie, Griekenland) beshreven tijdens de inwijding van de grote Stoepa van Lanka (**)

De ideologische tegenstelling tussen Oost en West is ontstaan  als gevolg van rivaliteit tussen twee profetische openbaringsgodsdiensten, het Christendo, en de Islam. Deze rivaliteit werd dogmatischer in de loop van de Middeleeuwen, toen als gevolg van de komst van de Islam in West-Europa zelf (Spanje, Zuid-Italie, sommige delen van Zuid-Frankrijk) - en in later eeuwen – de invasies van de Turkse en Mongoolse horden vanuit Centraal-Aziatische steppen het contact langs de Euraziatische handelsroutes, de Zijderoutes, bemoeilijkten. Deze invasies richtten grote schade aan in de stedelijke centra van zowel de Arabische als de Chinese en Indische wereld. In de eerste instantie zorgde de Mongoolse overheersing voor een opleving van de handel tussen oost en west. Mongoolse dynastieen kwamen aan de macht van China tot Perzie. Toen de nazaten van de Grote Khan echter onderling begonnen te vechten betekende dit de genadeklap voor de zijderoute die Marco Polo nog zo gemakkelijk had afgelegd Timoer Lenk vernietigde alles wat in zijn buurt kwam. De islamitische wereld geraakte in een verstarring die al was ingezet voor de Kruistochten (maar die daar wel door werd versterkt). Maar mede omdat de heilige plaatsen van het Christendom in Islamtisch gebied lagen, bleven de Europeanen gedurende al die eeuwen interesse houden in het Oosten.

De echte tegensteling tussen Oost en West is zodoende die geworden tussen Christendom en Islam, waarbij overigens aan beide zijden werd vergeten dat beide godsdiensten eigenlijk in elkaars verlengde lagen. Het Nieuwe Testament werd in het Grieks geschreven. Ook de Islamitische beschaving ontleende zeer veel aan de Griekse beschaving, geholpen door Griekstalige christelijke minderheden in Islamitisch gebied. Beide beschavingen beschouwen zichzelf echter als het zout der aarde en bestrijden elkaar al eeuwen. Het niet-islamitische Oosten ontwikkelde zich gedurende al die eeuwen op eigen wijze, al had India te kampen met een nog fellere strijd tussen het Hindoeisme en de Islam, en bleef China zeker ook niet verschoond van bij ons minder bekende conflicten met moslims in eigen sfeer; ondanks enkele pogingen in India om de Islam met het Hindoeisme te verzoenen en andersom, overheerste ook daar eeuwenlang en tot op heden daar het antagonisme.

Dit alles geeft aan dat de tegenstelling tussen Oost en West niet zo eenduidig is als het lijkt. Er waren voorts ook conflicten binnen het Westen zoals die tussen het Latijnse christendom en de Orthodoxe wereld. De Islamitische wereld had te kampen met Shi’ieten, Sunnieten en vele andere fracties die elkaar fel bevochten in Jihads. In China woedde een ideologische strijd tussen het boeddhisme en het taoisme. Ook binnen deze conflicten ging het behalve om macht mede om de tegenstelling individu-staat, lineair versus cyclisch denken, enovoorts: en dat binnen dezelfde culturen, en ook tussen ‘Oosterse’ culturen onderling. Zo was het Grieks-Orthodoxe Byzantijnse Rijk net als China gericht op herhaling, continuiteit en cycliciteit. India was daarentegen veel dynamischer van aard dan het Byzantijnse Rijk. Ook de Islam in zijn Indische vorm was veel vernieuwender dan in het stamland van de Islam. Maar toch zien wij Griekenland niet als Oosters en India niet als westers.

De Europese ontdekkingsreizen hadden in zekere zin het doel de oude handelsbetrekkingen met het Verre Oosten te herstellen, door het Ottomaanse Rijk te omzeilen. Toevalligerwijs werd echter een Nieuwe Wereld ontdekt, die het Westen een geheel nieuwe dynamiek zou geven. De wereld was voorgoed veranderd en vanaf nu domineerde Europa de wereld in toenemende mate tot en met het begin van de 20e eeuw. De Europese suprematie was echter nooit een gegeven maar moest worden bevochten. De idealen van de Europese Verlichting, nu als zo typerend voor het westerse denken gezien, moesten zelfs in Europa worden bevochten door Napoleon. Daarna kwam de Romantiek al snel als tegenreactie. Leerstoelen in Orientalistiek werden in verschillende landen opgericht, vaak ook met het doel om deze kennis in de kolonien aan te kunnen wenden. Opmerkelijk genoeg waren het vooral Duitsers, die geen kolonien in Azie bezaten, (***) die zich het meest verdiepten in de Indische filosofie. Juist vanwege de Romantiek, waarbij Germaanse filologen stuitten op de opmerkelijke overeenkomsten tussen het Sanskriet en de meeste Europese talen.

In de 20e eeuw werd door een ingewikkeld proces van postkoloniale schuldgevoelens het oosterse denken, althans het boeddhisme door westerlingen omarmd als tegenwicht tegen het beweerdelijke westerse consumentisme en materialisme. Inmiddels in China zelf materialistisch geworden, en wordt het westen nu eindelijk geconfronteerd met fouten in ons eigen stereotype denken over het ”harmonieuze oosten” en het “decadente westen”. Het is logisch dat nu een correctie plaatsvindt en we het Oosterse denken niet meer beschouwen als inherent vreemd aan ons eigen denken. Een correctie die recht doet aan eeuwenlange wederzijdse beinvloeding die al sinds de Oudheid bestaat in het Euraziatische continent. Maar dat valt kennelijk niet goed in een tijd waarin vooral de verschillen tussen culturen worden benadrukt in plaats van gezamenlijke wortels; meer dan ooit leven we met allerlei groepen onder elkaar maar separaat.

Dat is misschien het meest treurige van het heden, de communicatiemiddelen tussen volken en culturen zijn enorm toegenomen, het conflict is er alleen maar groter op geworden. Op een klein groepje na dat modieus oosterse energie zit op te doen in de boardroom ergens aan de Zuidas. Terwijl zij net zo goed Marcus Aurelius zouden kunnen lezen, Freud, het Nieuwe Testament, Tolstoj of Spinoza. En vele anderen. Er is geen Oosters patent op diepgang of spiritualiteit. Europa biedt de grootste ideeengeschiedenis in de wereld, maar helaas kennen wij Europeanen onze eigen rijkdom bijna niet meer. De oude Grieken zeiden al: ken uzelf (gnoti seauton).

