Archive by Author

Why is war so exciting?

Soms zeggen 5 minuten muziek meer dan vele boeken, krantenartikelen en talkshows bij elkaar. Gelukkig zijn er nog musici in deze tijd die de juiste vragen stellen. Zoals de Japanse componist Sakamoto, die vragen stelt die actueler zijn dan ooit. Weer een tsunami en uitbarstingen van geweld in het Midden-Oosten. De tsunami lijkt welhaast een straf voor de overmoed van de mens, maar in werkelijkheid laat ons gedrag Moeder Aarde koud. Alleen de mens zelf is in staat waardeoordelen te geven over goed en kwaad. En met de moderne tijd is de massa-oorlog gekomen, maar ook de massa-vrede. Meer mensen dan ooit in de wereldgeschiedenis leven in tijden van vrede. De Koude Oorlog is een Warme Vrede geworden. En dit roept vragen op naar de capaciteit van de mens om juist die vrede vorm te geven. Waarom werkt geweld erotiserend? Universele vragen die bijna niemand meer stelt dezer dagen. Althans zo lijken de reguliere media te suggereren. Vrede lijkt zo bijna wel een zwart gat, een niets, dodelijke verveling. Middelmatig, burgerlijk en saai. Oorlog daarentegen is spannend en nieuws. Bungeejumpen of parachutespringen zijn onvoldoende om de verveling te verdrijven. Oorlog voeren zit ons in het bloed. Tot 1914 was oorlog een ultimum remedium maar wel een algemeen aanvaard remedium, pas toen begon de verandering in het denken. Als de oorlogsdrum luidt, ontwaakt de strijder in ons die droomt van een clean kill die helaas zelden voorkomt. Goed en kwaad nemen weer vorm aan, waarbij de kwaden uiteraard altijd de anderen zijn. Grijstinten worden weer tot zwart en wit. Hoe meer doden, hoe groter de nieuwswaarde. De media worden geil van een ophanden zijnde invasie in Libie. Waarom vinden we doden zo spannend? Het begint met vragen stellen, maar wellicht is de manier waarop we de vragen stellen nog wel van groter belang:

YouTube Preview Image

Is Water as old as Gravity?

Is War as old as Gravity?

If I love Peace, do I have to love the trees?

Are there animals like Peace and animals like War?

Are there animals that like Peace and animals that like War?

Is Peace quiet?

Is making war an instinct we inherited from our hunting or farming ancestors?

Were farmers the first Warriors?

Do we Love without thinking?

Do we do the right thing without thinking?

When children fight with their brothers & sisters, are they learning how to make war?

How do we test the limits of our bodies without war?

Why do they compare war to a man, and peace to a woman?

Peace is unpredictable.

Why is war so exciting?

War is the best game and the worst life.

Is Peace the hardest work?

Is Peace a time of tension?

What are the different kinds of victory?

In a war? In a race?

Is despair a solution?

Why is it dangerous to say: never forget?

De EU dood, leve Europa?

botero

Afb: Fernando Botero, de Ontvoering van Europa

De Europese Unie is – als geheel – de grootste economie ter wereld. Toch lijkt Europa te lijden aan een identiteitscrisis. Wat is Europa? Wat kenmerkt de Europese beschaving en onderscheidt haar van de andere grote beschavingen op de wereld? De universaliteit van het Europese gedachtengoed wordt steeds heviger betwist. ‘Europese waarden zijn Europees, Aziatische waarden zijn universeel’, zoals een Aziatisch politicus aan het eind van de 20e eeuw zei. Dat is dus precies tegenovergesteld aan wat Europeanen tot ongeveer 2001 dachten.

Vreemd genoeg gaat het publieke ‘debat’ (kan iemand niet een andere term verzinnen?) steeds over islamisering en multiculturaliteit, maar steeds minder over wat nu Europees is; als wij spreken over islamisering moet er iets anders zijn dat wordt geislamiseerd, maar wat dan hetgene is dat wordt bedreigd, als een kennelijk passief slachtoffer, schijnt een gevoelskwestie te zijn. Wat bedoelt Rutte met ‘Nederland teruggegeven aan de Nederlanders’? Waarom stelt geen enkele journalist die simpele vraag aan Rutte?

Zo komen wij tot het ‘Joods-christelijke’ karakter van Europa. Maar is Europa enkel Joods en christelijk? Is dat niet een te theologische benadering, zijn het Joodse en christelijke element exclusief bepalend geweest voor Europa? Dit lijkt toch vooral ook een kwestie van met welke bril men kijkt en willekeur. Evengoed zou men kunnen spreken van de ‘christelijk-helleense beschaving’, want het Joodse element is al vertegenwoordigd in zowel het christendom als in het hellenisme. Maar evengoed zou men dan kunnen spreken van een helleens-arabische beschaving, tenminste als men over de islamitische wereld spreekt; immers heeft die beschaving ook veel overgenomen van de hellenistisch-griekse beschaving.

Misschien moeten we spreken over de ‘christelijk-humanistische beschaving’ omdat met deze benaming wordt benadrukt dat juist de kritische wijze waarop ieder dogma sinds Erasmus en anderen wordt benaderd bepalend is geweest voor de Europese samenleving na grofweg 1500, en de weg heeft gebaand voor de pijlers van de moderniteit: Verlichting, rationaliteit, empirisme, individualisme en naturalisme.

Maar wie naar de Europese geschiedenis kijkt vanaf het tijdperk Napoleon moet onderkennen dat ook de ‘tegenstromingen’ als de romantiek en het daaruit voortvloeiende nationalisme en elementen uit het fascisme eveneens een enorme invloed hebben gehad in het westerse denken, evenals de Industriele Revolutie en het socialisme; althans tot en met de Tweede Wereldoorlog respectievelijk 1989; het is kortom nog niet zo gemakkelijk om te duiden wat Europa nu precies Europees maakt. Paradoxaal genoeg is juist dit element van tegenstelling hetgeen typisch Europees is.

Over de Europese identiteit zijn hele boekenkasten vol geschreven, wat al bewijst dat het kennelijk gaat om een rekbaar begrip. En dat is maar goed ook. De voortdurende strijd van verschillende opvattingen, concurrentie tussen landen, tussen standen, Paus en Keizer, rationalisme en romantiek, tussen stad en land: dit voortdurend met elkaar overhoop liggen en toch een eenheid vormen is typisch Europees. De richtingenstrijd is in de 20e eeuw op dramatische wijze uit de hand gelopen, maar inmiddels kent een groot deel van Europa al 65 jaar vrede. Iedere keer is de Europese beschaving bijna dood verklaard, maar steeds weer vernieuwt zij zich onder druk, van binnen of van buiten. Daarom moet Europa wellicht ook niet bang zijn voor China of voor de Arabische wereld maar gewoon de concurrentie aangaan, net als vroeger. De grootste bedreiging voor een beschaving is immers ‘above all, its lack of confidence’.

De vraag is alleen of de Europese Unie als in de huidige constructie de noodzakelijke voorwaarde is voor een Europese wederopbloei: de Europese geschiedenis leert nu juist dat tijden van onderlinge concurrentie de grootste welvaart en culturele bloei met zich meebrachten en dat grote overkoepelende staten zoals het Romeinse Rijk, het Frankische Rijk, het Napoleontische Rijk, het Derde Rijk en ‘ Fort Europa’ weliswaar vernieuwing brachten (meestal in goede en soms in slechte zin) maar uiteindelijk niet standhielden. De Italiaanse Renaissance vondt plaats in tijden van oorlog en onderlinge strijd. De Industriele Revolutie zorgde voor grote sociale onrust, maar werd ingebed in de sociale welvaarsstaat (die nu weer op zijn retour lijkt).

Iets wat politici in Straatsburg niet altijd lijken te begrijpen is dat de Europese Unie niet hetzelfde is als ‘Europa’. Europa als cultuurgebied is iedere keer weer herrezen en een mogelijk uiteenvallen van de Europese Unie betekent geenszins het einde van Europa: integendeel, het is wellicht een logischer stap in de grillige Europese geschiedenis dan het blijven trekken aan een dood paard; als eenheidsworst of lijdend voorwerp van islamisering of ‘sinificatie’ zal Europa niet overleven, wel met zelfverzekerdheid zonder te vervallen in aloude arrogantie. Hoe lang de nu al zwikkende jaarlijkse karavaan van Brussel-Luxemburg-Straatsburg nog kan doorgaan zonder te bezwijken aan bestuurlijke obesitas: time will tell.

 

De onvolprezen bruggenbouwer van Desjima

desjima

Zicht op Desjima, 19e eeuw 

Door de tsunami staat Japan weer volop in de belangstelling in Nederland. Zoals bekend is de relatie tussen Nederland en Japan altijd al bijzonder geweest. In de eerste plaats omdat Nederland eeuwenlang, van de 17e eeuw toen Japan ”op slot” ging voor westerlingen, het enige kleine venster vormde naar de westerse wereld. De Hollanders mochten net als de Chinezen op beperkte schaal handel drijven met Japan. Opgesloten als zij zaten in Desjima moesten ze hiervoor een hoge prijs betalen, letterlijk maar ook figuurlijk in de vorm van het ondergaan van grote persoonlijke vernederingen.

De VOC was in de 17e eeuw een  belangrijke macht in de Chinese zee. Nederlandse zeelieden dreven handel op China, maar ook omzeilden zij de Japanse regels door wel met Okinawa te handelen, een eiland dat als een speerpunt van handel fungeerde, evenals Taiwan (Formosa) dat grotendeels door de Nederlanders werd bezet.

