Haiti eindelijk aan vergetelheid ontrukt?
Toussaint L’Ouverture (1743-1803), de bevrijder van de slaven in Hispaniola in 1799 en de Haitiaanse vader des vaderlands. Uit vrees voor slavenopstanden in eigen land, werd Haiti pas in 1861 door de Verenigde Staten erkend.
De Amerikanen hebben tijdelijk praktisch alle overheidsdiensten in Haiti overgenomen. Het is vrijwel opnieuw beginnen in deze typische ‘failed state’. De Amerikanen zijn, in tegenstelling tot de Europeanen al jarenlang goed op de hoogte van de penibele situatie in Haiti en herbergen dan ook miljoenen Haitianen. Geen wonder dat zij, ook mede gezien de geografische nabijheid, de eerst aangewezenen zijn om het heft in handen te nemen. De Fransen herinneren zich opeens dat Haiti ooit Frans grondgebied was, en beginnen typerend direct te protesteren zodra de Amerikanen het werk weer eens opknappen.
De relatie tussen de VS en Haiti is altijd al afstandelijker geweest dan men op het eerste gezicht zou denken. Hoewel de VS het eerste land was dat handelscontacten aanlegde met het land na de eerste geslaagde slavenopstand in de West onder leiding van Toussaint L’Ouverture in 1799, bleef het daarbij. Haiti riep zichzelf in 1804 uit tot de tweede onafhankelijke staat van het Amerikaanse continent en meer gedrevenheid voor de Haitiaanse zaak lag in de verwachting, maar al direct na het ontstaan van een onafhankelijk Haiti werden de verhoudingen tussen de VS en Haiti teruggebracht tot non-existent. De vrees dat de slavenopstand een precedent zou worden voor een mogelijke slavenopstand in de slavenrijke zuidelijke staten van de VS, zorgde ervoor dat eilandstaat door de VS -ondanks enige aldaar levende sympathie voor de Haitiaanse zaak- lange tijd aan zijn eigen lot werd overgelaten. De Fransen heroverden Haiti tijdelijk. Een definitieve herovering door Frankrijk bleef enkel uit omdat Napoleon te druk was met zijn oorlogen in Europa en de Restauratie teveel energie vergde van het oude moederland om zich volledig op Haiti te richten. Pas na de Bolivariaanse revoluties in Latijns Amerika in de eerste drie decennia van de 19e eeuw, kon Haiti zich enigszins gevrijwaard wanen van inmening door de oude Europese koloniale machten. Maar ook van Bolivar en de zijnen, kon Haiti uiteindelijk weinig meer verwachten dan een symbolische steun. De blanke elites in die landen die de macht hadden overgenomen van de Spanjaarden, hadden namelijk eveneens baat bij instandhouding van de slavernij. De Verenigde Staten erkenden Haiti officieel pas in 1861 - althans de Noordelijke staten – tegen de achtergrond van de Amerikaanse Burgeroorlog. Immers kon van een land dat de slavernij op eigen bodem wenste af te schaffen (de slavenhandel was al wel eerder afgeschaft) niet anders verwacht worden dan dat het de enige staat die door slaven zelf was opgericht zelf ook erkende.
Tegelijkertijd echter probeerde de Verenigde Staten in de eerste helft van de 19e eeuw een eindoplossing te zoeken voor de vrije slaven die vanuit het zuiden naar het noorden waren gevlucht. Het verzet tegen slavernij nam dan toe in het noorden, dit betekende niet dat de ex-slaven nu opeens moesten gaan participeren in de samenleving. Daarvoor werd de geestelijke ontwikkeling van de zwarte medemens niet rijp geacht. Zo werd in in die tijd vooruitstrevende sociaal-wetenschappelijke kringen het idee geboren om een ’thuisland’ voor de bevrijde zwarte slaven te ontwikkelen in Afrika genaamd ‘Liberia’. Dit land met als hoofstad Monrovia, genoemd naar president Monroe die enkele decennia voor de Burgeroorlog al dit plan had opgevat, werd zo het eerste ‘thuisland’ in de wereld zuiver gebaseerd op ras. Daarnaast werden de andere verliezers van de Amerikaanse expansie, de Indianen, natuurlijk ook heen en weer gestuurd, hun naties en culturen verwoest en de overlevenden in reservaten gepropt. Maar het verschil tussen de zwarten en de Indianen was, dat de laatsten werden beschouwd als andere – al dan niet vijandige – volkeren of naties die de opbouw van ‘God’s country’ in de weg zaten. Pas in 1924 werd dan ook aan alle Indianen het Amerikaans staatsburgerschap verleend.