(**) volgens de Kroniek kwamen dertigduizend monniken uit Alasanda, een kolonie van de Yona (waarschijnlijk is dit Alexandria in Bactrie)

(*):

YouTube Preview Image

(***) afgezien van enkele Chinese verdragshavens; later in de 19e eeuw zouden zij wel in Nieuw Guinea en in Micronesie een kleine kolonie verwerven.

Van Minos tot Monnet

laby

Afb: Theseus en de Minotaurus in het Labyrinth

In zijn beroemde boek In Europa geeft journalist Geert Mak een boeiende beschrijving van het Europa van de 20e eeuw. Maar het zal iedere lezer zijn opgevallen dat hij vooral de duistere kant van Europa beschrijft, het Beest zoals een Britse journalist het treffend beschreef (*); het referentiekader van Mak en zijn generatie houdt vrijwel altijd op bij 1945, alsof er daarna niets meer is gebeurd in ons continent. Deze generatie referereert altijd aan de Tweede Wereldoorlog (Nazisme, Hitler, Holocaust etc.) om huidige ontwikkelingen te duiden. En hoewel dat logisch is, is het niettemin beperkt en een typisch West-Europees perspectief op de Europese geschiedenis (Mak is overigens ook geen historicus). Nooit schelden we iemand uit voor ‘Stalinist’, althans in ons deel van Europa. Het woord ‘communist’ is daarentegen een prima scheldwoord in Praag en Boedapest.

Het vreemde aan de gewoonte om steeds maar weer de Tweede Wereldoorlog aan te halen is dat andere belangrijkse Europese conflicten van na 1945 daarmee worden  onderbelicht, tegen malafide verdoezeling aan. De communistische terreur, de Goelag, de oorlogen in de Balkan in de jaren ’90 worden nooit aangehaald. In ons deel van Europa hebben wij deze verschrikkingen niet meegemaakt, maar dat maakt deze conflicten niet minder Europees van karakter.

Soms lijkt het alsof er politiek niets is gebeurd na 1945 in West Europa, maar dat is schone schijn. Het feit dat dit een succesverhaal is gebleken tot op zekere hoogte, is tegelijk het nadeel: het is als het einde van het sprookje, wanneer kort nog even wordt verteld ‘en daarna leefden zij nog lang en gelukkig‘. Het is deels ook semantiek en klank: woorden als subsidiariteit en gemeenschapstrouw liggen minder makkelijk in de mond dan krachtwoorden als Holocaust en fascisme. Een ander probleem is dat intellectuelen en mensen die zich daarvoor uitgeven weinig op hebben met de gewone man die prettig wil leven in een leuk huis en lieve kinderen. Geert Mak bijvoorbeeld toont in zijn boek – als echte exponent van de jaren ’60 – een duidelijk dedain voor het materialisme van het huidige Europa, maar lijkt niet te beseffen dat juist de grote idealen die hij mist in de huidige tijd Europa schade hebben berokkend.

Wie neemt het eens op voor de pragmatische en onromantische erfenis van Robert Schuman en Jean Monnet? Schuman en Monnet zelf waren idealisten maar ook burgerlijk, iets wat linkse intellectuelen grote kopzorgen geeft omdat zij deze twee elementen als water en vuur onverenigbaar beschouwen. Inmiddels zijn er toch 65 jaar verstreken sinds de Amerikanen en de Russen de kaart van Europa opnieuw opdeelden en de Europese geraamtes van staten zich aaneensloten tot wat nu is uitgegroeid tot de Europese Unie. Een verhaal op zich; en inmiddels heeft de EU ook al twintig jaar na de val van de communistische dictaturen despite itself overleefd. De EU heeft grotendeels door eigen toedoen een slecht imago gekregen. De Brusselse mandarijnen en lobbyisten staan ver af van waar het ooit om bedoeld was: oorlog in Europa uit te sluiten. Meer dan ooit is een debat nodig over de fundamenten van Europa en het lijkt er steeds meer op dat het riedeltje van mensenrechten, rechtsstaat en democratie onvoldoende is om de bewoners van dit werelddeel aan te spreken.

De weinige Eurosceptici in het Europese Parlement, zoals die van de PVV, worden bijna als ‘outcasts’ beschouwd door de grotendeels pro-EU parlementariers die natuurlijk voor eigen parochie preken. Ongetwijfeld valt veel af te dingen op het inhoudelijk niveau van de PVV-politici, maar het Euroscepticisme op zich is een welkome ontwikkeling, omdat dit de broodnodige vernieuwing met zich mee kan brengen. Het democratische deficit, de wijdverbreide corruptie en nepotisme, het zijn slechts enkele voorbeelden van zaken die op orde moeten worden gebracht. De EU in haar huidige waterhoofd-vorm spreekt niet meer voor zich als garantie voor vrede en veiligheid binnen Europa en heeft dus een nieuw soort politici nodig die niet louter wetgeving maken over de vorm van komkommers en de bescherming van zeldzame insekten, maar inhoudelijk en zelfs tot op zekere hoogte dogmatisch vormgeven aan Europa. Daar is lef voor nodig en een goed begrip van wat ‘Europa’ is en nog relevanter: hoe Europa er over nog eens 65 jaar uit moet komen te zien.

En juist op deze laatste vraag zal Palamedes trachten op eigen manier een antwoord te vinden in een nieuwe uit 3 delen bestaande reeks genaamd ‘De Ontvoering van Europa‘. Op anekdotische wijze, en zo min mogelijk meehuilend met de wolven. Om te beginnen met de Griekse mythe van de ontvoering van Europa en Koning Minos, de eerste Europese vorst met zijn beroemde Labyrinth waarin een monster schuilde dat half Man, half Beest was: symbolischer kan het oude continent niet worden voorgesteld. Maar het Beest is al voldoende beschreven, niet de Man. Dove ti nascondi?

(*)  referentie volgt. (Zie ook het eerdere artikel ‘Europa dood, leve Europa?’ van 14 maart).