Een minder bekend aspect van de relatie tussen Japan en Nederland is dat Nederland een bijzondere rol heeft vervuld in de 19e eeuw aan de vooravond van de Meiji-revolutie van 1868 die Japan transformeerde tot een modern land. Niet alleen bestudeerden Japanse studenten de ‘Hollandse’ ofwel westerse wetenschap, de Rangaku, maar ook speelde Nederland een rol op wetenschappelijk gebied. Niet alleen was Siebold van groot belang voor de biologie, maar ook de veel onbekendere arts Jan Karel van den Broek (1814-1865), die het eerste Japans-Nederlandse woordenboek schreef.

Nederland speelde tenslotte een politieke rol tijdens de periode vanaf 1854, toen de ‘Black Ships’ van de Amerikaanse vlootcommandant Perry de opening van Japan forceerden, en het begin van de Meiji-periode. Desjima werd opgeheven en de Japanners kregen door dat Nederland niet veel voorstelde. De Japanners richtten zich voortaan tot Pruisen, Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten voor het opdoen van de noodzakelijke kennis en kunde. Maar wel leverde Nederland een bijdrage in de vorm van de eerste moderne Japanse scheepswerf, die later zou uitgroeien tot de Mitsibishi fabriek (die ironisch genoeg ook de vliegtuigen produceerde die Nederlands-Indie later zouden aanvallen).

In korte tijd maakten de Japanners zich meester van de westerse technieken. Een nieuw modern land werd in 20 jaar tijd opgebouwd. Een land dat om te overleven als zelfstandig land wel moest rivaliseren met de westerse machten, en wellicht als overcompensatie zelfs ronduit agressief werd in de jaren ’30 van de twintigste eeuw. De rest is bekend. De Tweede Wereldoorlog betekende een absoluut dieptepunt in de betrekkingen tussen Nederland en Japan. Wat weinig mensen echter nog weten, is dat het eerste schip waarmee een Japanse delegatie Amerika bezocht, van Nederland was gekocht en dat Van den Broek vanwege zijn uitstekende relaties met de Japanners waarschijnlijk een bemiddelende rol heeft gespeeld tussen Perry en de Japanse regering.

De rol van Van den Broek in die overgangsperiode vanaf 1854 is bij mijn weten nog weinig onderzocht: Van den Broek kwam in conflict met Jan Hendrik Donker Curtius, het laatste ”Opperhoofd” (geen grap!) van Desjima, de hoogste ambtenaar van Desjima, juist vanwege zijn goede banden met de Japanse bevolking. Jaloezie, zou men nu zeggen. De Leidse Universiteit schrijft hierover in vrij neutrale zin: ‘things did not work out for van den Broek as he may have wished, and personal controversies on the small post of Dejima intensified and made his life miserable.’ (1) Van den Broek werd naar Batavia gestuurd en zijn carriere liep vast. Hij probeerde daarna een ijsfabriek op te richten in Indie, maar ook dit liep uit op een mislukking. Daarna trok hij zich – als vele andere oud-Indiegangers - terug in Apeldoorn om zich in alle stilte tot aan zijn overlijden in 1865 aan zijn Japanse studies te wijden. Historisch onderzoek naar de rol van Van den Broek in Japan levert waarschijnlijk een schat aan materiaal op over de unieke bijdrage die Nederland een van de meest boeiende periodes in de Japanse en Aziatische geschiedenis als bruggenbouwer heeft gespeeld. Alle eer is naar Donker Curtius gegaan waarbij de bijdrage van Van den Broek vervolgens volledig is genegeerd.Tijd voor een rehabilitatie!

En voor de liefhebbers hieronder nog een stukje muziek van Sakamoto (zoals u wel zult hebben gemerkt een van mijn favorieten, n.m.m. zeker nu met de ramp in Japan weer boeiend om weer eens extra naar te luisteren ) : YouTube Preview Image Bronnen o.a. http://www.iias.nl/iiasn/26/regions/26EA2.html

Voor (veel) meer informatie, ook over andere Nederlanders in 19e eeuws Japan:

http://www.minbuza.nl/PostenWeb/J/Japan/Embassy_of_the_Kingdom_of_the_Netherlands_in_Tokyo/You_and_the_Netherlands/Dutch_Japanese_relations#internelink1

(1) http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc/olg/portret/content.html

Book review: Voel maar (Jan Brokken)

Voel maar gaat over een rechter op Curacao, Luc Saverijn, die na een incident in de rechtzaal een voor zijn doen ongebruikelijke stap neemt door aan boord van een passagiersschip te stappen op weg naar Panama. Het boek is een reis in de tijd en plaats, en centraal staat de verhouding tussen de rechter en een vrouw die hij aan boord ontmoet, Gabriela. De kortstondige romance die zich ontwikkelt tussen Luc en Gabriela wordt beleefd vanuit het perspectief van de rechter. Tegelijkertijd is de ontmoeting tussen de twee personen het tegen elkaar aanschuren, soms letterlijk en figuurlijk, van twee werelden, noord en zuid, man en vrouw, gevoel en verstand, Europa en Latijns Amerika. Of eigenlijk is het geen ontmoeting, want Gabriela blijft ongenaakbaar vreemd voor Luc.

Wellicht is de naam van hoofdpersoon Saverijn dan ook een verwijzing naar ”save rien”, oftewel ”weet niets”. En het niet-weten van Saverijn is de rode draad in het boek, alsmede de ontgoocheling die volgt wanneer kennis van zaken het niet-weten verdrijft, en zo ”de smart vermeerdert” wanneer sluimerende gevoelens tot uiting komen in concrete handelingen.

Een beknopt boek, dat niettemin nieuwsgierig maakt naar de geschiedenis van Gabriela en haar motieven. De gesprekken tussen Luc en Gabriela en de emoties die zij soms wel en vaak niet uiten vormen slechts het topje van de ijsberg net als in de verhalen van Ernest Hemingway. Ook interessant is de thematiek van oorlog en dicatuur, met als achtergrond Panama-stad en de ‘School of the Americas’ (*) het Amerikaanse opleidingsinstituut voor aanstaande dictators van rechtse snit zoals Manuel Noriega en vele anderen. Panama biedt zo een meer dan realistisch en - ondanks het feit dat het boek al wat ouder is – nog altijd actueel decor. Een kleine zijsprong: Waarom leest men bijvoorbeeld in Nederland zo weinig in de krant over het thans nog altijd lopende Videla-proces en wel alles over Julio Poch? 

Voel maar is een meer dan interessant en boek dat op vele manieren kan worden gelezen. Als een ode aan de zee en het avontuur. Op een ander niveau gaat het over een terugkeer naar de plek van de jeugdherinneringen in de tropen (het doet heel in de verte denken soms aan Gezandstraald maar Voel maar werd veel eerder geschreven). Dat kan natuurlijk niet goed aflopen want meestal hervindt men noch de jeugd, noch de plek zelf. In Voel maar wordt de persoonlijke ondergang van Luc schijnbaar luchtig maar onderhuids zinderend beschreven. En gaandeweg blijkt dat de ontmoeting meer weg heeft van gapend ravijn dan van een romance tussen ‘two ships that pass in the night’.

(*) http://www.derechos.org/soa/panam-not.html

 

Sonny Boy of Rebelse Rika?

surinamerivier 

 Surinamerivier

Het komt een beetje laat. Een bespreking van het boek Sonny Boy. Maar aangezien het boek inmiddels ook is verfilmd kan ik het toch niet laten. Inderdaad een indrukwekkend boek over een waargebeurde geschiedenis. Ook interessant om te zien dat de relatie tussen Nederland en het koloniale Suriname in de 20e eeuw eens centraal staat.

Suriname en het Caribisch gebied zijn ”ontdekt” lijkt het. Eindelijk uit de schaduw getreden van de Indische geschiedenis, nu de meeste mensen die Nederlands-Indie nog hebben meegemaakt al overleden of hoogbejaard zijn. Opeens verscheen recentelijk ook een biografie over Anton de Kom en een boek over de positie van de West tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Sonny Boy geeft een goede schets van een bijzondere relatie tussen twee personen. Het doet denken aan Romeo en Julia, maar dan binnen de koloniale verhoudingen, een blanke vrouw met een zwarte man in een tijd dat Nederland nog vrijwel geheel blank was.

Het boek is gebaseerd ware gebeurtenissen. De relatie tussen Rika en Waldemar is inderdaad taboedoorbrekend. Maar dat komt overigens vooral voor het feit dat het verhaal zich in Nederland afspeelt, en niet Suriname. In Suriname waren relaties tussen blank en zwart- van het zogeheten Surinaamse huwelijk tot aan echte formele huwelijksrelaties-  aan de orde van de dag.

Het echte taboe dat in het relaas van Sonny Boy wordt doorbroken is dan ook niet dat strikte genomen raciale grenzen worden overschreden, maar het feit dat een blanke vrouw een relatie aangaat met een zwarte man, en dan ook nog op basis van een mate van gelijkheid die voor die tijd ongewoon was, zelfs binnen blanke huwelijken. Blanke bestuurders brachten vanaf de 18e eeuw vel vaker hun voormalige slaven mee naar Nederland als hun tijd in de West erop zat (de slaven werden dan in Nederland vrij verklaard), hoewel dat ook slechts enkele gevallen betrof. En paradoxaal genoeg waren de blanke Nederlanders in Nederland vaak vriendelijke tegen gekleurden dan de blanken in Suriname zelf waar Waldemar vandaan kwam. 

