Foto: Oppenheimer Beach, St. Johns (US Virgin Islands)
Laatst een interessante documentaire gezien over het leven Julius Robert Oppenheimer; de ‘Vader van de Atoombom’. Ik wist dat Oppenheimer vanwege zijn linkse opvattingen slachtoffer was geweest van communistenvervolgingen onder senator McCarthy en dat hij in 1954 werd uitgesloten van alle belangrijke beroepspodia waarvan hij tot dan toe prominent deel uit had gemaakt. Iets wat mij niet bekend was, is het feit dat Oppenheimer zich vanaf 1954 terugtrok naar de Amerikaanse Virgin Islands, die paradijselijke eilandengroep ten oosten van Puerto Rico. Ik wist dat filmsterren – evenals de zoon van Khadaffi- zich vermaakten op het eilandje St. Barths, en dat Richard Branson in een soort aziatische paleis-pagode woont op de Britse Virgin Islands; zelfs Jan des Bouvrie heeft een villa op Saba.
Het was vanwege geheel andere motieven dat Oppenheimer zich terugtrok in een kleine woning aan het strand van St. Johns. In 1954 was hij geconfronteerd met de grootschalige anticommunistische hetze en vanwege zijn linkse gezindheid had zijn verblijf op het eiland veel weg van een politiek ballingschap. Wel zeilde hij op zijn jacht. Het bescheiden huisje aan het strand is echter van een geheel andere orde dan de luxueuze villa’s van de louche beau monde; het geeft Oppenheimer de uitstraling van artistieke zielen als Robert Louis Stevenson, Paul Gauguin en Jacques Brel die zich eveneens terugtrokken om hun laatste dagen te slijten op paradijselijke eilanden.Maar zij trokken zich terug in de Stille Zuidzee, en niet in het Caribisch gebied. Een ogenschijnlijk klein maar niettemin wezenlijk verschil. Het zwijgende mysterie van het Polynesische tabu is in Caribische wateren unbekend en men kent er enkel de vloek van Columbus en de echo van slavernij. Het Caribisch gebied fungeert in de regel meer als een tijdelijk toevluchtsoord, een tropisch intermezzo voor tweederangs escapisten dan een echte rustplaats. Op zijn best biedt de turkooizen Caribische zee een decor voor een opstap naar een hoger niveau, zoals bij schrijver Lafcadio Hearn die twee jaar op Martinique verbleef en hier de definitieve vorm vond die later in Japan tot volle wasdom zou komen. Voor Gauguin was hetzelfde Martinique niet meer dan een eerste kennismaking met de tropen alvorens hij zijn beroemde werken in Tahiti zou schilderen.
Maar Oppenheimer was dan wel geen kunstenaar in eigenlijke zin, zijn leven was wel onconventioneel. Deze ‘Amerikaanse Prometheus’ (1) die nochtans niet Grieks maar Joods was, links georienteerd en geinteresseerd in Sanskriet en Indiase filosofie (2), mager als een Bengaalse asceet; en dat ruim voordat de India-hype in de jaren zestig zouden losbarsten. In de dagen van Eisenhower vormde Oppenheimer het tegenbeeld van het optimistische Amerikaanse zelfbeeld uit de jaren vijftig van Norman Rockwell en vetkuifen.
Weinig is bekend over het dagelijkse leven van Oppenheimer op St. Johns. Met een beetje fantasie is het niet moeilijk voor te stellen hoe hij met een glas rum op zijn veranda uitkeek over een ondergaande zon, midden in de Koude Oorlog gezeten aan een idyllisch strand mijmerend over de nucleaire wereld – zo ver weg, zo dichtbij- die nieuwe wereld die met Little Boy en Fat Man was ontstaan. Wroeging over zijn bijdrage, en wellicht nog meer onthutst door de onverschilligheid waarmee mensenlevens werden vernietigd (3). Ook zal hij uren, dagen, weken hebben gepiekerd over het verraad van zijn collega’s en verhoren in donkere zaaltjes; op een foto in de jaren ’60 ziet hij er uitgemergeld uit, als een doodgewone strandzwerver zoals die op ieder Caribisch strandje zijn te vinden. Het beeld doemt op van een door wroeging gekwelde en oudere Oppenheimer die gesprekken voert met een zwarte standzwerver.
Dat is wat eigenlijk het meest fascinerend is aan Oppenheimer: hij is een man van de vroeg-twintigste eeuw, die zijn hoogtijdagen belefde nog voordat image building en communicatiebureaus hun intrede deden, nog voor het televisietijdperk dat met J.F. Kennedy zou beginnen. Oppenheimer was een wetenschapper en een onafhankelijk intellectueel; zijn worsteling met het dilemma van de atoombom en zijn latere wroeging zijn echt. Iets wat moeilijk voor te stellen is in deze tijd waarin al onze gedachten en handelingen door sluwe marketing worden gemanipuleerd: van de wasmiddelen die we kopen tot de politici die ons land regeren.
Oppenheimer leefde zijn laatste jaren steeds meer teruggetrokken maar keerde wel geregeld terug naar de grote wereld. Zijn positie zou nooit meer zo worden als voorheen. Zijn dochter Toni, groeide op in de Caribische zon, leerde vloeiend creools-engels spreken en werd tot een echte ‘island girl’, verlegen en dwars tegenover spiedende journalisten maar onbekommerd zwemmend met de lokale kinderen; als volwassene zou zij worden gehinderd in haar carriere bij de Verenigde Naties vanwege het feit dat zij na zijn overlijden in 1967 teveel haar vaders nalatenschap verdedigde. Zij pleegde in 1977 zelfmoord in hetzelfde huisje aan het strand dat later “Oppenheimer Beach” zou worden genoemd; in echt Caribische traditie verwijzend naar de tijdelijke bewoners totdat een nieuwere naam wordt gevonden. Want in het Caribisch gebied wordt geen enkele plaatsnaam gedoopt- piraat en prelaat zijn even schuldig onder de felle Caribische koperen ploert - en zelfs niet de naam van de Amerikaanse Prometheus is er heilig. Alleen God de vader en moeder Afrika.
Dit is deel 1 van een drieluik over het leven van Julius Robert Oppenheimer
(1) aldus de titel van zijn inmiddels beroemde biografie: http://www.americanprometheus.org/
(1) Het beroemdste woord uit het Sanskriet is ongetwijfeld ‘avatar’: afstammeling (vgl. het Nederlandse ”vader”);
(3) zie video onder