YouTube Preview Image

 

Film review: Balibo (2009)

Balibo is een uitstekende film gebaseerd op het waargebeurde verhaal over de verdwijning van vijf Australische journalisten in Oost-Timor tijdens de Indonesische invasie van dit land in december 1975. De film probeert op zo authentiek mogelijke wijze hetgeen zich daar kan hebben afgespeeld te reconstrueren. Er zijn tegenwoordig veel films die gebaseerd zijn op waargebeurde verhalen, maar waarbij de werkelijk voorgevallen feiten meer als een achtergrond dienen voor romantisering. In Balibo is het bijna andersom: het feitenrelaas niet geheel bekend, maar het verhaal is zo authentiek dat het de waarheid waarschijnlijk dicht benadert. De film heeft eigenlijk meer weg van een documentaire dan van een thriller, en doet wat dat betreft denken aan The Killing Fields.

Balibo gaat over een gruwelijk conflict dat in 1975 begon en in 24 jaar tijd naar schatting 183.000 mensenlevens heeft gekost (*). Een bekend maar onbemind conflict dat begon in 1975 toen Oost Timor zich losmaakte van Portugal, iets wat Indonesie onder oud-dictator en massamoordenaar Suharto (een intieme vriend van ons Koningshuis) niet over zijn kant wilde laten gaan, daarbij intensief geholpen door de Verenigde Staten. Of beter gezegd op instigatie van de Verenigde Staten tegen de achtergrond van de toen door de Verenigde Staten gehulde Domino-theorie van een communistische wereldovername. 

Volgens die doctrine dreigde Oost Timor een communistisch land te worden na de val van Cuba, Vietnam, Cambodja. Gevreesd werd dat Oost Timor en de andere voormalige Portugese kolonien in Afrika: Mozambique, Guinee-Bissau en Angola binnen de communistische invloedssfeer zouden komen. Daarom moest Oost Timor deel worden van een westers georienteerd Indonesie onder generaal Suharto.

Het toont ook de schaduwzijde van de Republik Indonesia, een kunstmatig en neokoloniaal land, geboren uit een bloedige oorlog die niet zo mocht heten, een land dat tegenwoordig maar al te graag als een positief voorbeeld van een modern democratisch en islamitisch land wordt voorgesteld, onder andere door Mark Rutte.  Dit valselijk positieve beeld maskeert tegen overvloedige bewijslast in een repressief land dat minderheden, etnisch of religieus gedurende decennia is blijven vervolgen. Van Bali tot de Molukken en Westelijk Nieuw Guinea worden steevast de ‘goede burgers’, dat wil zeggen: de islamitische burgers opgestoken tegen etnische minderheden. Vaste strategie van de Indonesische overheid is om soldaten in burger te kleden en deze de voorhoede te laten vormen van zogenaamde ‘volksmilities’. Iets wat ook te zien is in Balibo.

Ondanks een vergaande decentralisatiepolitiek na het eind van het Suhartobewind, is de dominante positie van de Javanen nooit verdwenen. De keerzijde van de autonomie van gebiedsdelen Atjeh en West Nieuw Guinea is dan ook dat deze regio’s ondanks of juist dankzij de verkregen autonomie  -door middel van een corrupt lokaal gezag dat geld verdient aan de import van Javanen – een staaltje bewuste bevolkingspolitiek plaatvindt. Jakarta onderhoudt vooral goede banden met de lokale bestuuders. Java heeft daarbij als in alle opzichten dominant eiland in zekere zin de oude positie van de Nederlandse kolonialen overgenomen, die eveneens handig gebruik maakten van de lokale elites. Zodra de lokale bevolking hiertegen ageert gaat de tegenreactie gepaard met extreem geweld en keiharde ontkenning door de Indonesische overheid. Een Indonesische woordvoerder die met lastige vragen over genocide in Nieuw Guinea werd geconfronteerd noemde die kritiek het product van ‘a very good imagination’ (zie onder **, een video overigens al uit 2005: wie heeft recenter videomateriaal?)

De meervoudige maskerade van Republik Indonesia (modern, gedecentraliseerd, democratisch) dient een tweeledig doel: intern om de Javaanse suprematie als vervanging van de Nederlandse koloniale samenleving te rechtvaardigen en extern omdat het land graag door westerse politici naar voren wordt geschoven als een vleesgeworden droom van een moderne islamitische democratie. Dit politieke wajangspel trekt internationale investeringen en ontwikkelingssamenwerking aan.

Voorts wordt iedere kritiek op Indonesie in de kiem gesmoord. In de eerste plaats door vaak links georienteerde westerse ‘believers‘ in het moderne Indonesie, die het land als een troetelkind van een ’vriendelijke islam’ beschouwen. De groeiende Indonesische economie zorgt ervoor dat de bevolking zich nu nog rustig houdt, maar een beweging zoals we die in de Arabische wereld gedurende de afgelopen maanden hebben gezien valt niet uit te sluiten.

De Indonesische overheid weerlegt zelf iedere kritiek op eenvoudige wijze door de beschuldigende vinger terug in de handpalm te buigen, wijzend naar het aloude trio: kolonialisme, imperialisme en westerse arrogantie, welke taktiek bovendien dient als rechtvaardiging voor de huidige misdaden. Een afleidingstaktiek die helaas maar al te vaak doeltreffend is.

De weinig fraaie staat van dienst van Indonesie op het gebied van mensenrechten en minderheden wordt nu eindelijk eens aangestipt -al is het summier- door een film als Balibo, en dat is een groot goed in deze tijden.

(*) http://www.ad.nl/ad/nl/1013/Buitenland/article/detail/115480/2006/01/07/Bezetting-Oost-Timor-kostte-ruim-180-000-doden.dhtml

(**):

YouTube Preview Image

Prometheus lost in Paradise (I)

 

Prometheus lost in Paradise (I) dans Achtergronden Oppenheimer_beach

 Foto: Oppenheimer Beach, St. Johns (US Virgin Islands)

Laatst een interessante documentaire gezien over het leven Julius Robert Oppenheimer; de ‘Vader van de Atoombom’. Ik wist dat Oppenheimer vanwege zijn linkse opvattingen slachtoffer was geweest van communistenvervolgingen onder senator McCarthy en dat hij in 1954 werd uitgesloten van alle belangrijke beroepspodia waarvan hij tot dan toe prominent deel uit had gemaakt. Iets wat mij niet bekend was, is het feit dat Oppenheimer zich vanaf 1954 terugtrok naar de Amerikaanse Virgin Islands, die paradijselijke eilandengroep ten oosten van Puerto Rico. Ik wist dat filmsterren – evenals de zoon van Khadaffi- zich vermaakten op het eilandje St. Barths, en dat Richard Branson in een soort aziatische paleis-pagode woont op de Britse Virgin Islands; zelfs Jan des Bouvrie heeft een villa op Saba.