Waldemar gedraagt zich na zijn komst in Nederland eigenlijk als een gewone blanke man, alhoewel hij dat natuurlijk niet is. Daar heeft hij de omgeving wel voor; die wijst hem natuurlijk voortdurend op zijn exoticiteit. Maar lang niet altijd met kwade bedoelingen.

Sonny Boy is zo bijzonder omdat juist de raciale stereotypen worden doorbroken. Waldemar is geen rebel, en ook niet overdreven chic of bekakt om een zogenaamde achterstand te compenseren. Hij is gewoon zijn ontheemde zelf. Rika is op haar beurt niet onderdanig, maar betuttelt Waldemar ook nergens alsof zij hem de beschaving zou moeten bijbrengen. Dat doet de rest wel, maar ook weer niet iedereen. De ‘boze buitenwereld’ van Rika en Waldemar is niet echt opzettelijk boos of bewust wreed, maar gewoon bekrompen. De buitenwereld is kortom geen dramatisch decor voor een onmogelijke liefde, althans totdat de oorlog losbarst. Hun liefde is niet bij voorbaat gedoemd te mislukken. Toch maken de mensen in hun omgeving het leven van Rika en Waldemar moeilijker dan het had hoeven zijn, zo denkt de lezer anno 2011.

Het unieke van het verhaal is dan ook dat de liefde tussen de twee hoofdpersonen die nog altijd levende stereotypen ontstijgt; en dat terwijl men in Nederland anno 2011 nog graag in dergelijke scheidslijnen denkt, van linkse partijen (PvdA: ”we zijn er trots op dat we een Marokkaanse burgemeester van Rotterdam hebben”) tot rechts waar men de Antillen op Ebay wilde verkopen.  

Het is te hopen dat de film die binnenkort uitkomt niet alsnog uit een soort politieke correctheid de ‘rebelse’ kant Waldemar en/of Rika gaat accentueren. Juist de rust, dat gebrek aan politieke betrokkenheid, die zowel Waldemar en Rika in het boek uitstralen is indrukwekkend en bovendien verfrissend. Het gebrek aan gemoraliseer en makkelijk slachtofferschap is nu juist wat dit boek zo sterk en universeel menselijk maakt. Zowel Rika als Waldemar zijn slachtoffers in een wrede wereld, maar tot aan het einde gedragen zij zich niet zo. Hun liefdesverhaal is een aaneenschakeling van gezamenlijke kleine overwinningen die net als vele andere kleine heldendaden meestal onbekend en dus onbemind blijven. Totdat iemand wijselijk besloot een boek van hun leven te maken.  

 

 

Terug van nooit weggeweest

tiburon 

Alli esta …el Tiburon (daar is de haai)

Als er een stereotype, of liever gezegd, archetype bestaat van de dictator dan is het wel de Latijns-Amerikaanse Generalissimo, rechtstreeks weggelopen uit de ”De Herfst van de Patriarch” van Garcia Marquez. Latijns-Amerikaanse dictators, van Papa en Baby Doc tot Videla en Fidel Castro, spreken op een vreemde en vals-romantische manier tot onze verbeelding, met hun te mooie militaire uniformen of juist hun quasi proletarische jungle-uitrusting. Sigaren, zonnebrillen, redevoeringen, we kennen het allemaal van de filmbeelden en van romans. Van Pinochet in Chileens Vuurland tot aan Porfirio Diaz aan de Mexicaans-Amerikaanse grens in het noorden is de Latijns-Amerikaanse dictator het archetype geworden van de dictator die zijn eigen land met ijzeren hand regeert en als een prive-domein beschouwt.

Waarom appeleren Latijns-Amerikaanse dictators aan deze romantiek? Waarom vielen schrijvers als Mulisch zo onkritisch voor het communisme van Fidel Castro, terwijl zij rechtse regimes van Pinochet en Videla bekritiseerden? Het weer, de muziek en de eveneens vals-romantische mythe van het caudillismo, van Zorro tot Che Guevara dragen ongetwijfeld daaraan bij. En Loekashenko en Kim il Sung zijn weliswaar dictators met geheel eigen ’x-factor’ maar hebben welbeschouwd toch echt niet diezelfde typische Latijnsamerikaanse uitbundig-opstandige nonchalance en melancholiek die vaak met vrolijkheid of ‘Latijnse passie’ worden verward. Bovendien zijn zij voor zover bekend geen maniakale vrouwenverslinders zoals de Latijnsamerikaanse dictators die als echte tiburones (haaien) hun land als hun eigen grote bloederige slaapkamer beschouwen. En heimelijk zouden alle mannen wel een beetje een Che Guevara willen zijn.

In andere delen van de wereld heeft het model van de Generalissimo gretig aftrek gevonden. Van Birma tot Noord Korea, van Arabische dictators als Mubarak, de recent afgetreden Ben Ali in Tunesie, en Assad in Syrie. In Afrika overtroffen dictators als Mobutu en Idi Amin zelfs de stoutste dromen van Trujillo en Baby Doc. 

Wie dacht dat de archetypische patriarch-dictator verdwenen was komt bedrogen uit. Er is een hele nieuwe generatie ontstaan. Ahmadinejad in Iran, Chavez in Venezuela en Bouterse in Suriname zitten nog steeds of in het geval van Bouterse wederom stevig in het zadel. En in Haiti is Baby Doc alweer teruggekeerd.

De hernieuwde populariteit van de moderne dictators van de 21e eeuw komt immers mede doordat de bevolking in veel landen voor een groot deel uit jongeren onder de 25 bestaat en die zijn niet geinteresseerd in geneuzel over democratie en mensenrechten maar willen gewoon een baan, een huis en een gezin. En wat heb je aan fraaie woorden over mensenrechten en democratie zonder huis of voedsel?

De patriarchen zijn weer terug. En niet teruggefloten. Niet alleen van extreem-rechtse snit zoals de Gutmenschen van het linkse establishment dachten. Het gevaar is niet zo eenduidig meer te duiden alsin het belerende liedje van de Jazz Politie, http://www.youtube.com/watch?v=x1UejKApJa4&feature=related maar komt van alle kanten. Vroljk koorddandsend op het ritme van een opzwepende salsa, komende van links tot rechts, van religieuze snit of juist seculair georienteerd. Eigenlijk nihilistisch, want dat kenmerkt de ware dictator met moderne ‘x-factor’. The Voice of Holland als moderne staatsinrichting, mooie televisie met wurgcontracten. Liever een patriarch dan armoede denkt de bevolking, zolang de patriarch maar niet te opzichtig met zijn rijkdommen zwaait. Modern dictatorschap vergt de schijn van zelfbeperking en een volle Zwiterse bankrekening.

Ze zijn terug, de Jazz Politie had gelijk…hetzelfde slag, maar met verschillende liederen, anarchistisch of anti-Pim Fortuyn, maar nog vaker anti-westers, vanuit de huig een variatie aan g- en k- klanken producerend, keelklanken die in schoonheid en gratie het Requiem van Verdi kunnen evenaren, die wij moeten verwelkomen zoals de verloren zoon na lang dolen terugkeert tot zijn vaderlijk huis, deze enige echte zo andere cultuur die werkelijk iets waard is en die ons tot nietigheid reduceert; die ons verfoeilijke westerse boeren met schaamte vervult over ons eigen barbarisme, die cultuur met die ene en ondeelbare en onuitstaanbaar humorloze Godheid die altijd om de hoek loert, met zijn enige profeet, die altijd gelijkhebbende dictator tot aan het einde der tijden.

Gezien de steeds groeiende invloed van die eeuwige dictator van de Ondeelbare, is het sterk de vraag wat er in Tunesie gaat gebeuren en of ook daar niet een sterke man zal komen om het land te leiden en de bevolking opnieuw met een kluitje in het riet te sturen. Want in de machinerie van de internationale politiek draait het om macht en invloed.

De documenten van Wikileaks tonen aan dat 19e eeuwse diplomatie nog steeds de boventoon voert en we hebben liever een ons gunstig gestemde dictator dan een ons vijandige democratie. Daarom accepteren we de dictatuur van Hamid Karzai in Afghanistan. Want een alternatief is er niet. 

En het geeft ook aan hoe hypocriet de inval op Irak was. Het ging helemaal niet om het straffen van Saddam Hoessein, het ging om pure macht en invloed in het Midden-Oosten. Want Assad (junior) zit nog steeds in Syrie, Mubarak nog steeds in Egypte en we Amerikanen zouden het niet eens zo erg vinden als Baby Doc weer aan de macht kwam in Haiti, mits hij zich maar niet in de drugshandel zou gaan begeven zoals Desi Bouterse.

Want drugs, daar sterven meer mensen aan in de Verenigde Staten dan aan het terrorisme en alle oorlogen in het Midden-Oosten tegelijk en grote aantallen drugsverslaafden ondermijnen de Amerikaanse welvaart direct. Dus is het exit Saddam en Ben Ali, enter Karzai en Baby Doc. Tyrannen komen en gaan, het zijn net communicerende vaten, ze komen en gaan maar het verschijnsel is here to stay. Het is nog lang niet de Herfst van de Patriarch, enkel het vroege voorjaar. Zoals Tanja Nijmeijer volmondig zou beamen: met een tropisch drankje op en wat leuke muziek worden massamoord en genocide toch een stuk lichter te verteren. Zo is de portee van dit blogje toch negatief geworden deze keer, tegen mijn bedoeling in. Om mijn gemoraliseer en dat van de Jazz Politie weg te spoelen en toch in de sfeer van dit blogartikel te blijven raad ik aan om weer eenmalig het liedje ‘Tiburon’ te luisteren. Houd het op een eenmalige beluistering want daarna wordt het zonder een flinke slok aguardiente of rum-cola al snel irritant: http://www.youtube.com/watch?v=SgHfT4_IniU .