Het begrip ‘thuisland’ is dan ook geheel een Noordamerikaanse uitvinding, die later model zou staan voor vergelijkbare experimenten met de Joden in Europa en met de zwarte bevolking in Zuid-Afrika. Een Amerikaanse trust kocht op grote schaal grond aan langs de Afrikaanse kustlijn om de overtollige zwarte bevolking daar te huisvesten. De meeste ex-slaven wilden liever vrijheid genieten op Amerikaanse bodem, maar degenen die naar Afrika gingen -sommigen gingen letterlijk terug, omdat hun zij zelf of hun ouders nog direct uit Afrika waren vervoerd- deden dat met enthousiasme. De immigratie van Amerikaanse bevrijde slaven in het Afrikaanse land zorgde echter voor een nieuwe vorm van racisme: dat van de Amerikaanse ex-slaven die zich nu superieur waanden ten opzichte van de lokale ‘primitieve’ Afrikaanse bevolking. De terugkeer van de Amerikaanse slaven was kortom geen succes. Nu het Liberiaanse experiment schromelijk was mislukt, werd dit jonge land snel door de Verenigde Staten aan zijn eigen lot overgelaten, net zoals Haiti om politieke redenen doelbewust in de vergetelheid was gebracht.
Foto: Joseph Jenkins Roberts (1809-1876), de eerste President van de in 1847 gestichte onafhankelijke republiek Liberia. De Europese staten erkenden het land direct al in 1847, de Verenigde Staten pas in 1862 – een jaar nadat zij Haiti hadden erkend.
Terugkerend naar het Caribisch gebied: Terwijl het grootste deel van Latijns Amerika na 1830 onafhankelijk was geworden, bleven de koloniale machten Spanje, Engeland, Frankrijk, Nederland en Denemarken vasthouden aan hun suikereilanden in het Caribisch gebied. De suikerindustie op de eilanden ondervond echter grote klappen. Eerst door de opkomst van grotere plantages in andere tropische gebieden zoals Brazilie, maar later ook door de ontwikkeling van suikerwinning uit de suikerbiet. De industrie op de Caribische eilanden, inclusief Haiti, stortte daarom volledig in tegen het midden van de 19e eeuw. De Spanjaarden investeerden, ter compensatie van de verloren gebieden in Midden -en Zuid Amerika flink in hun laatste kroonjuwelen in de regio: Cuba en Puerto Rico. De Spanjaarden wilden, koste wat kost, deze relatief grote eilanden behouden. Daarom ontwikkelden de Spanjaarden een immigratiepolitiek naar de eilanden. Met belastingvrijstelling en gratis grond werden zo in groten getale Europeanen geworven voor de Spaanse eilanden. De Spanjaarden hadden daarbij een voorkeur voor katholieke immigranten. Dit is de reden dat veel Puerto Ricanen – maar ook Cubanen - een Ierse, Corsicaanse of Italiaanse achternaam hebben.
De Fransen voerden in Guadeloupe en Martinique de Bonapartistische vrijheden in en de bewoners van deze eilanden werden, al waren zij arm, daarom niet geheel aan hun lot overgelaten. De Engelsen maakten van Jamaica een speerpunt van hun aanwezigheid in de regio, en verwaarloosden de kleinere eilanden als Grenada, Antigua en de Virgin Islands in hoge mate. De Denen brachten Scandinavische nuchterheid naar de Deense Maagdeneilanden (verkocht aan de VS in 1917 en nu beter bekend als de US Virgin Islands). De Nederlanders hielden na de onderdrukking van de slavenopstand geleid door Tula in 1795 evenzeer vast aan hun Antilliaanse eilanden, eigenlijk vooral de status quo handhavend. De beperkingen op de slavenhandel na 1830 zorgde voor het opdrogen van de voornaamste inkomstenbron van de Nederlanders, die op de eilanden (in tegenstelling tot in Suriname) weinig aan plantagecultuur hadden gedaan, mede vanwege de daarvoor ongeschikte natuurlijke gesteldheid of te geringe omvang van de Hollandse eilanden.
Een nieuwe dynamiek in de Caribische regio zou aan het einde van de 19e eeuw komen door de groeiende invloed van de Verenigde Staten. Gelokt door de relatieve rijkdom en handelsmogelijkheden die de Spaans-Caribische eilanden boden, wierp de VS in de loop van de 19e eeuw een steeds begeriger blik op die eilanden. En in 1898 vielen zij, na een dubieus incident met het Amerikaanse fregat ‘Maine’, vergelijkbaar met het incident in de baai van Tonkin van de Vietnam-oorlog, trokken Amerikaanse troepen door de straten van Havana en San Juan. Zogenaamd om de eilanden te ‘bevrijden’ van de Spaanse overheersing. Eigenlijk ging het hier om niets anders dan hetzelfde imperialisme van de oude Europese machten, zij het met een andere boodschap. De Amerikanen waren namelijk overtuigd van hun missie om democratie en vrijheid te verspreiden in de wereld.