Het was vanwege geheel andere motieven dat Oppenheimer zich terugtrok in een kleine woning aan het strand van St. Johns. In 1954 was hij geconfronteerd met de grootschalige anticommunistische hetze en vanwege zijn linkse gezindheid had zijn verblijf op het eiland veel weg van een politiek ballingschap. Wel zeilde hij op zijn jacht. Het bescheiden huisje aan het strand is echter van een geheel andere orde dan de luxueuze villa’s van de louche beau monde; het geeft Oppenheimer de uitstraling van artistieke zielen als Robert Louis Stevenson, Paul Gauguin en Jacques Brel die zich eveneens terugtrokken om hun laatste dagen te slijten op paradijselijke eilanden.Maar zij trokken zich terug in de Stille Zuidzee, en niet in het Caribisch gebied. Een ogenschijnlijk klein maar niettemin wezenlijk verschil. Het zwijgende mysterie van het Polynesische tabu is in Caribische wateren unbekend en men kent er enkel de vloek van Columbus en de echo van slavernij. Het Caribisch gebied fungeert in de regel meer als een tijdelijk toevluchtsoord, een tropisch intermezzo voor tweederangs escapisten dan een echte rustplaats. Op zijn best biedt de turkooizen Caribische zee een decor voor een opstap naar een hoger niveau, zoals bij schrijver Lafcadio Hearn die twee jaar op Martinique verbleef en hier de definitieve vorm vond die later in Japan tot volle wasdom zou komen. Voor Gauguin was hetzelfde Martinique niet meer dan een eerste kennismaking met de tropen alvorens hij zijn beroemde werken in Tahiti zou schilderen.

Maar Oppenheimer was dan wel geen kunstenaar in eigenlijke zin, zijn leven was wel onconventioneel. Deze ‘Amerikaanse Prometheus’ (1) die nochtans niet Grieks maar Joods was, links georienteerd en geinteresseerd in Sanskriet en Indiase filosofie (2), mager als een Bengaalse asceet; en dat ruim voordat de India-hype in de jaren zestig zouden losbarsten. In de dagen van Eisenhower vormde Oppenheimer het tegenbeeld van het optimistische Amerikaanse zelfbeeld uit de jaren vijftig van Norman Rockwell en vetkuifen.

Weinig is bekend over het dagelijkse leven van Oppenheimer op St. Johns. Met een beetje fantasie is het niet moeilijk voor te stellen hoe hij met een glas rum op zijn veranda uitkeek over een ondergaande zon, midden in de Koude Oorlog gezeten aan een idyllisch strand mijmerend over de nucleaire wereld – zo ver weg, zo dichtbij- die nieuwe wereld die met Little Boy en Fat Man was ontstaan. Wroeging over zijn bijdrage, en wellicht nog meer onthutst door de onverschilligheid waarmee mensenlevens werden vernietigd (3). Ook zal hij uren, dagen, weken hebben gepiekerd over het verraad van zijn collega’s en verhoren in donkere zaaltjes; op een foto in de jaren ’60 ziet hij er uitgemergeld uit, als een doodgewone strandzwerver zoals die op ieder Caribisch strandje zijn te vinden. Het beeld doemt op van een door wroeging gekwelde en oudere Oppenheimer die gesprekken voert met een zwarte standzwerver.

Dat is wat eigenlijk het meest fascinerend is aan Oppenheimer: hij is een man van de vroeg-twintigste eeuw, die zijn hoogtijdagen belefde nog voordat image building en communicatiebureaus hun intrede deden, nog voor het televisietijdperk dat met J.F. Kennedy zou beginnen. Oppenheimer was een wetenschapper en een onafhankelijk intellectueel; zijn worsteling met het dilemma van de atoombom en zijn latere wroeging zijn echt. Iets wat moeilijk voor te stellen is in deze tijd waarin al onze gedachten en handelingen door sluwe marketing worden gemanipuleerd: van de wasmiddelen die we kopen tot de politici die ons land regeren.

Oppenheimer leefde zijn laatste jaren steeds meer teruggetrokken maar keerde wel geregeld terug naar de grote wereld. Zijn positie zou nooit meer zo worden als voorheen. Zijn dochter Toni, groeide op in de Caribische zon, leerde vloeiend creools-engels spreken en werd tot een echte ‘island girl’, verlegen en dwars tegenover spiedende journalisten maar onbekommerd zwemmend met de lokale kinderen; als volwassene zou zij worden gehinderd in haar carriere bij de Verenigde Naties vanwege het feit dat zij na zijn overlijden in 1967 teveel haar vaders nalatenschap verdedigde. Zij pleegde in 1977 zelfmoord in hetzelfde huisje aan het strand dat later “Oppenheimer Beach” zou worden genoemd; in echt Caribische traditie verwijzend naar de tijdelijke bewoners totdat een nieuwere naam wordt gevonden. Want in het Caribisch gebied wordt geen enkele plaatsnaam gedoopt- piraat en prelaat zijn even schuldig onder de felle Caribische koperen ploert - en zelfs niet de naam van de Amerikaanse Prometheus is er heilig. Alleen God de vader en moeder Afrika.

 

Dit is deel 1 van een drieluik over het leven van Julius Robert Oppenheimer 

(1) aldus de titel van zijn inmiddels beroemde biografie:  http://www.americanprometheus.org/

(1) Het beroemdste woord uit het Sanskriet is ongetwijfeld ‘avatar’: afstammeling (vgl. het Nederlandse ”vader”);

(3) zie video onder

YouTube Preview Image

Why is war so exciting?

