De strijd tussen ideaal en realiteit
Deze septembermaand staat in het teken van onzekerheid over de economie. De ogen zijn met name gericht op de Griekse overheidsschulden, die – als we de berichten mogen geloven – als een dominosteen de gehele wereldeconomie dreigen te besmetten. De vergelijking met Griekse tragedies is de makkelijk en sla ik daarom maar eens over. Vergelijkingen zijn zowel voor economen als historici altijd een handig maar soms onbetrouwbaar middel om te zoeken naar een oplossing. De Griekse crisis valt eigenlijk nergens mee te vergelijken. Maar als de Griekse schuldencrisis ergens mee wordt vergeleken, is dat met de schuldencrisis van Argentinie van 2001 of de Mexicaanse crisis in de jaren ’80. In die gevallen zijn verschillende methoden gevonden die wellicht inzicht bieden in de huidige situatie.
Als we verdergaan in de tijd, valt een vergelijking tussen Griekenland en Latijns-Amerika zeker op. En er zijn vele constanten waar te nemen in de relatie van zowel Griekenland als Latijns-Amerika met West-Europa. Het moderne Griekenland is ontstaan in de vroege negentiende eeuw na een bloedige vrijheidsoorlog tegen het Osmaanse Rijk. De Griekse vrijheidsstrijd die in 1821 losbarstte sprak de gemoederen aan in heel Europa, en werd in West-Europa van die dagen gezien als een herleving van de Griekse grootheid uit de klassieke oudheid. Maar de werkelijkheid achter dit ideaalbeeld was minder fraai dan de Europese intellectuelen hadden gedacht, en de aanbidders van dit Griekse ideaal, de philhellenen met Lord Byron voorop, vonden de echte Grieken eigenlijk maar achterlijke barbaren. De pro-Europese Griekse elite, die vaak in West-Europa had gestudeerd zoals de eerste president Kapodistrias, worstelde al snel met de groeiende tegenstelling tussen ideaal en praktijk. Kapodistrias kwam al snel in conflict met Mavromichalis, de leider van de klephten, ofwel de woeste vrijheidsstrijders die het vuile werk opknapten in de stijd tegen de Turken en werd uiteindelijk door dezelfde Mavromichalis vermoord.
Het Griekenland dat in de loop van de 19e eeuw ontstond, had te kampen met een hoge schuldenlast en politieke instabiliteit. In feite werd Griekenland al sinds die dagen in hoge mate, en vaak ook op zeer opportunistische wijze, door de toenmalige grootmachten Engeland, Pruisen/Duitsland, Frankrijk en Rusland in leven gehouden als een soort bufferstaat tegen het Osmaanse Rijk. De politieke instituties en democratische ontwikkelingen bleven zwak. Griekenland bleef een gebied van conflict, intern en extern. Er volgden verschillende bankroeten, oorlogen en staatsgrepen. De 20e eeuw was niet veel anders. Na de dictatuur van Metaxas in de jaren ’30 volgde de Tweede Wereldoorlog, daarna de Griekse Burgeroorlog, en pas na het einde van de dictatuur van de kolonels kon Griekenland eind jaren ’70 beginnen met de aansluiting bij West-Europa.
Latijns-Amerika ontworstelde zich in dezelfde periode als Griekenland van de Spaanse koloniale overheerser. Maar ook hier stuitten de idealen van Simon Bolivar en de zijnen op de politieke realiteit. Bolivar was net als de Griekse Kapodistrias sterk beïnvloed door de idealen van de Franse Revolutie, maar kon zijn ideaal van een verenigd Zuid Amerika niet realiseren. Hij overleefde uiteindelijk vele aanslagen, maar moest zijn ideaal prijsgeven. Net als Griekenland (en in zekere zin de gehele Balkan ten zuiden van de Donau) viel Latijns-Amerika al snel ten prooi aan oorlogen en dictaturen, waarbij gedurende lange tijd de politieke instituties zwak bleven. Zelfs het relatief stabiele Brazilie stond verschillende malen aan de rand van een burgeroorlog, die enkel niet uitbrak vanwege de slechte onderlinge communicatie. Ook in Latijns-Amerika pasten de toenmalige grootmachten een spel van verdeel en heers toe nu de Spanjaarden waren verdwenen. De meeste onafhankelijke landen werden al snel afhankelijk van Europees kapitaal. De Argentijnse spoorwegen werden door de Britten aangelegd, de Fransen controleerden de wapenhandel aan het Amerikaanse Zuiden tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog en stichtten zelfs een marionettenkeizerrijk in Mexico, de Duitsers investeerden vooral in Venezuela. En de Amerikanen kwamen in toenemende mate aan tafel zitten met de Europeanen om na de Eerste Wereldoorlog snel de eerste rang in te nemen. Het oude ideaal van Zuidamerikaanse politieke eenheid van Bolivar bleef voortleven maar werd al snel overschaduwd door fel nationalisme van de onafhankelijke republieken, met als tragisch hoogtepunt de Paraguay- of Triple Alliantie-oorlog van 1864-1870 waarbij de bevolking van Paraguay in een brute oorlog tegen Argentinie en Brazilie werd gedecimeerd. Daarna volgden vele andere conflicten en dictaturen.
Een voordeel dat deze Latijnsamerikaanse landen hadden ten opzichte van Griekenland, was dat zij grond hadden en immigranten, die toch voor een zekere economische dynamiek zorgden. De Grieken hadden weer als voordeel dat zij tot aan het einde van de jaren ’50 een groot handelsnetwerk hadden in het oosten van de middellandse zee. Het einde van dit voor de Griekse economie essentiele netwerk kwam echter met de Suez-crisis van 1956. Hiermee kwam een einde aan duizenden jaren van griekse aanwezigheid in het Midden-Oosten. De Egyptische president Nasser gaf de Grieken enkele dagen om uit het land te vertrekken. In diezelfde jaren, in 1955, vonden in Istanbul de laatste pogroms plaats tegen de laatst overgebleven Grieken in dit gebied. Istanbul werd zo tot de monoculturele, zuiver Turkse stad (op Armenen en Koerden na) zoals wij deze kennen ondanks alle kosmopolitische aspiraties. Geen wonder dat de Grieken hun heil zochten in het verre en toch zo nabije Europa, waarmee zij ondanks alle verbondenheid toch altijd een tweeslachtige verhouding mee hebben gehouden. Net als Latijns-Amerika dat altijd heeft gehouden met Europa.
Recent Comments