Dit typische Amerikaanse element van het imperialisme, was begonnen in het Wilde Westen. Pioniers en cowboys trokken naar het beloofde land ten westen van de Appalachen, en later de Mississippi, in de overtuiging dat dit ‘Gods’ country’ was. De mythe van het Wilde Westen is altijd levend gebleven. De mythe van de horizon die altijd weer verder verschuift en alle mogelijkheden biedt, en die ook de basis is geworden van het Amerikaanse neoliberalisme. De Amerikaanse historicus Frederick Jackson Turner, die het belang van de “Frontier” in de Amerikaanse geschiedenis uitdroeg, verklaarde in 1893, – drie jaar na de slachtpartij bij Wounded Knee - dat de ‘frontier’ was gesloten. De enkele nog rebellerende Indianen waren militair en spiritueel gebroken, nadat zelfs hun ‘Ghost Dance’ niets had geholpen. Maar aan de andere kant leefde de ‘cowboy spirit’ als nooit tevoren voort. Teddy Rooseveldt, een typische 19e eeuwse Amerikaanse macho, en de latere president van de Verenigde Staten, bevond zich onder de troepen die in 1898 door Cuba trokken. In volle overtuiging dat alles beter zou worden onder Amerikaanse hoede, zag hij in de Amerikaanse expansiedrift een vitale, moderne tegenhanger van het oude zieke Europese imperialisme. De frontier-gedachte begon samen te vloeien met de Monroe-doctrine die was geformuleeerd door de eerder genoemde president, die inhield dat -kortweg- de Verenigde Staten een bijzondere positie hadden om de andere gebieden in het Amerikaanse continent te beschermen tegen Europese inmenging.
Foto: President Teddy Roosevelt, die in 1898 het regiment van de ‘Rough Riders’ in Cuba in 1898 leidde en aan de basis stond van de moderne buitenlandse politiek van de VS
In het kielzog van dezelfde strijd tegen de Spanjaarden veroverden de Amerikanen overigens ook nog even van diezelfde Spanjaarden de Filippijnen en Guam in de Grote Oceaan. Datzelfde jaar intevenieerden de Amerikanen op eveneens dubieuze maar energieke wijze in een opstand in Hawaii en maakten in hetzelfde jaar 1898 ook een einde aan de onafhankelijkheid van het Hawaiiaanse koninkrijk. Hawaii en Guam lagen uiteraard gunstig op de route tussen Californie en de Filippijnen. Zo kon de VS naast een sterke positie in het Caribisch gebied ook een serieuze speler worden in de Grote Oceaan. Enkele jaren daarna steunden de VS een opstand in Panama, dat toen nog een deel was van Colombia, om op deze wijze de controle te kunnen krijgen over het toekomstige kanaal langs de golf van Darien. De Republiek Panama werd zo in 1903 een onafhankelijke staat, onder Amerikaanse protectie. De Amerikanen behielden zelf de Panama-Kanaalzone.
Enkele jaren nadat de Amerikanen Cuba hadden bezet, verleenden zij het eiland autonomie onder Amerikaanse protectie in 1902. Hoewel Cuba formeel onafhankelijk was geworden, hadden de Amerikanen de echte touwtjes in handen gekregen, op een vergelijkbare wijze als nu in Irak. Cuba werd een soort Casablanca of Tanger van het westelijk halfrond: alles kon, niets moest. Er werd een pachtovereenkomst gesloten met de Cubaanse marionettenregering voor een baai in het oosten, genaamd ‘Guantanamo Bay’. Puerto Rico is tot op heden een Amerikaans territorium gebleven.
Het is een vreemde ironie van de geschiedenis dat de Amerikanen de aanval op het World Trade Center in 2001 het ‘Tweede Pearl Harbor’ noemden en de daders van die aanslagen nu in Guantanamo Bay vastzitten. Want Hawaii zelf was immers een onafhankelijke staat die door de Amerikanen op dubieuze manier werd geannexeerd, en Guantanamo Bay is op vergelijkbare wijze een gevolg van Amerikaanse imperialisme uit de laat-19e eeuw. Maar we beschouwen – vreemd genoeg - die uitingen van imperialisme als een klein euvel, omdat de mythe van de cowboy voortleeft dankzij de propaganda van Westernfilms: van de ranch in Texas van oud-president Bush tot ‘line-dance’ feestjes in Overijssel. En de mythe van de ‘frontier’ en de ‘cowboyheld’ leeft nog steeds, van Jack Kerouac, Ernest Hemingway tot Bon Jovi en talloze andere films en boeken.
Foto: Koningin Lili’uokalani (1838-1917), de laatste koningin van het onafhankelijke koninkrijk Hawaii
En Haiti? Al deze ontwikkelingen hadden geen invloed op het landje. Het staatje raakte in de vergetelheid na Toussaint L’Ouverture. De Amerikanen hadden er geen interesse voor, de Europeanen hadden hun eigen eilanden om zich op te richten en hun eigen sores, evenals de onafhankelijke Latijnsamerikaanse staten, die het druk hadden met zichzelf en elkaar. Zo bleef Haiti eeuwenlang een vergeten hoek, en treurig maar waar, werd het land in de Amerikaanse populaire cultuur vooral bekend om de ‘zombies’ en ’voudou’, nauwelijks verhulde racistische voorstellingen van Afrikanen. De zombies uit de videoclip ‘Thriller’ van Michael Jackson dreigen, heel symbolisch, de Amerikaanse zwarte Michael Jakcson die eigenlijk wit wil zijn, te vermoorden. Dit terwijl ‘voudou’ niets anders is dan de overlevering van Westafrikaanse tradities in het Caribisch gebied. Het feit dat de leider van de geslaagde slavenopstand van 1799 uiteindelijk als een held werd begraven in het Pantheon in Parijs heeft weinig opgeleverd voor Haiti. De enige trieste winst van de humanitaire ramp is wellicht dat de wereld nu eindelijk zijn volle aandacht eens op het land richt. Wellicht dat een moderne artiest - Wyclef Jean?- eens een mooi liedje ‘Haitian girl’ op de markt kan brengen, net als Michael Jackson dat deed met zijn ‘Liberian girl’. Maar dan hoop ik dat ze echt Frans-Creoolse teksten gebruiken voor het Haitiaanse liedje, en geen Swahili van de andere kant van het continent gebruiken zoals in het liedje van Michael Jackson.