Soms zeggen 5 minuten muziek meer dan vele boeken, krantenartikelen en talkshows bij elkaar. Gelukkig zijn er nog musici in deze tijd die de juiste vragen stellen. Zoals de Japanse componist Sakamoto, die vragen stelt die actueler zijn dan ooit. Weer een tsunami en uitbarstingen van geweld in het Midden-Oosten. De tsunami lijkt welhaast een straf voor de overmoed van de mens, maar in werkelijkheid laat ons gedrag Moeder Aarde koud. Alleen de mens zelf is in staat waardeoordelen te geven over goed en kwaad. En met de moderne tijd is de massa-oorlog gekomen, maar ook de massa-vrede. Meer mensen dan ooit in de wereldgeschiedenis leven in tijden van vrede. De Koude Oorlog is een Warme Vrede geworden. En dit roept vragen op naar de capaciteit van de mens om juist die vrede vorm te geven. Waarom werkt geweld erotiserend? Universele vragen die bijna niemand meer stelt dezer dagen. Althans zo lijken de reguliere media te suggereren. Vrede lijkt zo bijna wel een zwart gat, een niets, dodelijke verveling. Middelmatig, burgerlijk en saai. Oorlog daarentegen is spannend en nieuws. Bungeejumpen of parachutespringen zijn onvoldoende om de verveling te verdrijven. Oorlog voeren zit ons in het bloed. Tot 1914 was oorlog een ultimum remedium maar wel een algemeen aanvaard remedium, pas toen begon de verandering in het denken. Als de oorlogsdrum luidt, ontwaakt de strijder in ons die droomt van een clean kill die helaas zelden voorkomt. Goed en kwaad nemen weer vorm aan, waarbij de kwaden uiteraard altijd de anderen zijn. Grijstinten worden weer tot zwart en wit. Hoe meer doden, hoe groter de nieuwswaarde. De media worden geil van een ophanden zijnde invasie in Libie. Waarom vinden we doden zo spannend? Het begint met vragen stellen, maar wellicht is de manier waarop we de vragen stellen nog wel van groter belang:

YouTube Preview Image

Is Water as old as Gravity?

Is War as old as Gravity?

If I love Peace, do I have to love the trees?

Are there animals like Peace and animals like War?

Are there animals that like Peace and animals that like War?

Is Peace quiet?

Is making war an instinct we inherited from our hunting or farming ancestors?

Were farmers the first Warriors?

Do we Love without thinking?

Do we do the right thing without thinking?

When children fight with their brothers & sisters, are they learning how to make war?

How do we test the limits of our bodies without war?

Why do they compare war to a man, and peace to a woman?

Peace is unpredictable.

Why is war so exciting?

War is the best game and the worst life.

Is Peace the hardest work?

Is Peace a time of tension?

What are the different kinds of victory?

In a war? In a race?

Is despair a solution?

Why is it dangerous to say: never forget?

De EU dood, leve Europa?

botero

Afb: Fernando Botero, de Ontvoering van Europa

De Europese Unie is – als geheel – de grootste economie ter wereld. Toch lijkt Europa te lijden aan een identiteitscrisis. Wat is Europa? Wat kenmerkt de Europese beschaving en onderscheidt haar van de andere grote beschavingen op de wereld? De universaliteit van het Europese gedachtengoed wordt steeds heviger betwist. ‘Europese waarden zijn Europees, Aziatische waarden zijn universeel’, zoals een Aziatisch politicus aan het eind van de 20e eeuw zei. Dat is dus precies tegenovergesteld aan wat Europeanen tot ongeveer 2001 dachten.

Vreemd genoeg gaat het publieke ‘debat’ (kan iemand niet een andere term verzinnen?) steeds over islamisering en multiculturaliteit, maar steeds minder over wat nu Europees is; als wij spreken over islamisering moet er iets anders zijn dat wordt geislamiseerd, maar wat dan hetgene is dat wordt bedreigd, als een kennelijk passief slachtoffer, schijnt een gevoelskwestie te zijn. Wat bedoelt Rutte met ‘Nederland teruggegeven aan de Nederlanders’? Waarom stelt geen enkele journalist die simpele vraag aan Rutte?

Zo komen wij tot het ‘Joods-christelijke’ karakter van Europa. Maar is Europa enkel Joods en christelijk? Is dat niet een te theologische benadering, zijn het Joodse en christelijke element exclusief bepalend geweest voor Europa? Dit lijkt toch vooral ook een kwestie van met welke bril men kijkt en willekeur. Evengoed zou men kunnen spreken van de ‘christelijk-helleense beschaving’, want het Joodse element is al vertegenwoordigd in zowel het christendom als in het hellenisme. Maar evengoed zou men dan kunnen spreken van een helleens-arabische beschaving, tenminste als men over de islamitische wereld spreekt; immers heeft die beschaving ook veel overgenomen van de hellenistisch-griekse beschaving.

Misschien moeten we spreken over de ‘christelijk-humanistische beschaving’ omdat met deze benaming wordt benadrukt dat juist de kritische wijze waarop ieder dogma sinds Erasmus en anderen wordt benaderd bepalend is geweest voor de Europese samenleving na grofweg 1500, en de weg heeft gebaand voor de pijlers van de moderniteit: Verlichting, rationaliteit, empirisme, individualisme en naturalisme.

Maar wie naar de Europese geschiedenis kijkt vanaf het tijdperk Napoleon moet onderkennen dat ook de ‘tegenstromingen’ als de romantiek en het daaruit voortvloeiende nationalisme en elementen uit het fascisme eveneens een enorme invloed hebben gehad in het westerse denken, evenals de Industriele Revolutie en het socialisme; althans tot en met de Tweede Wereldoorlog respectievelijk 1989; het is kortom nog niet zo gemakkelijk om te duiden wat Europa nu precies Europees maakt. Paradoxaal genoeg is juist dit element van tegenstelling hetgeen typisch Europees is.

Over de Europese identiteit zijn hele boekenkasten vol geschreven, wat al bewijst dat het kennelijk gaat om een rekbaar begrip. En dat is maar goed ook. De voortdurende strijd van verschillende opvattingen, concurrentie tussen landen, tussen standen, Paus en Keizer, rationalisme en romantiek, tussen stad en land: dit voortdurend met elkaar overhoop liggen en toch een eenheid vormen is typisch Europees. De richtingenstrijd is in de 20e eeuw op dramatische wijze uit de hand gelopen, maar inmiddels kent een groot deel van Europa al 65 jaar vrede. Iedere keer is de Europese beschaving bijna dood verklaard, maar steeds weer vernieuwt zij zich onder druk, van binnen of van buiten. Daarom moet Europa wellicht ook niet bang zijn voor China of voor de Arabische wereld maar gewoon de concurrentie aangaan, net als vroeger. De grootste bedreiging voor een beschaving is immers ‘above all, its lack of confidence’.

