De afschaffing van de slavernij binnen het Koninkrijk der Nederlanden geschiedde zoals bekend in 1863. Dat is in vergelijking met de overige Europese kolonisatoren rijkelijk laat. Na Engeland (1833), de Deense Antillen (Vestindien, 1846) en Frankrijk (1848), maar gelukkig nog net voor het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog in 1865. In het westelijk halfrond zouden alleen Cuba (1888) en hekkensluiter Brazilie (1888) nog later komen.
Er is onder Nederlandse historici relatief veel aandacht geweest voor de afschaffing van de slavernij in Suriname en Curacao, echter zonder dat hierbij ook onderzoek is gedaan naar de beleving van de afschaffing door de voormalige slaven zelf. Gelukkig beginnen de witte plekken in de geschiedschrijving zich langzaam te vullen met informatie.
Een van de witte plekken is het lot van de slaven op het eiland St. Maarten. Het half Franse, half Nederlandse eiland verkeerde in een bijzondere positie als gevolg van de afschaffing van de slavernij aan de Franse zijde van het eiland op 27 mei 1848. Als gevolg hiervan braken onlusten uit aan de Nederlandse kant, die werden gesust door het in loondienst nemen van de voormalige slaven. Zij waren uiteindelijk toch (zoals meestal) ook als vrije burgers nog altijd economisch afhankelijk van de voormalige slaveneigenaren.
Andere oorzaken voor het feit dat de opstand snel de kop kon worden ingedrukt waren wellicht gelegen in de economie van St. Maarten zelf. Het eiland verkreeg zijn inkomsten voornamelijk door middel van smokkelhandel en pas secundair door middel van plantagehouderij. De meeste slaven waren op het eiland werkzaam in de zoutpannen bij Philipsburg. De zoutwinning was over het algemeen minder zwaar dan de suikerwinning. Een kleinere groep werkte op de in omvang beperkte suikerplantages of als huisslaaf. Deze omstandigheden kunnen ook redenen zijn geweest waarom de slaven niet in groteren getale in opstand zijn gekomen in 1848.
Ook speelde de ligging van St. Maarten temidden van de Franse en Britse eilanden wellicht een rol. St. Maarten had altijd al een open economie, in tegenstelling tot Suriname dat hermetisch van concurrerende machten was afgesloten. Er waren daarom altijd al meer mogelijkheden voor slaven om weg te vluchten van het eiland en elders een al dan niet veilig heenkomen te zoeken. Bovendien was vrije circulatie van personen en goederen al geregeld in het nog altijd vigerende artikel 6 van het Verdrag van Concordia tussen Nederland en Frankrijk van 1648 (*).
Recent stuitte ik op het boek ‘Dagen van gejuich en gejubel’ door Glenn Willemsen (2006). Daarin wordt eindelijk inzicht gegeven in de gebeurtenissen van na 27 mei 1848, de dag waarop de slavernij in Frans St. Maarten werd opgeheven. Hierin beschrijft auteur Willemsen dat de blanke meesters op het Nederlandse gedeelte de informatie over de afschaffing achterhielden om zo de oogst binnen te halen. De slaven waren echter al snel op de hoogte van de situatie aan de andere kant van het eiland, dat zij slechts in enkele minuten konden bereiken.
Het is sprekend voor de uitzonderlijke situatie van St. Maarten dat de Emancipatie niet wordt geplaatst in 1863 zoals op Curacao en Suriname, maar in juli 1848. De voormalige slaven op St. Maarten maakten als reactie op de gebeurtenissen in 1848 een combinatie van dans en lied genaamd ponum (spreek uit: ”panam”).
Onderzoekster Clara Reyes deed onderzoek naar ponum. De St. Maarteners zwaaiden met takken van de flamboyantboom, die in juli in volle bloei staat. In het lied komt naar voren dat de slaven al op de hoogte waren van de Emancipatie voordat de blanken het hun hadden verteld: ‘Ah be been hearum buh massa been a hidum’ (We hebben ervan gehoord maar de meester heeft het voor ons verborgen gehouden). Ponum was verdwenen op het eiland maar werd herontdekt door de St. Maartense Carolyn Jenkins en is nu helemaal terug op het eiland. Met de flamboyant in de hand wel te verstaan, geen ”broken chains”!
Tekst Ponum lied:
Oh Po’ slave
Oh slave
Oh po’ slave
Ah be go’nancipation
Ah be benna hear! em long time
Georgy benna hide’em
Oh Po’ slave
Oh Po’ slave
Oh Po’ slave
Oh Po’ slave
Ah be go’nancipation
Work vi! Work vi! Work vi!
Work vi! Work vi! Work vi!
(last two lines pronounced)
Wuk vie! Wuk vie! Wuk vie!
Wuk vie! Wuk vie! Wuk vie!
Bron: Dagen van gejuich en gejubel: 1 juli 1983: Viering en herdenking van de afschaffing van de slavernij in Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, Den Haaag 2006.
Meer info zie: http://www.museumsintmaarten.org/index.php?option=com_content&view=article&id=100&Itemid=133
Nationaal archief:
//www.nieuwsbank.nl/inp/2003/07/01/Q029.htm
(*) That it shall be permitted to French persons at this present residing with the Dutch to joint French, if it so pleases them , and to take with them their movables, foodstuffs and money and other commodities, provided that they have settled their debts or given sufficient security, and the Dutch shall be able to do likewise on the same conditions; http://www.museumsintmaarten.org/index.php?option=com_content&view=article&id=92&Itemid=125