Laverende rechters in proces tegen Wilders
Het proces tegen Geert Wilders is begonnen. Wegens belediging, haatzaaien en aanzetten tot discriminatie, onder andere, door het maken van een vergelijking tussen ‘Mein Kampf’ en de Koran. Wilders heeft het enige verboden boek in Nederland op strategische wijze van stal gehaald. Maar is een bevolkingsgroep vergelijken met Nazi’s werkelijk een strafbaar feit? Dan zou Herman van Veen ook moeten worden vervolgd omdat hij de PVV met de NSB vergeleek. Als ik de SGP ‘vrouwenhaters’ noem, word ik ook niet vervolgd. En toch beledig ik daarmee, de logica van het Openbaar Ministerie volgend, wel degelijk een groep mensen.
Wat is er dan anders indien moslims worden beledigd in plaats van bijvoorbeeld de SGP? Dat is het feit dat de Islam instinctief als vreemd aan onze cultuur wordt beschouwd. En juist om die reflex te remmen, wordt er dan overgecompenseerd. Dat heet dan inderdaad politiek correct. Door een vervolging te stellen die eigenlijk beter achterwege gelaten had kunnen worden, zal de statuur van Wilders alleen maar groeien. Maar toch heeft Wilders naar mijn mening een groep beledigd. Indien iemand anders wordt vergeleken met een Nazi, is dat uiteraard een belediging. Maar dat komt dan doordat de Nazi’s een rassentheorie hadden, en miljoenen mensen de dood in hebben gejaagd. Maar als wij iemand een Nazi noemen, houdt dat een veroordeling in van de kennelijke intolerantie van die persoon. Anders was het immers geen belediging. We hebben dus met niets anders te maken van met een belediging van een bevolkingsgroep, en dat is niet hetzelfde als racisme zelf. Een racist is immers iemand die een bepaald mensenras (alsof er daarvan meerdere bestaan, wat biologisch onjuist is) a priori afwijst. En een racist is niet hetzelfde als iemand die discrimineert op basis van godsdienst. Want iemand die discrimineert op basis van godsdienst wijst een ander a priori op diens godsdienstige overtuiging af. En Wilders heeft de Koran gelijk gesteld met de Koran. Die uitspraken van Wilders vormen een duidelijke belediging van een andere godsdienst. Hij noemde de Islam zelf immers een bedreiging voor de Nederlandse samenleving. En belediging is volgens ons Wetboek van Strafrecht een strafbaar feit.
Maar om daarom een strafproces te beginnen, werkt wellicht averechts. Al is het maar om te toetsen of Wilders’ gedrag door de beugel kan, dient het strafrecht niet zomaar te worden toegepast. Wat ‘Fitna’ betreft, kan hierin onmogelijk een belediging van de Islam worden gelezen. Op verzoek van Moskowicz werd de gehele dagvaarding voorgelezen, en zo las de Officier van Justitie dus tijdens het proces heel ‘Fitna’ voor. Uiteraard lag dit in de strategie van Wilders. Want alle uitspraken die in die film worden gedaan zijn originele uitspraken door anderen, deze werden niet door Wilders zelf gedaan. En in plaats van die radicale moslims zoals die Fitna te zien waren te vervolgen, wordt Wilders, de grimmige boodschapper, nu zelf vervolgd. Ook werd Wilders door de rechters gevraagd waarom hij zo onbewogen bleef tijdens het proces, alsof Wilders een psychiatrische patient was. Terwijl Fitna niets anders betreft dan een compilatie van de extremistische boodschap van anderen. Weliswaar heeft Wilders daarmee weliswaar een onjuist beeld geschetst van een wereldgodsdienst, en een niet-representatieve selectie gemaakt van een aantal radicale imams, toch blijft het vreemd dat niemand die uitspraken zelf aan de kaak stelt. Want het feit dat die radicale imams niet representatief zijn voor de Islam als zodanig, doet niets af aan het feit dat die uitspraken zeer ernstig zijn. En Wilders heeft in zeker opzicht gelijk, in de zin dat de Islam als godsdienst in bewuste oppositie tegenover niet-gelovigen staat. En radicale imams buiten die situatie uit en maken van die godsdienst een karikatuur om zelf anderen te beledigen. Het ontkennen of wegmoffelen van die minder fraaie kant van de Islam, en het feit dat Fitna weinig anders behelst dan het citeren van die radicale uitspraken is de blinde vlek van de rechters in dit proces.