De vraag is alleen of de Europese Unie als in de huidige constructie de noodzakelijke voorwaarde is voor een Europese wederopbloei: de Europese geschiedenis leert nu juist dat tijden van onderlinge concurrentie de grootste welvaart en culturele bloei met zich meebrachten en dat grote overkoepelende staten zoals het Romeinse Rijk, het Frankische Rijk, het Napoleontische Rijk, het Derde Rijk en ‘ Fort Europa’ weliswaar vernieuwing brachten (meestal in goede en soms in slechte zin) maar uiteindelijk niet standhielden. De Italiaanse Renaissance vondt plaats in tijden van oorlog en onderlinge strijd. De Industriele Revolutie zorgde voor grote sociale onrust, maar werd ingebed in de sociale welvaarsstaat (die nu weer op zijn retour lijkt).

Iets wat politici in Straatsburg niet altijd lijken te begrijpen is dat de Europese Unie niet hetzelfde is als ‘Europa’. Europa als cultuurgebied is iedere keer weer herrezen en een mogelijk uiteenvallen van de Europese Unie betekent geenszins het einde van Europa: integendeel, het is wellicht een logischer stap in de grillige Europese geschiedenis dan het blijven trekken aan een dood paard; als eenheidsworst of lijdend voorwerp van islamisering of ‘sinificatie’ zal Europa niet overleven, wel met zelfverzekerdheid zonder te vervallen in aloude arrogantie. Hoe lang de nu al zwikkende jaarlijkse karavaan van Brussel-Luxemburg-Straatsburg nog kan doorgaan zonder te bezwijken aan bestuurlijke obesitas: time will tell.

 

De onvolprezen bruggenbouwer van Desjima

desjima

Zicht op Desjima, 19e eeuw 

Door de tsunami staat Japan weer volop in de belangstelling in Nederland. Zoals bekend is de relatie tussen Nederland en Japan altijd al bijzonder geweest. In de eerste plaats omdat Nederland eeuwenlang, van de 17e eeuw toen Japan ”op slot” ging voor westerlingen, het enige kleine venster vormde naar de westerse wereld. De Hollanders mochten net als de Chinezen op beperkte schaal handel drijven met Japan. Opgesloten als zij zaten in Desjima moesten ze hiervoor een hoge prijs betalen, letterlijk maar ook figuurlijk in de vorm van het ondergaan van grote persoonlijke vernederingen.

De VOC was in de 17e eeuw een  belangrijke macht in de Chinese zee. Nederlandse zeelieden dreven handel op China, maar ook omzeilden zij de Japanse regels door wel met Okinawa te handelen, een eiland dat als een speerpunt van handel fungeerde, evenals Taiwan (Formosa) dat grotendeels door de Nederlanders werd bezet.

Een minder bekend aspect van de relatie tussen Japan en Nederland is dat Nederland een bijzondere rol heeft vervuld in de 19e eeuw aan de vooravond van de Meiji-revolutie van 1868 die Japan transformeerde tot een modern land. Niet alleen bestudeerden Japanse studenten de ‘Hollandse’ ofwel westerse wetenschap, de Rangaku, maar ook speelde Nederland een rol op wetenschappelijk gebied. Niet alleen was Siebold van groot belang voor de biologie, maar ook de veel onbekendere arts Jan Karel van den Broek (1814-1865), die het eerste Japans-Nederlandse woordenboek schreef.

Nederland speelde tenslotte een politieke rol tijdens de periode vanaf 1854, toen de ‘Black Ships’ van de Amerikaanse vlootcommandant Perry de opening van Japan forceerden, en het begin van de Meiji-periode. Desjima werd opgeheven en de Japanners kregen door dat Nederland niet veel voorstelde. De Japanners richtten zich voortaan tot Pruisen, Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten voor het opdoen van de noodzakelijke kennis en kunde. Maar wel leverde Nederland een bijdrage in de vorm van de eerste moderne Japanse scheepswerf, die later zou uitgroeien tot de Mitsibishi fabriek (die ironisch genoeg ook de vliegtuigen produceerde die Nederlands-Indie later zouden aanvallen).

In korte tijd maakten de Japanners zich meester van de westerse technieken. Een nieuw modern land werd in 20 jaar tijd opgebouwd. Een land dat om te overleven als zelfstandig land wel moest rivaliseren met de westerse machten, en wellicht als overcompensatie zelfs ronduit agressief werd in de jaren ’30 van de twintigste eeuw. De rest is bekend. De Tweede Wereldoorlog betekende een absoluut dieptepunt in de betrekkingen tussen Nederland en Japan. Wat weinig mensen echter nog weten, is dat het eerste schip waarmee een Japanse delegatie Amerika bezocht, van Nederland was gekocht en dat Van den Broek vanwege zijn uitstekende relaties met de Japanners waarschijnlijk een bemiddelende rol heeft gespeeld tussen Perry en de Japanse regering.

De rol van Van den Broek in die overgangsperiode vanaf 1854 is bij mijn weten nog weinig onderzocht: Van den Broek kwam in conflict met Jan Hendrik Donker Curtius, het laatste ”Opperhoofd” (geen grap!) van Desjima, de hoogste ambtenaar van Desjima, juist vanwege zijn goede banden met de Japanse bevolking. Jaloezie, zou men nu zeggen. De Leidse Universiteit schrijft hierover in vrij neutrale zin: ‘things did not work out for van den Broek as he may have wished, and personal controversies on the small post of Dejima intensified and made his life miserable.’ (1) Van den Broek werd naar Batavia gestuurd en zijn carriere liep vast. Hij probeerde daarna een ijsfabriek op te richten in Indie, maar ook dit liep uit op een mislukking. Daarna trok hij zich – als vele andere oud-Indiegangers - terug in Apeldoorn om zich in alle stilte tot aan zijn overlijden in 1865 aan zijn Japanse studies te wijden. Historisch onderzoek naar de rol van Van den Broek in Japan levert waarschijnlijk een schat aan materiaal op over de unieke bijdrage die Nederland een van de meest boeiende periodes in de Japanse en Aziatische geschiedenis als bruggenbouwer heeft gespeeld. Alle eer is naar Donker Curtius gegaan waarbij de bijdrage van Van den Broek vervolgens volledig is genegeerd.Tijd voor een rehabilitatie!