De oorverdovend stille Sarko-staat

timboekte

Timboektoe, de belangrijke islamitische stad in West-Afrika was een belangrijk islamitisch centrum van het Songhai-rijk dat in 1591 werd verwoest door de Marokkaanse sultan. Ook in de huidige tijd volgt Marokko nog altijd een imperialistische politiek in het zuiden, onder meer door de illegale bezetting van Westelijk Sahara sinds 1975. Het is al jaren oorverdovend stil rond deze kwestie. Frankrijk blokkeert nieuwe resoluties in de Veiligheidsraad om bondgenoot Marokko tegemoet te komen.

De Franse internationale politiek is niet altijd even succesvol. Zo heeft de onvoorwaardelijke steun van de Franse regering -de Sarko-staat-  aan de Tunesische dictator Ben Ali tot op het laatste moment de Franse reputatie in de regio meer kwaad dan goed gedaan. Frankrijk gokt wel vaker op het verkeerde paard in een poging de tanende franse invloed te behouden. Dat begon al met de onverzoenlijke houding van Frankrijk na de Eerste Wereldoorlog en de bezetting van het Duitse Rijnland door de Franse troepen, wat meer kwaad bloed heeft gezet bij het Duitse volk dan die andere factoren die het nationaal-socialisme hebben bevorderd zoals inflatie, de hoge herstelbetalingen en de crisis van 1929 zelf. Met het Vichy-regime in WO II werd weer een verkeerde keuze gemaakt in de hoop daardoor invloed te behouden en sindsdien is daar weinig verbetering in gekomen. Maar omdat het verder zo’n aangenaam land is ziet men dit te graag door de vingers.

Frankrijk bood overigens ook 25 jaar lang onderdak aan de Haitiaanse ex-dictator Duvalier, oftewel Baby Doc en vele andere neokoloniale ex-dictators uit voornamelijk Afrika. Sarkozy had het tijdens zijn bezoek aan Tunesie in 2010 het (met een slokje teveel op?) over het ‘zoete Tunesie’ en de warme banden met inmiddels ex-dictator Ben Ali (1).

Frankrijk kent inmiddels 5 miljoen moslims het merendeel daarvan afkomstig uit de Maghreb. Dat is procentueel en in absolute zin veel meer dan het percentage franse colons destijds in Algerije. Wie koloniseert nu wie? Frankrijk is meer dan ooit verweven met de Arabische wereld, en probeert uit alle macht islamistische stromingen in de kiem te smoren. Maar is Frankrijk nog het land van de vrijheid, gelijkheid en broederschap? Ne me fais pas rire.

Foto afkomstig van: wikipedia. Original uploader was Senani P at en.wikipedia

(1) http://www.dailymotion.com/video/xc7rnu_diner-d-etat-offert-par-m-zine-el-a_news

Black Venus. Een moderne Hottentottententententoonstelling

Schreef ik enige tijd geleden over de mythe van de nobele wilde, dan is dit omdat dit idee op diepgaande wijze het denken in Europa over de niet-westerse mens heeft beinvloed tot in de moderne tijd. De nieuwe film ‘Black Venus’ (*) vertelt het verhaal van de Hottentotse Saartje Baartmans die aan het begin van de 19e eeuw als circusattractie werd vertoond in verschillende Europese hoofdsteden. De boodschap van de film is duidelijk, het westen is slecht, en Saartje is inherent goed in deze vreemde en wrede omgeving. Het verhaal is schrijnend maar voegt weinig toe aan eerdere films en boeken, van Uncle Tom’s Cabin en Roots tot aan Amistad.

Natuurlijk, het lot van Saartje was wreed. De waarheid kan niet worden verfraaid zonder deze geweld aan te doen. Maar we moeten het wel in de tijd zien. Het waren de dagen van de vroege industriele revolutie, aan het einde van de Napoleontische oorlogen maar nog voor Charles Dickens, Multatuli of Harriet Beecher Stowe. Europa was in de ban van vernieuwing en tegelijkertijd verlangde men naar het verleden. Het lot van de arme onderklasse in Europa was niet veel beter dan die van de slaven in de kolonien overzee. Arbeiders in de industriele gebieden in Europa werkten in de sweatshops in dezelfde omstandigheden als de slaven in het Caribisch gebied. Straatarm en zonder enige bescherming. Honderdduizenden blanke kruimeldieven uit Londen en Parijs werden naar Australie, Frans Gyuana of Nieuw-Caledonie gestuurd om daar feitelijk als slaven te leven. Frankrijk zond zijn eigen onderdanen naar Guyana waar zij als bagnards gedwongen werden jarenlang zichzelf te redden in de jungle. Engeland en Nederland verscheepten na de afschaffing van de slavernij meer miljoenen Indiers, Javanen en Chinezen om de plaats van de slaven in te nemen (1)

In Rusland en grote delen van Oost-Europa leefden miljoenen arbeiders als horigen, feitelijk als slaven. Terwijl Saartje na haar overlijden als exotisch object werd tentoongesteld, werden dwergen en mensen met epileptische aandoeningen, of fysieke afwijkingen op markten vertoond aan het volk. Het waren de dagen van The Elefant Man.  honderdduizenden gevangenen

In het zwart-wit denken van films als Black Venus schuilt het gevaar dat we die andere kant van de 19e eeuw niet meer zien: die van de achterkant van het imperialistische Europa zelf van die dagen waaruit niettemin miljoenen autochtone mensen emigreerden naar Amerika uit hoop op een beter bestaan. Dit deden zij niet uit imperialistische expansiedrang, maar uit dezelfde motieven als de huidige immigranten in Europa. Zij waren economische vluchtelingen. De kleine man uit Europa die werkloos was kon nog altijd wel een emplooi vinden buitengaats, en inderdaad nam hij dan de raciale beelden met zich mee die in die tijd gewoon waren.

Een fragment uit het boek Sonny Boy staat mij erg goed bij. Als de zwarte Surinamer Waldemar begin vorige eeuw arriveert in Nederland, verbaast hij zich erover dat sommige blanke mensen in Nederland het vuile werk doen dat in Suriname slechts door slaven wordt verricht. Nog in de huidige tijd verbazen autochtonen in Nederland zich er soms over dat allochtonen ook succesvol kunnen zijn in zaken of als politici en bestuurders. Met de grote gong wordt vaak verkondigd dat Aboutaleb in ons land burgemeester van Rotterdam kon worden, als Marokkaan en Cohen destijds burgemeester van Amsterdam, als Joodse Nederlander. Maar is juist die trots op de capaciteiten van een allochtone bestuurder niet een bevestiging van een diepgeworteld racisme? Geloven wij eerlijk waar, diep in ons hart dat alle mensen gelijk zijn? Zijn wij echt kleurenblind of doen we krampachtig alsof, en wanneer gaat die geforceerde kleurenblindheid – het antiracisme-  over in een nieuwe vorm van racisme?

De grootse vijand van de moderne samenleving is wellicht wel het antiracisme, het racisme van deze tijd. In hapklare brokken wordt ons verteld dat de blanke Europeanen de boeman waren en de zwarten het slachtoffer. En vervolgens blijft alles bij het oude. Onlangs zag ik in een programma een vrouw die sprak namens de Rastafari-gemeenschap die uit Jamaica naar Ethiopie was gemigreerd. Zij nam me de woorden uit de mond door haar opvatting dat de zogenaamde kleurenblindheid in Europa een eigen identiteit de weg staat en pleitte voor een gouden middenweg tussen multiculturalisme enerzijds en kleurenblindheid anderzijds, een positieve bevestiging van het eigene in het grotere geheel, integraal deel uitmakend van de overkoepelende samenleving zonder ontkenning van de eigen identiteit. Het antiracisme staat die positieve ontwikkeling in de weg door de versimpeling en vernauwing van complexe problemen tot een relatie van slachtofferschap en schuld.

Gelukkig zijn er tegenwoordig antropologen en historici die geen genoegen meer nemen met deze stereotyperingen. Hernan Cortes wordt allang niet meer als een held, maar ook niet meer als de boeman gezien die de nobele Azteken heeft vernietigd. Mexico is niet louter uit de verkrachting van het Indiaanse volk geboren, zoals vaak wordt aangenomen: uit recent onderzoek blijkt dat de Spanjaarden vaker dan gedacht vrouwen meebrachten uit Europa. En Cortes maakte gebruik van de vijandschap van de door de Azteken overwonnen volkeren, met name de Tlaxcalanen. Of maakten de Tlaxcalanen juist gebruik van Cortes? Jacques Cartier, de franse stichter van Quebec, vervulde eenzelfde positie in de voortdurende oorlogen tussen de Hurons en de Iroquois in frans Noord-Amerika een eeuw later.

En de Azteekse samenleving, net als vele andere inheemse samenlevingen, was zeker niet heilig: recente opgravingen in Mexico-stad tonen aan dat het offeren van mensen en dieren op grote schaal plaatsvond in de Azteekse samenleving aan het eind van de 15e eeuw. Dit was een praktijk die samenhing met een duistere religie en een politiek ten opzichte van de door de Azteken overwonnen volkeren die veel gemeen had met het optreden van de Europese kolonialen.