De media-aandacht rond het proces is enorm. En zo is al op de eerste dag van het proces duidelijk dat we inderdaad te maken hebben met een politiek proces tegen Geert Wilders. Niet dat de rechters zelf partijidig zijn, maar vanwege het feit dat de doos van Pandora hiermee in Nederland is geopend voor toekomstige processen tegen onwelgevallige meningen. De vertolker van het onheil wordt nu zelf vervolgd, zoals in het oude Griekenland de boodschappers van slecht nieuws werden gedood. En zo drijft het proces tegen Geert Wilders de Nederlandse stemmers langzaam vanzelf in de armen van de PVV. Het zal niet de eerste keer zijn dat goede bedoelingen averechtse gevolgen bewerkstelligen. En zo wordt alles uiteindelijk op scherp gesteld en zal de zwijgende meerderheid van moslims en niet-moslims vanzelf worden meegezogen in de steeds verder gaande verharding aan beide kanten. De rechters in dit proces zullen moeten laveren tussen deze uitersten, en recht spreken zonder een karikatuur van Wilders’ gedachtengoed te maken. Anders zal Wilders hier alleen maar garen bij spinnen. Het is, zoals Ed van Thijn ooit zei, de vraag of ‘de tolerantie de tolerantie zal overleven’. Steeds meer ziet het ernaar uit dat de Islam niet moderner wordt, maar de Moderniteit islamitischer van karakter wordt. De vraag of deze ontwikkeling al is ingezet, is vandaag met dit proces heel acuut geworden. De toon voor de 21e eeuw is gezet.
Vervuiling door Texaco in Amazonegebied nog altijd ongestraft
‘Wherever you go, go Texaco’
De grote olieconcerns in de wereld beconcurreren elkaar hevig om de schaarse nieuwe olievelden in de wereld. In de race om een zo gunstig mogelijk contract worden alle middelen ingezet die er zijn. Maar het gaat minder gemakkelijk dan vroeger. Shell ondervond grote weerstand van de Russische overheid in de aanloop van het Sakhalinproject.
Shell heeft op 10 januari 2010 na een door de Irakese overheid georganiseerde veiling het exclusieve recht gekregen om tot winning van olie in het Majnoon-olieveld bij Basra over te gaan. De situatie in Irak is eerder uitzondering dan regel. Lokale overheden die steviger in het zadel zitten, spelen de olieconcerns steeds vaker tegen elkaar uit en traditionele machtsposities verdwijnen. Het Franse Total, ooit oppermachtig in Afrika, moet steeds vaker concurrentie van andere spelers accepteren. De toegenomen vraag naar olie en andere grondstoffen in China heeft ervoor gezorgd dat veel overheden in Afrikaanse en Latijnsamerikaanse landen contracten met Chinese ondernemingen verkiezen boven westerse bedrijven. In de eerste plaats omdat deze landen geen negatieve koloniale associatie hebben met China, maar ook vanwege de twijfelachtige staat van dienst van veel grote westerse olieconcerns.
Een goed voorbeeld van de imagoschade die westerse bedrijven in Latijns Amerika zijn opgelopen is het nu al 16-jarige conflict tussen Chevron en de bewoners van het Amazonegebied in Ecuador. De bewoners van deze regio hebben reeds in 1993 Texaco, dat in 2001 door Chevron werd overgenomen, gedagvaard voor de rechtbank in New York vanwege grootschalige milieuvervuiling in het Ecuadoriaanse Amazonegebied, veroorzaakt door het op grote schaal dumpen van ruwe olie in de regio. Deze praktijken zijn doorgegaan tot het vertrek van Texaco in de jaren ’90. De ruwe olie wordt nog altijd zichtbaar aangetroffen in de bodem en in het water. Kanker en andere ziekten komen frequent in de regio voor. De schadevergoeding die de bewoners van Chevron eisen, is dan ook niet gering: het gaat om een bedrag van 27 miljard US dollar.
Nu, in 2010, is het conflict nog altijd onopgelost. Zelfs naar Latijnsamerikaanse maatstaven is de duur van de procedure erg lang. De oorzaken daarvoor zijn legio: de complexiteit van het geschil en de vaststelling van omvang de schade, politieke belangen en uiteraard de procedurele middelen die worden aangewend door Chevron om de zaak te vertragen. De nieuwste strategische zet van Chevron is om het geschil, net voordat een vonnis zou worden gewezen, aanhangig te maken bij het Permanente Hof van Arbitrage in Den Haag. De juridische grondslag hiervoor is het Bilatale Investeringsverdag tussen de Verenigde Staten en Ecuador. De stellingen van Chevron hebben als strekking dat Ecuador geen mogelijkheid zou bieden tot een goede verdediging van de zaak. Kortom, Ecuador zou geen ‘rule of law’ kennen. Dit is een zware aantijging, want het suggereert dat Ecuador geen onafhankelijke rechterlijke macht zou hebben om het geschil op adequate wijze te berechten.