En voor de liefhebbers hieronder nog een stukje muziek van Sakamoto (zoals u wel zult hebben gemerkt een van mijn favorieten, n.m.m. zeker nu met de ramp in Japan weer boeiend om weer eens extra naar te luisteren ) : YouTube Preview Image Bronnen o.a. http://www.iias.nl/iiasn/26/regions/26EA2.html

Voor (veel) meer informatie, ook over andere Nederlanders in 19e eeuws Japan:

http://www.minbuza.nl/PostenWeb/J/Japan/Embassy_of_the_Kingdom_of_the_Netherlands_in_Tokyo/You_and_the_Netherlands/Dutch_Japanese_relations#internelink1

(1) http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc/olg/portret/content.html

Sonny Boy of Rebelse Rika?

surinamerivier 

 Surinamerivier

Het komt een beetje laat. Een bespreking van het boek Sonny Boy. Maar aangezien het boek inmiddels ook is verfilmd kan ik het toch niet laten. Inderdaad een indrukwekkend boek over een waargebeurde geschiedenis. Ook interessant om te zien dat de relatie tussen Nederland en het koloniale Suriname in de 20e eeuw eens centraal staat.

Suriname en het Caribisch gebied zijn ”ontdekt” lijkt het. Eindelijk uit de schaduw getreden van de Indische geschiedenis, nu de meeste mensen die Nederlands-Indie nog hebben meegemaakt al overleden of hoogbejaard zijn. Opeens verscheen recentelijk ook een biografie over Anton de Kom en een boek over de positie van de West tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Sonny Boy geeft een goede schets van een bijzondere relatie tussen twee personen. Het doet denken aan Romeo en Julia, maar dan binnen de koloniale verhoudingen, een blanke vrouw met een zwarte man in een tijd dat Nederland nog vrijwel geheel blank was.

Het boek is gebaseerd ware gebeurtenissen. De relatie tussen Rika en Waldemar is inderdaad taboedoorbrekend. Maar dat komt overigens vooral voor het feit dat het verhaal zich in Nederland afspeelt, en niet Suriname. In Suriname waren relaties tussen blank en zwart- van het zogeheten Surinaamse huwelijk tot aan echte formele huwelijksrelaties-  aan de orde van de dag.

Het echte taboe dat in het relaas van Sonny Boy wordt doorbroken is dan ook niet dat strikte genomen raciale grenzen worden overschreden, maar het feit dat een blanke vrouw een relatie aangaat met een zwarte man, en dan ook nog op basis van een mate van gelijkheid die voor die tijd ongewoon was, zelfs binnen blanke huwelijken. Blanke bestuurders brachten vanaf de 18e eeuw vel vaker hun voormalige slaven mee naar Nederland als hun tijd in de West erop zat (de slaven werden dan in Nederland vrij verklaard), hoewel dat ook slechts enkele gevallen betrof. En paradoxaal genoeg waren de blanke Nederlanders in Nederland vaak vriendelijke tegen gekleurden dan de blanken in Suriname zelf waar Waldemar vandaan kwam. 

Waldemar gedraagt zich na zijn komst in Nederland eigenlijk als een gewone blanke man, alhoewel hij dat natuurlijk niet is. Daar heeft hij de omgeving wel voor; die wijst hem natuurlijk voortdurend op zijn exoticiteit. Maar lang niet altijd met kwade bedoelingen.

Sonny Boy is zo bijzonder omdat juist de raciale stereotypen worden doorbroken. Waldemar is geen rebel, en ook niet overdreven chic of bekakt om een zogenaamde achterstand te compenseren. Hij is gewoon zijn ontheemde zelf. Rika is op haar beurt niet onderdanig, maar betuttelt Waldemar ook nergens alsof zij hem de beschaving zou moeten bijbrengen. Dat doet de rest wel, maar ook weer niet iedereen. De ‘boze buitenwereld’ van Rika en Waldemar is niet echt opzettelijk boos of bewust wreed, maar gewoon bekrompen. De buitenwereld is kortom geen dramatisch decor voor een onmogelijke liefde, althans totdat de oorlog losbarst. Hun liefde is niet bij voorbaat gedoemd te mislukken. Toch maken de mensen in hun omgeving het leven van Rika en Waldemar moeilijker dan het had hoeven zijn, zo denkt de lezer anno 2011.

Het unieke van het verhaal is dan ook dat de liefde tussen de twee hoofdpersonen die nog altijd levende stereotypen ontstijgt; en dat terwijl men in Nederland anno 2011 nog graag in dergelijke scheidslijnen denkt, van linkse partijen (PvdA: ”we zijn er trots op dat we een Marokkaanse burgemeester van Rotterdam hebben”) tot rechts waar men de Antillen op Ebay wilde verkopen.  

Het is te hopen dat de film die binnenkort uitkomt niet alsnog uit een soort politieke correctheid de ‘rebelse’ kant Waldemar en/of Rika gaat accentueren. Juist de rust, dat gebrek aan politieke betrokkenheid, die zowel Waldemar en Rika in het boek uitstralen is indrukwekkend en bovendien verfrissend. Het gebrek aan gemoraliseer en makkelijk slachtofferschap is nu juist wat dit boek zo sterk en universeel menselijk maakt. Zowel Rika als Waldemar zijn slachtoffers in een wrede wereld, maar tot aan het einde gedragen zij zich niet zo. Hun liefdesverhaal is een aaneenschakeling van gezamenlijke kleine overwinningen die net als vele andere kleine heldendaden meestal onbekend en dus onbemind blijven. Totdat iemand wijselijk besloot een boek van hun leven te maken.  

 

 

Terug van nooit weggeweest

tiburon 

Alli esta …el Tiburon (daar is de haai)

Als er een stereotype, of liever gezegd, archetype bestaat van de dictator dan is het wel de Latijns-Amerikaanse Generalissimo, rechtstreeks weggelopen uit de ”De Herfst van de Patriarch” van Garcia Marquez. Latijns-Amerikaanse dictators, van Papa en Baby Doc tot Videla en Fidel Castro, spreken op een vreemde en vals-romantische manier tot onze verbeelding, met hun te mooie militaire uniformen of juist hun quasi proletarische jungle-uitrusting. Sigaren, zonnebrillen, redevoeringen, we kennen het allemaal van de filmbeelden en van romans. Van Pinochet in Chileens Vuurland tot aan Porfirio Diaz aan de Mexicaans-Amerikaanse grens in het noorden is de Latijns-Amerikaanse dictator het archetype geworden van de dictator die zijn eigen land met ijzeren hand regeert en als een prive-domein beschouwt.