Het slachtofferschap van de Afrikanen en Indianen heeft veel weg van een rechtvaardiging voor de huidige misstanden in verschillende delen van de wereld. In de psychologie heet dit een self-serving bias. Dit proces van zwart-wit denken houdt zichzelf zo in stand, zowel aan de kant van de vroegere ‘daders’ als de ‘slachtoffers’, niet in de laatste plaats door films als Black Venus. Want o wee als er ooit een film zou worden vertoond over de Arabische slavernij in Oost-Afrika, of over ieder ander onderwerp dat niet binnen de veilige schema’s van goed en kwaad vallen die wij voor onszelf zo -excuses voor het Engelse woord – conveniently in het leven hebben geroepen. Conveniency heeft vrijwel nooit te maken met de waarheid. Waarom wordt bijvoorbeeld nooit verteld over de imperialistische politiek van de Zulu’s in Zuid-Afrika maar wel over de blanke Boeren, die naar gebieden trokken die leeg waren omdat de stammen die daar leefden allang waren gevlucht voor de Zulu’s. Voor zover zij niet waren vermoord op hun vlucht. Had de Tunesische regisseur van Black Venus, Abdellatif Kechiche het aangedurfd om de Noord-Afrikaanse handel in blanke slaven te verbeelden of de verwoesting van het Songhai-Rijk in West-Afrika door de Marokkaanse sultan te verbeelden? Dat was pas echt gewaagd geweest.

Zo wordt de film Black Venus juist tot een stereotype van racistische denkbeelden: juist datgene wat de film aan de kaak probeert te stellen. Om toch positief af te sluiten: gelukkig komt door deze film eindelijk aandacht voor het lot van de Hottentotten en krijgen we eindelijk iets mee over de achtergrond van het langste woord in de Nederlandse taal. Dat is een verhaal dat nu eindelijk wordt verteld en dat is een aanwinst. Net zoals ”De Vliegeraar” dat was voor de Hazaren in Afghanistan, welke film ondanks enkele stereotypen toch een goed beeld geeft van de moderne Afghaanse geschiedenis. En het geeft een goed aanknopingpunt voor de kijker om zich eens verder in de geschiedenis te verdiepen. Het geeft kleur aan mensen die in het recente of verder verwijderde verleden hebben geleden en ook gewoon geleefd. En hun hoop, dromen, verwachtingen en beperkingen wijken niet zoveel af van onze eigen beslommerigen al hebben wij het doorgaans nu een stuk beter. En om dat weereens -al is het maar voor een uur of anderhalf- te beseffen is altijd een goede zaak.

(*) Zou de regisseur bekend zijn met het gelijknamige boek van Jef Geeraerts Gangreen 1: Black Venus? Daarin worden evenzeer raciale stereotypen aangeklaagd, alleen in het geval van Geeraerts op een gewelddadiger manier, zodanig dat de Belgische pers in 1968 geschokt was. David van Reybrouck met zijn Congo kon opereren in een rustiger periode, 50 jaar na de onafhankelijkheid van Congo. 

(1) Zie o.a. de interessante BBC-documentaire Coolies, How Britain reinvented slaverij: http://www.qualitycreationsinfo.com/view.html

Saramaka-zaak: landmark case voor inheemse volkeren in beide Amerika’s

maroons Op 28 november 2007 heeft het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens – het Amerikaanse broertje van het Europese Mensenrechtenhof in Straatsburg- een fundamentele uitspraak gedaan in de zaak Saramaka People v. Suriname De uitspraak is een mijlpaal voor de inheemse en tribale volkeren in Suriname. Maar ook heeft deze uitspraak de potentie leidende jurisprudentie te worden in zowel Noord-Amerika als Latijns-Amerika op het gebied van de bescherming van mensenrechten, de erkenning van tribale eigendomsrechten en het recht op culturele zelfbeschikking. 

De verstrekkende gevolgen van de uitspraak zijn nog niet overal doorgedrongen. Het vorig jaar verschenen boek Saramaka, de strijd om het bos (Fergus Mackay, Amsterdam, KIT Publishers, ISBN 978-90-8832-612-3) brengt hopelijk hierin verandering. Naast een boeiende analyse van de procedure voor de verschillende rechterlijke instanties in Suriname, waar het Saramakaanse volk aanvankelijk het onderspit moest delven, en uiteindelijk voor het Inter-Amerikaanse Hof geeft het boek op unieke wijze inzicht in de strijd om de natuurlijke rijkdommen van Suriname en de veronachtzaming van tribale en inheemse rechten ten gunste van commerciële roofbouw. 

Het Saramaka-volk is een van de zes marronvolkeren die in Suriname leven. Zij zijn de plantages in de 18e eeuw ontvlucht en hebben na verschillende oorlogen met het Nederlandse gezag – waaronder de bekende Boni-oorlogen – verdragen met de Nederlanders gesloten waarbij de Saramakanen vrijstelling van slavenarbeid werd verleend en hun autonomie ten opzichte van het koloniaal bewind werd vastgelegd. De marrons zijn sindsdien altijd een aparte groep binnen de Surinaamse samenleving gebleven, ook na de onafhankelijkheid. Volgens de Saramakaanse traditie is hun grondgebied aan de Boven-Surinamerivier collectief eigendom van het Saramakaanse volk.

In recente jaren is het grondgebied van het volk in ernstige mate aangetast door grootschalige mijnbouw en commerciële houtkap omdat een aantal Chinese en andere houtkapmaatschappijen een concessie hebben verkregen voor grootschalige houtkap op Saramakaans gebied. Het Hof heeft geoordeeld dat de Surinaamse wetgeving de Saramakanen onvoldoende beschermt door de eigendomsrechten niet als zodanig te erkennen. In de woorden van het Hof is het gebrek aan positieve rechtsbescherming van de inheemse en tribale volkeren strijdig met de internationale mensenrechten. De Saramaka-zaak schept overigens geen volledig nieuw recht maar bouwt voort op eerdere jurisprudentie van het Hof (1). Niettemin is de uitspraak uniek te noemen vanwege de toekenning van schadevergoeding en het op exacte wijze omschrijven van de verplichtingen van de Surinaamse overheid om de collectieve rechten van de Saramakanen vorm te geven.  De Surinaamse overheid had overigens ook weer in dit geschil gesteld dat de marrons niet als een inheems volk konden worden beschouwd. Het Hof aanvaarde deze redenering niet aangezien in de woorden van het Hof de marrons gelijkgesteld kunnen worden aan inheemse volkeren en de ‘gronden en natuurlijke hulpbronnen van het Saramakaans volk deel uitmaken van de sociale, voorouderlijke en spirituele essentie’. 

De uitspraak heeft grote belangstelling gehad bij mensenrechtenorganisaties vanwege het fundamentele karakter van de beslissing alsmede het inzicht van het Hof dat er een grote mate van verwevenheid bestaat tussen milieu, grondbezit en mensenrechtenstandaarden. Voorts is deze zaak interessant voor andere strikt genomen niet-inheemse en andere marronvolkeren in het continent, zoals de Afro-Caribische gemeenschappen in het westelijk Caribisch gebied (zoals de eilanden voor de kust van Honduras Nicaragua, en het Colombiaanse eiland San Andres).

Als kleine kanttekening moet overigens wel worden opgemerkt dat het Saramaka People v. Suriname niets zegt over de vraag in welke mate een tribale gemeenschap precies moet voldoen aan de eigen van sociale cohesie, grond- en traditiegebondenheid om in aanmerking te komen voor rechtsbescherming. Voor minder traditievaste, coherente danwel te weinig grondgebonden gemeenschappen biedt de uitspraak geen soelaas. Dat leidt tot de paradoxale situatie dat juist gemoderniseerde, geemancipeerde marrons rechtsbescherming ontberen juist omdat zij hun traditionele levenswijze hebben verlaten. Zo laveren de marrons tussen volledige emancipatie en participatie enerzijds en hun traditionele levenswijze anderszins, hoewel er- wederom paradoxaal genoeg – juist met het heraantreden van de coalitie Bouterse/Brunswijk sprake is van een meer ontspannen relatie tussen de ’stadse’ creolen en de marrons (2).

Het is lovenswaardig dat het Hof een principieel standpunt heeft ingenomen over de rechten van het Saramakaanse volk waarbij en zich niet heeft beperkt tot een strikt internationaalrechtelijke toets aan historische verdragen met Nederland en Suriname als rechtsopvolger. De goede toon is gezet en wellicht wordt de zaak een mondiale historische landmark case voor de bescherming van collectieve en culturele mensenrechten, zoals in de Amerikaanse rassenscheidingskwestie Brown v. Board of Education dat was voor de individuele mensenrechten. En wellicht zal door deze uitspraak eindelijk ook erkenning komen voor de marrongemeenschappen in het aangrenzende Frans Guyana. Het is bevreemdend dat juist in dit franse overzeese departement – dat integraal onderdeel uitmaakt van de Franse staat en dus ook de Europese Unie - geen enkele collectieve rechten zijn toegekend aan de aldaar levende tribale stammen (3). De vaak hier in Europa klakkeloos aangenomen gedachte dat landen van de Europese Unie vooroplopen op het gebied van bescherming voor nationale minderheden gaat dus zeker niet op.