De stap van Chevron om de zaak naar arbitrage te verwijzen, is wellicht juridisch te beargumenteren, maar wekt niettemin verbazing. Op het moment dat deze in 1993 voorkwam in New York, verkoos Chevron immers zelf ervoor om deze door te verwijzen naar het gerecht in Ecuador. Vervolgens heeft Chevron getracht met de Ecuadoriaanse overheid tot een regeling te komen van het geschil. Zo werden terwijl het geschil nog voor de rechter lag, verschillende afspraken gemaakt met de overheid van Ecuador. Zo heeft Chevron voor 40 miljoen dollar het vervuilde gebied schoongemaakt. Ook zou de Ecuadoriaanse overheid Chevron hebben gekwijt van iedere verdere aansprakelijkheid na deze schoonmaak. Maar het probleem voor Chevron is dat de wederpartij, de 30.000 bewoners, in beginsel niets te maken hebben met de overheid in een civielrechtelijk geding tegen Chevron.
Deskundigenonderzoek heeft overigens aangetoond dat deze schoonmaak onvoldoende was, en dat voor het geheel opheffen van de schadelijke gevolgen van de oliedump tenminste 16 miljoen dollar zijn gemoeid. Chevron, iedere vorm van aansprakelijkheid ontkennend, volhardt in het standpunt dat de toenmalige lokale partner van Texaco, Petroecuador, verantwoordelijk zou zijn voor de olievervuiling. Door toenemende media-aandacht voor de zaak in de Verenigde Staten en het aantreden van de linksgezinde president Correa in Ecuador, zijn de kansen voor een buitengerechtelijke regeling met de overheid echter langzaam geslonken. Chevron heeft daarom de laatste twee jaar getracht de partijdigheid van de Ecuadoriaanse rechterlijke macht aan te tonen, onder meer door middel van video-opnames van gesprekken met de behandelende rechters. Uit die gesprekken zou naar voren komen dat de behandelende rechters vooringenomen waren. Los van het feit dat de videobeelden nogal vaag zijn, is het is de vraag of dergelijke bewijsmiddelen kunnen worden toegelaten in het geschil. Het heeft er immers alle schijn naar dat Chevron deze beelden op onrechtmatige wijze heeft verkregen.
Het in diskrediet brengen van de rechterlijke macht is de nieuwste stap van Chevron in het langslepende conflict, dat nu het derde decennium binnengaat. Waar Chevron, in politiek gunstiger tijden, gokte op een regeling met de Ecuadoriaanse politiek, vetrouwt het bedrijf daar niet meer op. Maar wil het Permanente Hof van Arbitrage ontvankelijk zijn voor de behandeling van het geschil, dan moet er sprake zijn van een geschil met de Ecuadoriaanse overheid zelf. En de kans bestaat dat het Hof van Arbitrage in Den Haag Chevron niet ontvankelijk zal verklaren vanwege het feit dat de wederpartij 30.000 bewoners van het Amazonegebied betreft, en dus niet de overheid, maar ook gezien de huidige vergevorderde stand van zaken. Dan zijn er nog allerlei andere, meer technnisch-juridische argumenten te vinden in de UNCITRAL-regels en het Bilaterale Investeringsverdrag, die tot de conclusie kunnen leiden dat arbitrage nu niet meer mogelijk is. Maar voordat het Hof van Arbitrage tot een dergelijk oordeel komt, is de zaak alweer met enkele maanden zoniet jaren vertraagd. En dan kan Chevron nog altijd in hoger beroep. En dan kan het bedrijf weer proberen om de zaak bij een ander forum te leggen.
Zo hebben de 30.000 burgers in het Amazonegebied anno 2010 nog steeds geen zicht op een verbetering van hun situatie en zullen zij de komende jaren moeten leven met de schadelijke gevolgen van de oliedump. En zo is de voor Chevron kennelijk zo belangrijke ‘rule of law’, na het afleggen van haar procedurele vermomming toch vooralsnog niets anders gebleken dan het aloude recht van de sterkste.
Peter Bruns
Margarita-gate en de nieuwe Wereldorde
Bovenstaande foto: Een bombardement door de Amerikanen (als bondgenoten van Irak) van een Iraans fregat op 18 April 1988 tijdens de Irak-Iranoorlog. Die oorlog kostte tussen 1980 en 1989 naar schatting 1,6 mijoen mensen het leven. Irak had na afloop van de oorlog een groot militair overwicht in de regio. De Verenigde Staten hadden in de loop van die oolorg hun troepenmacht in de regio al stelselmatig opgebouwd in Saudi-Arabie, tot grote ergenis van de wahhabistische moslims, die de aanwezigheid van ongelovige soldaten in het land van de heilige plaatsen van de Islam als een belediging opvatten. Na de invasie van Koeweit door Irak en de Golfoorlog, werd de Amerikaanse aanwezigheid in de regio nog sterker , wat ertoe leidde dat radicale moslims in 1993 hun eerste aanslag pleegden op het World Trade Center. Een paar maanden na de hier getoonde foto zou het Nederlands voetbalelftal overigens Europees Kampioen worden na een glansrijke overwinning op onze ergste ‘vijanden’ in die tijd: de moffen. Even ‘back to the eighties’: Terwijl de Irakezen met het op Koerdische dorpen uitgeteste gas aanvallen deden in de loopgraven in Iran, scandeerden wij vanaf de tribunes dat die moffen oma’s fiets nu eindelijk eens moeten teruggeven.