Waarom appeleren Latijns-Amerikaanse dictators aan deze romantiek? Waarom vielen schrijvers als Mulisch zo onkritisch voor het communisme van Fidel Castro, terwijl zij rechtse regimes van Pinochet en Videla bekritiseerden? Het weer, de muziek en de eveneens vals-romantische mythe van het caudillismo, van Zorro tot Che Guevara dragen ongetwijfeld daaraan bij. En Loekashenko en Kim il Sung zijn weliswaar dictators met geheel eigen ’x-factor’ maar hebben welbeschouwd toch echt niet diezelfde typische Latijnsamerikaanse uitbundig-opstandige nonchalance en melancholiek die vaak met vrolijkheid of ‘Latijnse passie’ worden verward. Bovendien zijn zij voor zover bekend geen maniakale vrouwenverslinders zoals de Latijnsamerikaanse dictators die als echte tiburones (haaien) hun land als hun eigen grote bloederige slaapkamer beschouwen. En heimelijk zouden alle mannen wel een beetje een Che Guevara willen zijn.

In andere delen van de wereld heeft het model van de Generalissimo gretig aftrek gevonden. Van Birma tot Noord Korea, van Arabische dictators als Mubarak, de recent afgetreden Ben Ali in Tunesie, en Assad in Syrie. In Afrika overtroffen dictators als Mobutu en Idi Amin zelfs de stoutste dromen van Trujillo en Baby Doc. 

Wie dacht dat de archetypische patriarch-dictator verdwenen was komt bedrogen uit. Er is een hele nieuwe generatie ontstaan. Ahmadinejad in Iran, Chavez in Venezuela en Bouterse in Suriname zitten nog steeds of in het geval van Bouterse wederom stevig in het zadel. En in Haiti is Baby Doc alweer teruggekeerd.

De hernieuwde populariteit van de moderne dictators van de 21e eeuw komt immers mede doordat de bevolking in veel landen voor een groot deel uit jongeren onder de 25 bestaat en die zijn niet geinteresseerd in geneuzel over democratie en mensenrechten maar willen gewoon een baan, een huis en een gezin. En wat heb je aan fraaie woorden over mensenrechten en democratie zonder huis of voedsel?

De patriarchen zijn weer terug. En niet teruggefloten. Niet alleen van extreem-rechtse snit zoals de Gutmenschen van het linkse establishment dachten. Het gevaar is niet zo eenduidig meer te duiden alsin het belerende liedje van de Jazz Politie, http://www.youtube.com/watch?v=x1UejKApJa4&feature=related maar komt van alle kanten. Vroljk koorddandsend op het ritme van een opzwepende salsa, komende van links tot rechts, van religieuze snit of juist seculair georienteerd. Eigenlijk nihilistisch, want dat kenmerkt de ware dictator met moderne ‘x-factor’. The Voice of Holland als moderne staatsinrichting, mooie televisie met wurgcontracten. Liever een patriarch dan armoede denkt de bevolking, zolang de patriarch maar niet te opzichtig met zijn rijkdommen zwaait. Modern dictatorschap vergt de schijn van zelfbeperking en een volle Zwiterse bankrekening.

Ze zijn terug, de Jazz Politie had gelijk…hetzelfde slag, maar met verschillende liederen, anarchistisch of anti-Pim Fortuyn, maar nog vaker anti-westers, vanuit de huig een variatie aan g- en k- klanken producerend, keelklanken die in schoonheid en gratie het Requiem van Verdi kunnen evenaren, die wij moeten verwelkomen zoals de verloren zoon na lang dolen terugkeert tot zijn vaderlijk huis, deze enige echte zo andere cultuur die werkelijk iets waard is en die ons tot nietigheid reduceert; die ons verfoeilijke westerse boeren met schaamte vervult over ons eigen barbarisme, die cultuur met die ene en ondeelbare en onuitstaanbaar humorloze Godheid die altijd om de hoek loert, met zijn enige profeet, die altijd gelijkhebbende dictator tot aan het einde der tijden.

Gezien de steeds groeiende invloed van die eeuwige dictator van de Ondeelbare, is het sterk de vraag wat er in Tunesie gaat gebeuren en of ook daar niet een sterke man zal komen om het land te leiden en de bevolking opnieuw met een kluitje in het riet te sturen. Want in de machinerie van de internationale politiek draait het om macht en invloed.

De documenten van Wikileaks tonen aan dat 19e eeuwse diplomatie nog steeds de boventoon voert en we hebben liever een ons gunstig gestemde dictator dan een ons vijandige democratie. Daarom accepteren we de dictatuur van Hamid Karzai in Afghanistan. Want een alternatief is er niet. 

En het geeft ook aan hoe hypocriet de inval op Irak was. Het ging helemaal niet om het straffen van Saddam Hoessein, het ging om pure macht en invloed in het Midden-Oosten. Want Assad (junior) zit nog steeds in Syrie, Mubarak nog steeds in Egypte en we Amerikanen zouden het niet eens zo erg vinden als Baby Doc weer aan de macht kwam in Haiti, mits hij zich maar niet in de drugshandel zou gaan begeven zoals Desi Bouterse.

Want drugs, daar sterven meer mensen aan in de Verenigde Staten dan aan het terrorisme en alle oorlogen in het Midden-Oosten tegelijk en grote aantallen drugsverslaafden ondermijnen de Amerikaanse welvaart direct. Dus is het exit Saddam en Ben Ali, enter Karzai en Baby Doc. Tyrannen komen en gaan, het zijn net communicerende vaten, ze komen en gaan maar het verschijnsel is here to stay. Het is nog lang niet de Herfst van de Patriarch, enkel het vroege voorjaar. Zoals Tanja Nijmeijer volmondig zou beamen: met een tropisch drankje op en wat leuke muziek worden massamoord en genocide toch een stuk lichter te verteren. Zo is de portee van dit blogje toch negatief geworden deze keer, tegen mijn bedoeling in. Om mijn gemoraliseer en dat van de Jazz Politie weg te spoelen en toch in de sfeer van dit blogartikel te blijven raad ik aan om weer eenmalig het liedje ‘Tiburon’ te luisteren. Houd het op een eenmalige beluistering want daarna wordt het zonder een flinke slok aguardiente of rum-cola al snel irritant: http://www.youtube.com/watch?v=SgHfT4_IniU .

12345...9

Enseigner l'histoire au cyc... |
Anglais pour non-spécialist... |
videohistgeo6eme |
Unblog.fr | Annuaire | Signaler un abus | Le Lensois Normand
| Padiri Joseph FRAIPONT NDAG...
| cartes postales du morbihan