Hoe nu verder? De Surinaamse staat heeft toegezegd uiterlijk 19 december 2010 door middel van wetgeving de collectieve eigendomsrechten van de marrongemeenschappen te garanderen. Of het daadwerkelijk zover zal komen nu Desi Bouterse aan de macht is, valt nog te bezien. Zeker nu China voor 3,8 miljard in Suriname investeert in infrastructuur en huizenbouw (4). Dit terwijl de Inter-American Development Bank zich heeft verbonden aan het naleven van jurisprudentie van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten (5) Het is daarom te hopen dat het boek Saramaka, de strijd om het bos snel in vele andere talen zal verschijnen, te beginnen met het Spaans, Engels en Portugees ( Bron: http://www.corteidh.or.cr/docs/casos/articulos/seriec_172_ing.pdf

(1) zie voor een uitgebreide studie:

http://www.cedla.uva.nl/20_research/pdf/vDijck/suriname_project/Mijnbouw.pdf

 (2) ziehttp://www.volkskrant.nl/vk/nl/2668/Buitenland/article/detail/1019636/2010/08/18/Misiedjan-minister-van-Justitie-Suriname.dhtml(3) aldus de UNHCR:  http://www.unhcr.org/cgi-bin/texis/vtx/refworld/rwmain?page=search&docid=4954ce5523&skip=0&query=indigenous suriname

(4) zie http://digitaleeditie.nrc.nl/NH/2011/0/20110114___/1_08/article4.html

(5) uit Saramakka, de strijd om het bos http://www.vanstockum.nl/boeken/geschiedenis-algemeen/nl/de-saramaka-en-hun-strijd-om-het-bos-10802000/

Just some thoughts on a Friday

2011. Earth Odyssey. War across the globe. Silent rebellion in Iran. Riots in Tunisia, Algeria, even demonstrations in Jordan. Questions. Wikileaks. Are we witnessing another tragedy in the Arab world, a small step towards civil society, or just another blast of violence across the region? Perhaps finally a chance for democracy, yet what kind of democracy? Freedom for all? Or just another tiranny by the majority? Will the Algerian and Iranian disasters be repeated in Tunisia, will the poison spread? Would it finally be possible to establish true democracy in the Middle-East without simultaneously allowing islamic fundamentalism to enter through the back door? That is the question which has been looming over the region for many decades now. And for the decades to come. Global warfare between religions, races, is that a future? A race to the bottom for cheap labor and natural resources? The Great Game version 2.0. Is the Clash of Civilizations an inevitable picture of the future or a just self fulfilling prophecy? Perhaps. Perhaps not. Or both. Are we destoying our planet? Definitely, at least the planet as we like it to be. A playground for the human race. But not for long, if we continue the same patterns we have used for thousands of years. Does anyone care, truly care? Has sustainibility just become another marketing instrument? Which battle is right, and which is wrong. Who takes the lead, and perhaps more importantly, who follows. Who has the answers when nobody even asks any questions anymore. Who cares to ask a smart question if the answers are eloquently spoken yet mere rhetoric? What is authority without authenticity? And where can we still find authenticity through rhetoric and mass deception? What is left and what is right? Who cares about left and right anymore if the issues cannot be resolved by two-dimensional thinking. At what stage did feelings of guilt turn into justifications for tyranny. Why is everyone thinking outside of the box and not filling boxes with ideas that truly work? Well, it’s probably me. I am confused. And so are you. And if you’re not, you should be. And if not, you’re either a good liar or not being true to yourself. Just as myself. Perhaps I am convinced of a false ideology of superiority. If I do not doubt my own assumptions I may be wrong just as much as you are. Somewhere on the way we acquired a fear towards something and it serves us well because it serves victimhood. You identify the culprits but fail to acknowlegde your own crimes. Fear feeds on jealousy and a false image of past and future. Truth, honesty, sincerity will suffer, for a long long time to come. But eventually these virtues will resurge just as swiftly as the outbreak of violence that is looming everywhere. It has nothing to do wth culture, it is human nature regardless anything else. We are alive, it’s a miracle in itself so evident we fail to see it until we are forced to accept it. Yet the door is ajar. We listen to the messages from prophets, true or false, and distort what may be true to their message yet eagerly accept anything that is false as long as it serves our purpose. And I thank you for reading all the way to the end of this message. If you have been so patient, just let me add one more thing. Any true prophet, dead or alive, real or imaginary, is never hateful, yet we are. Well, I know it sounds a little corny – as do most positive messages, unfortunately – perhaps because we think negativity is somehow more truthful – but we deserve to be enjoying life, just as the planet deserves to continue turning around the sun with at least a little peace and quiet. By the way, have a great 2011.

De bijensteek van de contra-elite

bee De wereld is nu al jaren in de ban van het islamistische terrorisme en fundamentalisme. Als beweerdelijke tegenreactie is in de wereld nieuw-rechts ontstaan. In Nederland is de opkomst van de PVV daarvan een uiting. Terwijl deze richtingen haaks tegenover elkaar staan in ideologie, hebben zij evenwel veel gemeen. Net zoals het fascisme en het communisme zich bedienden van een vrijwel identieke retoriek en beeldentaal, zo lijken de islamisten en nieuw-rechts eveneens op elkaar.

Beide stromingen komen voort uit een opstand tegen de heersende elite. Deze contra-elite bestaat vaak uit het middensegment van de samenleving, en niet -zoals vaak in Nederland wordt beweerd- uit de onderste laag van de samenleving. In de islamitische wereld vormen islamisten, zoals de Moslimbroederschap in Egypte en in zekere mate ook Hamas, een tegenwicht tegen de elite. Het is algemeen bekend overigens dat moslimterroristen juist vaak jonge, goed opgeleide mannen zijn die ontevreden zijn over hun mogelijkheden tot ontplooiing. Samuel Huntington waarschuwde al in 1998 voor de explosieve groei van deze grote groep werkloze jonge mannen in niet-westerse samenlevingen.

De contra-elite in het Midden-Oosten vormt een voortdurend gevaar in politieke zin voor de heersende klasse die is opgekomen na de dekolonisatie. De opstanden in Tunesie zijn een recent voorbeeld van de weerstand van de goed opgeleide contra-elite.

De contra-elite in Europa en in eigen land vormt een bedreiging voor de heersende klasse van bestuurlijke regenten, die zich als moderne mandarijnen met een sektarische managementtaal trachten te onttrekken aan de werkelijkheid van de gewone man. Zodra zij in hun bestaansrecht worden bedreigd trekken zij een rookgordijn op van ondoorzichtige structuren, onderzoekscommissies met loze conclusies en overige vage gremia.

De PVV-politici worden door Wilders als missionarissen gezien in de strijd tegen de Islam. In de Islam zoekt en vindt de PVV zijn vijand, maar als tegenpolen van dezelfde magneet zijn zij niettemin onlosmakelijk en onherroepelijk aan elkaar verbonden. De populariteit van de PVV in eigen land komt overigens ook voort uit een vergelijkbare onvrede over de elite als in het Midden-Oosten. Al is de situatie erg verschillend, toch hebben beide contra-elitaire bewegingen veel gemeen.

De opkomst van een nieuw soort journalisten van het slag Julian Assange, de Griekse anarchisten, de boze jongeren in Tunesie, de opkomst van extreem-rechts in Hongarije: allen vormen zij verschillende takken van dezelfde stam, die van het contra-elitaire denken. In de ogen van al deze groeperingen is de vijand de ander, de vreemdeling, die het eigene bedreigt. Maar niet alleen dat. De eigen overheid, de heersende elite, wordt gezien als een stilzwijgende handlanger van die aartsvijand. De agressie van de contra-elite richt zich dan ook vaak meer op de eigen elite dan op de beweerdelijke vijand zelf. Totdat de contra-elite zelf aan de macht komt. Dan wordt de contra-elite zelf deel van de elite en verstomt de kritiek al snel. Het is al tijden akelig stil rond de PVV. Wellicht toch een meesterzet geweest van Maxime Verhagen om deel te nemen aan het kabinet.

Misschien weet Verhagen als historicus als geen ander dat juist door de PVV te laten doordringen tot de elite, de PVV onschadelijk wordt gemaakt. Net als een boze honingbij die zoete honing belooft maar na een gemene steek zelf overlijdt. De vraag is alleen hoeveel schade de bij kan aanrichten voordat zij sterft. En in hoeverre de gematigde krachten in staat zijn de contra-elite uit te laten razen. En in hoeverre de contra-elite zelf in staat is tot matiging. We kennen allemaal de slechte voorbeelden van gevallen waarin de gematigde krachten het onderspit hebben moeten delven, van het Duitsland van voor de Tweede Wereldoorlog tot Algerije en Iran.

Die slechte voorbeelden indachtig is het dus noodzaak de contra-elite zodanig te faciliteren dat zij haar vernieuwende functie kan vervullen zonder dat deze de heersende elite volledig vernietigt. Het is net als bij een virusinfectie. Als een virus het lichaam binnendringt, wordt het nooit echt verslagen maar door antistoffen ingepakt. Het is de hopen dat de antistoffen sterk genoeg blijken wereldwijd en de patient het overleeft. Een verkoudheidje af en toe is goed voor de weerstand, maar de Mexicaanse griep laat iedereen toch liever aan zich voorbij gaan.

In het westen zijn genoeg antistoffen aanwezig in de vorm van goed onderwijs, onafhankelijke rechtspraak en een goed gevestigde democratie. In het Midden-Oosten zijn die antistoffen niet of nauwelijks aanwezig. Er is slechts de heersende elite, de contra-elite en het ”gewone volk” dat altijd het slachtoffer is. In het westen hadden we ooit Winston Churchill als voordvoerder van de vrije wereld met zijn ”WE WILL NEVER SURRENDER”. Wie is er nog over in het Midden-Oosten om deze woorden aldaar aan te heffen? De gematigde krachten zijn allang uitgeschakeld door de heersende corrupte regimes die door een gebrek aan een gematigd alternatief geholpen door het westen decennia lang de dienst hebben uitgemaakt. Die strategie is na het einde van de Koude Oorlog nog twintig jaar tot in het extreme gestrekt, gemasseerd en uitgemolken maar nu definitief uitgewerkt. De geest is uit de fles. De bevolking mort, daar en hier. Het Midden-Oosten kwam nog nooit -letterlijk en figuurlijk – zo dichtbij. Tunis ligt noordelijker dan Gibraltar en dichterbij dan Griekenland. Het is slechts het begin. Het wordt een ”bumpy ride”.