Het is niet meer wat het geweest is. Profeten ook niet. Hadden we vroeger nog Jezus, of dan tenminste John Lennon, tegenwoordig moeten we het doen met nep-hippies als Bob Sinclair met zijn ‘Love Generation’. De profeet van de moderne geopolitiek, Samuel Huntington, gaat wat dieper. Hij beschreef in zijn wereldberoemde boek the Clash of Civilizations and the Remaking of World Order uit 1997 de spanningen die na het einde van de Koude Oorlog zouden onstaan tussen culturen. Nu ben ik slechts een amateur, maar hoe goed zijn boek ook is, toch is zijn theorie naar mijn mening te absoluut. Huntingdon probeerde een soort klimaatsysteem voor culturen te ontwikkelen, zonder in te gaan op de fundamentele verschillen en conflicten binnen op het oog dezelfde beschavingen.
De kracht van de theorie is tegelijkerijd de zwakte. Want niet alle conflicten in de huidige wereld vinden plaats tussen beschavingen, zoals deze door Huntington zijn geclassificeerd, maar juist tussen beschavingen. Nu zag Huntington dit zelf ook wel in, al behandelt hij dit opmerkelijke fenomeen niet. Terwijl toch veel conflicten plaatsvinden binnen dezelfde ‘beschavingsgebieden’ zoals deze door Huntington werden geklassificeerd, laat hij deze buiten beschouwing.
Zo biedt Huntingtons theorie geen verklaring voor het conflict tussen shiíten en soennieten in Irak, de oorlog tussen Iran en Irak uit de jaren ’80, het conflict tussen moslims in Darfur, de Marokkaanse illegale bezetting van West-Sahara of het Russisch-Georgische conflict van 2008. Volgens Huntington vallen Rusland en Georgie namelijk binnen hetzelfde “Orthodoxe beschavingsgebied”.
Op andere punten biedt Huntington wel antwoorden. Bijvoorbeeld op de vraag waarom recente Eta-aanslagen in Spanje als minder bedreigend worden ervaren dan een mislukte aanslag in een vliegtuig naar Detroit. Of waarom de moslims wel demonstreren tegen de inval in Irak, maar niet tegen de eigen autoritaire regimes -als zij daarvoor tenminste de kans krijgen (- recente ervaringen in Iran laten zien dat demonstraties in dit land met het leven kunnen worden bekocht en dat het voor de overheid van dit Neo-perzische wereldrijk altijd prettiger is om de aandacht voor interne conflicten af te leiden met de bliksemafleider die Israel of Amerika heet). Huntingdon geeft antwoord op de vraag waarom door de regimes in het Midden Oosten de oorlog tussen Iran en Irak van 1980 tot 1989 (de ‘Eerste Perzische Golfoorlog’), met ongeveer 1,6 miljoen doden, als minder ernstig wordt ervaren dan de Westerse inval in Irak in 2003 of het optreden van Israel in de Palestijnse gebieden. Liever een dictator van eigen bodem, dan een bevrijder uit het Westen, is kennelijk het devies. In Saudi-Arabie, Iran, Syrie en Egypte zijn al decennia autoritaire regimes aan de macht, vergelijkbaar met het regime van Saddam Hoessein. Maar deze worden al decennia gesteund door het westen. Maar de opportunistische bondgenoten uit het verleden, zijn geworden tot de huidige vijanden. Dit gold voor Saddam Hoessein, die eens de bondgenoot was van de VS eveneens. En ook voor de Talibaan, die door de Amerikanen werden gesteund in de oorlog tegen de Sovjet-agressors in de jaren ’80 in Afghanistan.
De grote fout die de Verenigde Staten dan ook heeft gemaakt is te denken dat men in Irak zat te springen om interventie. Ook Nederland is daarin meegegaan. Huntington zelf waarschuwde al voor het niet realistische optimisme waarmee werd gedacht dat de bevolking in Irak ‘bevrijd’ zou willen worden en democratie zou omarmen. Mede daarom werd Huntington ook door president Bush dan ook uiteindelijk aan de zijlijn gezet. Met alle gevolgen waarvan de contouren nu pas zichtbaar worden. De Nederlandse regering heeft blindelings de Amerikaanse politiek gevolgd, zonder een adequate afweging van de politiek en volkenrechtelijke implicaties. Volgens premier Balkenende hield de Margarita-kwestie hem zodanig in de greep dat er weinig ruimte overbleef voor die afweging van belangen, die te maken hebben met leven en dood, maar ook met de gelooofwaardigheid van het Nederlandse buitenlandse beleid zelf.
De gevolgen van de Irak-oorlog, of eigenlijk de ‘Derde Perzische Golfoorlog’ komen langzamerhand in beeld. De nog altijd onopgeloste Koerdische kwestie. De versterking van de positie van Iran in de regio. Duizenden, zo niet honderdduizenden doden. Meer dan een miljoen vluchtelingen. En last but not least een diep gevoel van vernedering in de gehele moslimwerelde
En dan is er nog Afghanistan, waar Nederland dacht ‘the hearts and minds’ van het Afghaanse volk te winnen. Ook hier zijn de gevolgen van de inval grovelijk onderschat. Iedere school die verrijst met westerse hulp, wordt even later weer gebombardeerd. En al zijn de Nederlandse bedoelingen goed, iedere vorm van hulpverlening wordt door de Afghanen gezien als een vernedering. Want het is voor de Afghanen nogal pijnlijk om hulp te krijgen van mensen die weliswaar rijk zijn maar geen zelf geloof meer hebben. Voor christenen hadden ze nog een zeker respect, voor mensenrechten des te minder. Liever onderdrukking door de Talibaan, dan bevrijd te worden door ongelovigen is ook hier het devies.
Van de bergen in Afghanistan terug naar sprookjesland Nederland. Ons land heeft in de Grondwet staan, dat de handhaving van de internationale rechtsorde een kernpunt is van de hele existentie van ons land zelf. Nederland heeft altijd al, als relatief klein land tussen grote buren en met een sterke handelspositie, gehamerd op de normen van internationaal recht. Hugo de Groot schreef zijn boek over het oorlogsrecht, in een tijd dat de positie van Nederland van alle kanten werd bedreigd door buitenlandse grootmachten zoals Spanje, Frankrijk en Engeland. Het is daarom beschamend dat Balkenende, met zijn voortdurende discussies over normen en waarden, de internationale rechtsnormen die verankerd zijn in onze Grondwet, afdoet als onduidelijk. Alsof een verschil van inzicht over de interpretatie van die volkenrechtelijke normen de gehele discussie daarover overbodig zou maken.
Bovendien kan het juridische achterhoedegevecht nu beginnen met betrekking tot de vraag of de regering de Grondwet heeft geschonden door niet de gehele Staten-Generaal, dus zowel de Eerste als de Tweede Kamer niet – of voor wat betreft de Tweede Kamer onvoldoende - te betrekken bij de besluitvorming. Artikel 100 van de Grondwet luidt immers:
lid 1. De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Daaronder is begrepen het vooraf verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening in geval van gewapend conflict.
lid 2. Het eerste lid geldt niet indien dwingende redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen verhinderen.
In dat geval worden inlichtingen zo spoedig mogelijk verstrekt.
Het lijkt er stevig op dat Balkenende deze bepaling heeft geschonden. En indien sprake zou zijn geweest van dringende redenen om inlichtingen niet te verschaffen, heeft Balkenende 7 jaar lang die informatie proberen tegen te houden. En aangezien het hier onze hoogste wet betreft, is een schending van dit wetsartikel heel wat ernstiger dan bijvoorbeeld de ‘schijn van belangenverstrengeling’ die oud-burgemeester Leers van Maastricht over zichzelf heeft afgeroepen. Toch is Leers reeds daarom afgetreden, terwijl premier Balkenende -als onkruid dat niet vergaat - alweer wacht tot de bui van Commissie Davids is overgewaaid. Dit terwijl schending van de Grondwet, ook in civielrechtelijke zin een onrechtmatige daad oplevert. En dan onrechtmatig ten opzichte van het gehele Nederlandse volk. Want de Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk (art. 50 Grondwet). En zodra de vertegenwoordiger wordt belogen, wordt de vertegenwoordigde bedrogen.
Dit is nog maar onze eigen Grondwet. Dan hebben we nog het internationaal recht. De volkenrechtelijke basis voor buitenlandse interventie is immers, als geen sprake is van een humanitaire ramp zoals in Haiti, slechts geoorloofd in het kader van een besluit door de Verenigde Naties. Maar er zijn genoeg gevallen bekend waarin het ontbreken van een mandaat door de vingers werd gezien. Natuulijk gaat het uiteindelijk allemaal om politieke afwegingen, dat heeft iedere burger wel door. Maar het is wel verbazingwekkend dat iemand zoals Balkenende die het hoog opheeft met normen en waarden na een brainstormsessie van 45 minuten de inval heeft ondersteund zonder een zorgvuldige afweging daarover.
Zo levert Balkenende zijn eigen bijdrage aan de ondersteuning van de theorie van de Clash of Civilizations in het Midden-Oosten. Want nu hebben de mensen in dat deel van de wereld weer een extra argument in handen om te blijven beweren dat alle ellende in hun werelddeel komt door de eeuwige imperialistische bemoeizucht door het westen. En zij concluderen nu dat het westen inderdaad een vijandig blok is, waarbij door het westen volkenrechtelijke normen op opportunistische wijze worden gebruikt indien deze de eigen politieke doeleinden ondersteunen. De illusie dat Nederland het volkenrecht daadwerkelijk als bindend recht beschouwt is door Balkenendes optreden voorgoed teloor gegaan. Vanaf nu weet iedereen dat volkenrechtelijke normen louter retoriek vormen.
En al is de democratie dan met de knoet opgelegd in Irak, alle ellende die daaruit is voortgekomen zal de autoritaire regimes alleen maar sterken in hun overtuiging dat het westen de vijand is. En de bevolking zal daarin waarschijnlijk meegaan. Nooit gedacht dat de Margarita-kwestie zulke grote gevolgen zou hebben.
Recent Comments