 

Opstelten bezoekt rampgebied en blijft in de bus

scan003391.jpg

Schouderklopjes

Kent u het, de schouderklop? De vriendelijke hand die op uw schouder rust, of even uw bovenarm aanraakt? De schouderklop is een gebaar dat overal ter wereld geruststelling en begrip of aanmoediging uitdrukt. Begrip met jouw situatie, of aanmoediging.

Toch is er iets ongemakkelijks aan de schouderklop. Vooral voor degene die hem ontvangt. Want hoe subtiel ook, degene die de schouderklop geeft staat altijd boven degene die hem ontvangt. Het is een subtiel gebaar dat uitdrukt ”Ik ben hoger in rang dan jij, maar toch mag ik je”.

Het valt op dat vooral ontwikkelingswerkers in Afrika en andere armere delen van de wereld ruim zijn met het geven van de schouderklop. Vaak torenen de Nederlanders dan ook nog eens uit boven de lokale ontvangers van het geklop. Waar de Nederlanders onderling schaars zijn met het uitdelen van de klop, omdat het nu eenmaal een ongemakkelijk gebaar is hier in het noorden, compenseren Nederlanders deze stijfheid met een veelvuldig geklop en zelfs omhelzingen in zuidelijker streken.

Om de eigen stijfheid te maskeren, kloppen en knuffelen de Nederlanders heel wat af in Afrika. Want schouderkloppen drukt betrokkenheid uit, zo denken we. Want die mensen in zuidelijke landen zijn in onze ogen veel warmer, veel echter. Veel menselijker. Een bevrijding voor de noorderling, die vooral heeft geleerd zich met woorden uit te drukken. Maar de ontvangers van de schouderkloppen ondergaan deze vriendelijke gebaren niet altijd even gemakkelijk. Ze lachen meer uit verbazing dan uit blijdschap om die Hollandse schouderklopreuzen. De gedachte dat deze gebaren geheel gratuit zijn komt nog niet in ze op.

Een overtuigd klopper was Ruud Lubbers, die graag jezuitische klopjes uitdeelde onder zijn ondergeschikten die daar lijfelijk de gevolgen van moesten ondervinden. Helmut Kohl die een bloedhekel had aan ‘Loebbers’ moet regelmatig zijn uitgeweken voor de bezielde hand van de voormalige Nederlandse premier. Harry van Bommel is een andere beroemde Nederlandse beroepsklopper die al Arabische vrouwenbillen betastende zichzelf bevrijdde van zijn calvinistische schuldgevoelens. Maar de meest professionele kloppers zijn de presidenten van de Verenigde Staten. Zowel Bush als Obama kloppen alsof hun leven ervan afhangt. Zij zijn natuurlijk de alfamannetjes in de internationale politiek, en kunnen niet zonder de klop. Daarom voelt het ook zo ongemakkelijk aan als oud-premier Balkenende of huidig premier Rutte schouderklopjes uitdeelt aan mede-regeringsleiders. Ze zeggen daarmee dat ze belangrijker zijn dan ze in werkelijkheid zijn.

De klop-objecten kunnen niet anders dan blijven lachen en het Nederlandse geklop gelaten ondergaan. En zinnen op stille wraak tot de volgende vergadering en het meest effectieve diplomatieke middel uithalen dat nooit in Wikileaks zal staan: de Tegenklop. Onverwacht toeslaand snel een tegenklop uitdelen, breed lachend (zonder dat de ogen meedoen), iets nietszeggends vragen als ”how high is the highest building in your country?”,  terwijl alweer wordt gezocht naar het volgende te bekloppen slachtoffer zonder het antwoord van de ontvanger af te wachten: dat kenmerkt de ervaren beroepsdiplomaat. Een goed uitgehaalde klop zegt meer dan duizend andere nietszeggende diplomatieke woorden.

De Saraceense Palamedes

 floris

In een recent andere blogpost omschreef Palamedes het verschijnsel van de moderne bekeerling tot de islam in Europa als de ”moderne Muwalladi”. Palamedes was verbaasd te vernemen dat zijn eigen naam verbonden is aan een ridder van de Ronde Tafel van de Arthurlegenden. Palamedes was dus niet alleen een Oudgriekse mythische figuur, maar verschijnt ook in de Arthurlegenden. Palamedes (ofwel Palomides) was volgens Wikipedia althans http://en.wikipedia.org/wiki/Palamedes_(Arthurian_legend een Saraceen die zich bekeerd had tot het Christendom.

De Saraceen, ofwel de moslim, speelt al sinds de Middeleeuwen een belangrijke rol in de christelijke poezie en literatuur. Het islamitische Spanje en de nabijheid met de christelijke wereld zorgde voor een constante bron voor heldenverhalen, van het Roelandslied tot de legende van Sint Jacob van Compostela. Occitaanse troubadours waren geregeld in contact met het nabijgelegenen cultureel verwante Spanje (vooral Aragon). Het mooiste Middeleeuwse verhaal uit die streken is Floris ende Blancefloer, over een liefde tussen twee mensen uit rivaliserende culturen, Islam en Christendom. Dat gaat nog veel verder dan de rivaliserende stedelijke facties in Romeo en Julia. Maar Shakespeare introduceerde de liefde tussen twee culturen tweemaal in zijn andere werk. In de vorm van Othello, de moorse prins en Shylock, de Joodse handelaar uit het Ghetto uit de Merchant of Venice. Het loopt in beide gevallen niet goed af met deze vreemdelingen.

Dit brengt Palamedes op het spiegelbeeld van de Muwalladi: de moslim die tot Christen wordt. Dit is een delicate kwestie, aangezien volgens de Sharia de doodstraf staat op afvalligheid. Het is namelijk volgens de Islam erger om het enige ware geloof (Islam) te kennen en vervolgens hiervan af te vallen dan wanneer een niet-gelovige de Islam beledigt. Dit verklaart ook waarom Geert Wilders nog geen fatwa (”oordeel’) over zich heen heeft gekregen en schrijver Salman Rushdie (zelf moslim) wel.

Er is weinig bekend over het lot van moslims die zich in vroeger tijden -van de Middeleeuwen tot aan de vroegmoderne tijd bekeerden tot het Christendom. De christelijke wereld was het Dar-al-Harb (het huis van oorlog) en volgens de Sharia geen plek waar een moslim vrijwillig uit eigen initiatief naar toe mocht reizen. Leo Africanus, bekend uit de roman van Aamin Malouf is wellicht de bekendste moslim die zich bekeerde tot het Christendom in de 16e eeuw.

De eerste echt Engelse schrijver, Geoffrey Chaucer, schreef niet alleen de beroemde Canterbury Tales, maar ook het Vogelparlement (the Parlement of Fowles) uit 1382. Weinigen weten echter dat Chaucer deze titel direct ontleende aan het allegorische werk Mantiqu ‘t-Tayr (het Vogelparlement), van de Perzische dichter Attar die een eeuw eerder leefde. Een raamvertelling binnen dit verhaal vertelt over de liefde tussen een Perzische prins en een christelijke prinses. Het is de Perzische equivalent van Floris ende Blancefloer.

Dergelijke verhalen wijzen erop dat er toch contact moet zijn geweest tussen west en oost, al bewijzen de verhalen ook tegelijkertijd hoe uitzonderlijk en vreemd beide culturen voor elkaar waren. Sterker nog: zij waren concurrente beschavingen en leefden in directe rivaliteit met elkaar. En nog sterker: beide beschavingen beschouwden elkaar als inherent en wederzijds vijandig. Die onderlinge concurrentie om de gunst van God, deze onontkoombare vijandigheid, de doelbewuste polariteit, verbond tegelijkertijd beide beschavingen op een manier die ook de eigenheid van deze beschavingen benadrukte. Dit was dus een fenomeen dat aan beide zijden bestond, zoals blijkt uit de poezie van onder andere Attar, en niet een eenzijdige obsessie of een ”behoefte aan een vijand” dat louter in de westerse psyche leefde, iets wat apologetische historici en journalisten als Geert Mak (geen historicus!) vaak lijken te willen benadrukken. Het Christendom was een bleef voor de moslims, tot in de moderne tijd, vooral Dar-al-Harb.

Wanneer in deze diametrale constellatie het dan toch tot een normaal of zelfs liefdevol contact kwam, was dit zo uitzonderlijk zoet en exotisch dat het dichters en schrijvers inspireerde tot grote hoogten. De doelbewuste culturele distantie was zo een goede manier om het eigene en het universele grensoverschrijdende karakter van de liefde te benadrukken.

In later eeuwen, vanaf de 17e eeuw werden de contacten langzamerhand intensiever. Met die toegenomen intensiviteit die tot op heden voortduurt, verdween de exotische verlokking die van de vijand uitging en maakte plaats voor een meer realistische ontmoeting die uitmondde in een ”down-to-earth”-vijandschap en rivaliteit. Het werd kortom gewoon knokken.

Niet altijd stonden west en oost direct tegenover elkaar. Sommige westerlingen maakten handig gebruik van de ”vreemdheid” van het oosten om hun eigenbelang te dienen.

De bekende barbarijse zeerover uit de 17e eeuw, Murat Reis, geboren Jans Janszoon (uit Haarlem) nam de IJslandse priester Olufr Eigilsson gevangen om hem als slaaf aan de Turken te verkopen. De laatste schreef daarna een fascinerend verslag ”de Turkse Ontvoeringen” over de praktijken van de islamitische zeerovers en slavenhandelaars, die overigens veelal nauw samenwerkten met de evenals de Hollanders altijd op geld beluste Venetianen. De Venetiaanse ”Riva dei Schiavioni”, (de Slavenkade) herinnert nog altijd aan de lucratieve Venetiaanse handel in slaven (die overigens vaak ook tot de Slavische volkeren behoorden). Witte slavinnen waren namelijk erg gewild in het Midden-Oosten sinds het aantreden van de oorspronkelijk ook blankgetinte dynastie der Mamelukken en dus leverden blanke slavinnen -veelal uit Georgie, de Griekse eilanden of de Balkan –  veel geld op. Daarnaast werd het de mode in Italiaanse kringen om een zwarte huisslaaf erop na te houden. Dat was een teken van welvaart.  

Gedurende vele eeuwen speelden oosterse Christenen, van de Nestorianen tot de Kopten, Maronieten en Grieks-orthodoxen naast de Joden een belangrijke rol al intermediair tussen de Christelijke en de Islamitische wereld. Khalil Gibran, de 20e eeuwse schrijver van ‘De Profeet’ was een van de weinigen die een brug tussen deze werelden ook echt in culturele zin trachtte te construeren via zijn werk. Maar vanwege zijn syncretische denkbeelden tussen de verschillende godsdiensten kon zijn werk enkel in de Verenigde Staten worden uitgegeven. Wellicht een teken aan de wand.

Maar echte overlopers -tegenwoordig zouden we zeggen ”transculturelen”- waren er niet van de Islam naar het Christendom, en voorzover deze mensen er waren werden zij gewantrouwd. Net als andersom de Muwalladi. Nog steeds trouwens, in beide kringen worden deze mensen niet geaccepteerd. Het meest recente voorbeeld hiervan is het op legalistische wijze verstoten van de tot het Christendom bekeerde Ayaan Hirsi Ali, dit terwijl vele fundamentalistisch-islamitische Somalische landgenoten van Hirsi Ali vrije toegang hebben tot alle vrijheden die ons land te bieden heeft. Zij blijven tenminste binnen hun eigen cultuur, en we hebben het kennelijk liever zo. Dat lijkt althans de boodschap van Rita Verdonk te zijn geweest: liberalisme is leuk, maar van ons en niet van jullie.

Het Christendom in het Midden-Oosten is, vooral na de Amerikaanse invasie in Irak, op sterven na dood. Israel is in conflict met zijn buren. De brugfunctie die gedurende vele eeuwen door oosterse christenen en Joden werd vervuld, is daarmee komen te verdwijnen. Het conflict heeft zich verplaatst naar het Europese continent zelf, en dan niet eens naar de Balkan zoals vroeger maar naar West-Europa.

Gezien deze laatste ontwikkeling ben ik erg benieuwd hoe de Saraceense Palamedes al vele eeuwen eerder in Albion terecht kwam. Reden voor een zoektocht. Voor de liefhebbers: Wordt vervolgd!

 

Bronnen o.a.:

http://books.google.nl/books?id=HwJ_TZNuOWoC&pg=PA155&lpg=PA155&dq=vogelparlement&source=bl&ots=D23rT7B_QN&sig=RwQZn_QyB9Q3j3TEUHM8Bdips0k&hl=nl&ei=KKYdTYHLIcztObiagYoJ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=6&ved=0CDgQ6AEwBQ#v=onepage&q=vogelparlement&f=false

Over uien, peulen en Lineair-C

 lineair

De Engelse taal is overal. Woorden als benchmarken, output, task force en compatible zijn gewone Hollandse woorden geworden. Vaak worden dergelijke woorden gebruikt om de werkelijkheid te verfraaien of om er een quasi-doordacht tintje aan te geven. Want het inzetten van een task force om de ”hearts and minds” in Afghanistan te winnen klinkt toch beter dan een groepje slecht voorbereide agenten ergens ver weg naar een vijandig land sturen. De Engelse taal is overal doorgedrongen, van de Tweede Kamer tot aan het topmanagement van internationale bedrijven. Iedere Nederlander meent vloeiend Engels te spreken, iets wat in het buitenland –vooral in de Angelsaksische wereld zelf – overigens niet altijd even volmondig wordt onderkend. Uit beleefdheid zullen zij echter niet snel zeggen dat onze beheersing van de Engelse taal te wensen overlaat. En geven geen commentaar als een Nederlander het weer eens heeft over ”Brisbeeen” in plaats van Brisbane.

Vroeger werd de Nederlander gekenmerkt door het feit dat hij Duits kon spreken met de Duitsers, Frans met de Fransen en Engels met de Engelsen. Dat was de meerwaarde van de Nederlander binnen Europa maar dat is allang niet meer zo. Duits spreken wij liever niet, behalve dan op een licht lacherige toon als we op wintersport gaan naar Oostenrijk. Het is voor de verwaterde Noordzeedelta-germanen niet meer de taal van Goethe, Heine en Schiller, maar van Anton aus Tirol. De verminderde kennis van het Frans maakt deze taal daarentegen weer geheimzinniger. Sommige woorden die geen Franse oorsprong hebben worden dan opeens voor Frans aangezien. Hygiëne wordt tegenwoordig op zijn nep-Frans uitgesproken als hygièène in plaats van hygiééne, therapeut met ‘’peut’ uitgesproken als ‘’peul(vrucht)’’ in plaats van therapuit (als in ‘’ui’’). 

Terwijl het Engels oprukt, of liever gezegd: het Neder-Engels, holt de beheersing van de eigen Nederlandse taal achteruit. Een steeds verdergaande versimpeling is gaande. ‘’Het meisje die ik gisteren zag’’ is gebruikelijk Nederlands geworden. Of nog erger: Die meisje die ik gisteren zag. ”Meisje” wordt niet meer als verkleinwoord van ”meid” gezien en dus niet meer als onzijdig gezien maar als vrouwelijk. Maar ook in complexe zinsconstructies gaat het vaak mis met de woordjes ‘’die, deze, wat, dat’’. En ‘’Zij’’, derde persoon meervoud is al sinds enige jaren vervangen door ‘’hun’’.  ”Hun hebben die meisje gisteren gezien” is wellicht toekomstig correct Nederlands.

 In de Randstad is overigens al een soort grootstedelijk pidgin ontstaan dat nog veel verder gaat dan de hier beschreven ontwikkelingen. Voor het eerst in de geschiedenis spreken plattelanders de standaardtaal beter dan de stedelingen. Maar het pidgin-Nederlands rukt op en zorgt voor een steeds grotere kloof tussen de ”elite” en de pidgin-sprekers. Tekenend was dat het nieuwste woord in de Nederlandse taal ”daggeren” is. Dit woord werd bekend door de serie Oh oh Cherso. Daggeren komt natuurlijk van het Engelse woord ”dagger” (dolk) en in Caribisch-Engels staat het voor een danswijze die de geslachtsgemeenschap nabootst, waarbij de man met ”dolk-achtige” bewegingen achter de vrouw danst. Op het keurige journaal werd te term echter ‘daggeren’ op zijn Nederlands uitgesproken, alsof het ging om ”baggeren”.

Naast het Neder-Engels is een andere taal ontstaan, het Lineair-C van management en ambtenarij. Deze kringen bedienen zich veelal van eufemismen (jawel met ‘’ui’-klank) of verhullende termen voor bestaande fenomenen. De politiek lijkt soms zelfs in het enkel verzinnen van nieuwe woorden de oplossing van problemen te zien. Zo zijn er  tegenwoordig krachtwijken plaats van problemenwijken, we hebben de WIA (Wet Inkomen naar Arbeidsgeschiktheid) in plaats van WAO (Wet op de Arbeidsongeschiktheid). Straks krijgen we de ‘’vitaliteitsregeling’’ in plaats van de ‘’levensloopregeling’’. Banken verlenen bij hypothecaire leningen een speciale ‘’life style-korting’’ voor gezonde mensen zonder medisch verleden, een slimme manier om de mensen met een medisch verleden meer te laten betalen, verpakt als korting voor de rest.  Managementtermen zijn al helemaal vaag en onverkwikkelijk. Zo wordt ‘’verantwoordelijkheid’’ tegenwoordig vaak ‘’ownership’’ (van een ‘’file’’ of ‘’task’’) genoemd. En zelfs hele bedrijfsnamen zijn semi-Engels, zoals Pro-Rail dat beter Anti-Reizigers had kunnen worden genoemd. Dan hebben we ook nog TNT, een Australische groep waarvan niemand weet waar de afkorting voor staat. Toch zeggen we massaal Tie-en-Tie op zijn Engels in plaats van Tee-en-Tee, omdat dat spannender klinkt.

Het enige wapen dat nog helpt om de sprekers van Neder-Engels te ontmaskeren is om te vragen of ze eens een gesprek geheel in het Engels willen voeren over een willekeurig onderwerp. Dan komt al snel de Nederlandse aap uit de Engelse mouw. Een goede manier om managers te ontmaskeren is om te vragen wat ze nou precies bedoelen en of ze in gewone taal kunnen samenvatten wat ze in hun moderne Lineair-C verkondigen. Na enig gestotter komt er dan meestal uit dat ze het zelf ook niet weten. Nietszeggendheid der nietszeggendheden.

123456...12

Enseigner l'histoire au cyc... |
Anglais pour non-spécialist... |
videohistgeo6eme |
Unblog.fr | Annuaire | Signaler un abus | Le Lensois Normand
| Padiri Joseph FRAIPONT NDAG...
| cartes postales du morbihan