Afb: Fernando Botero, de Ontvoering van Europa
De Europese Unie is – als geheel – de grootste economie ter wereld. Toch lijkt Europa te lijden aan een identiteitscrisis. Wat is Europa? Wat kenmerkt de Europese beschaving en onderscheidt haar van de andere grote beschavingen op de wereld? De universaliteit van het Europese gedachtengoed wordt steeds heviger betwist. ‘Europese waarden zijn Europees, Aziatische waarden zijn universeel’, zoals een Aziatisch politicus aan het eind van de 20e eeuw zei. Dat is dus precies tegenovergesteld aan wat Europeanen tot ongeveer 2001 dachten.
Vreemd genoeg gaat het publieke ‘debat’ (kan iemand niet een andere term verzinnen?) steeds over islamisering en multiculturaliteit, maar steeds minder over wat nu Europees is; als wij spreken over islamisering moet er iets anders zijn dat wordt geislamiseerd, maar wat dan hetgene is dat wordt bedreigd, als een kennelijk passief slachtoffer, schijnt een gevoelskwestie te zijn. Wat bedoelt Rutte met ‘Nederland teruggegeven aan de Nederlanders’? Waarom stelt geen enkele journalist die simpele vraag aan Rutte?
Zo komen wij tot het ‘Joods-christelijke’ karakter van Europa. Maar is Europa enkel Joods en christelijk? Is dat niet een te theologische benadering, zijn het Joodse en christelijke element exclusief bepalend geweest voor Europa? Dit lijkt toch vooral ook een kwestie van met welke bril men kijkt en willekeur. Evengoed zou men kunnen spreken van de ‘christelijk-helleense beschaving’, want het Joodse element is al vertegenwoordigd in zowel het christendom als in het hellenisme. Maar evengoed zou men dan kunnen spreken van een helleens-arabische beschaving, tenminste als men over de islamitische wereld spreekt; immers heeft die beschaving ook veel overgenomen van de hellenistisch-griekse beschaving.
Misschien moeten we spreken over de ‘christelijk-humanistische beschaving’ omdat met deze benaming wordt benadrukt dat juist de kritische wijze waarop ieder dogma sinds Erasmus en anderen wordt benaderd bepalend is geweest voor de Europese samenleving na grofweg 1500, en de weg heeft gebaand voor de pijlers van de moderniteit: Verlichting, rationaliteit, empirisme, individualisme en naturalisme.
Maar wie naar de Europese geschiedenis kijkt vanaf het tijdperk Napoleon moet onderkennen dat ook de ‘tegenstromingen’ als de romantiek en het daaruit voortvloeiende nationalisme en elementen uit het fascisme eveneens een enorme invloed hebben gehad in het westerse denken, evenals de Industriele Revolutie en het socialisme; althans tot en met de Tweede Wereldoorlog respectievelijk 1989; het is kortom nog niet zo gemakkelijk om te duiden wat Europa nu precies Europees maakt. Paradoxaal genoeg is juist dit element van tegenstelling hetgeen typisch Europees is.
Over de Europese identiteit zijn hele boekenkasten vol geschreven, wat al bewijst dat het kennelijk gaat om een rekbaar begrip. En dat is maar goed ook. De voortdurende strijd van verschillende opvattingen, concurrentie tussen landen, tussen standen, Paus en Keizer, rationalisme en romantiek, tussen stad en land: dit voortdurend met elkaar overhoop liggen en toch een eenheid vormen is typisch Europees. De richtingenstrijd is in de 20e eeuw op dramatische wijze uit de hand gelopen, maar inmiddels kent een groot deel van Europa al 65 jaar vrede. Iedere keer is de Europese beschaving bijna dood verklaard, maar steeds weer vernieuwt zij zich onder druk, van binnen of van buiten. Daarom moet Europa wellicht ook niet bang zijn voor China of voor de Arabische wereld maar gewoon de concurrentie aangaan, net als vroeger. De grootste bedreiging voor een beschaving is immers ‘above all, its lack of confidence’.
De vraag is alleen of de Europese Unie als in de huidige constructie de noodzakelijke voorwaarde is voor een Europese wederopbloei: de Europese geschiedenis leert nu juist dat tijden van onderlinge concurrentie de grootste welvaart en culturele bloei met zich meebrachten en dat grote overkoepelende staten zoals het Romeinse Rijk, het Frankische Rijk, het Napoleontische Rijk, het Derde Rijk en ‘ Fort Europa’ weliswaar vernieuwing brachten (meestal in goede en soms in slechte zin) maar uiteindelijk niet standhielden. De Italiaanse Renaissance vondt plaats in tijden van oorlog en onderlinge strijd. De Industriele Revolutie zorgde voor grote sociale onrust, maar werd ingebed in de sociale welvaarsstaat (die nu weer op zijn retour lijkt).
Iets wat politici in Straatsburg niet altijd lijken te begrijpen is dat de Europese Unie niet hetzelfde is als ‘Europa’. Europa als cultuurgebied is iedere keer weer herrezen en een mogelijk uiteenvallen van de Europese Unie betekent geenszins het einde van Europa: integendeel, het is wellicht een logischer stap in de grillige Europese geschiedenis dan het blijven trekken aan een dood paard; als eenheidsworst of lijdend voorwerp van islamisering of ‘sinificatie’ zal Europa niet overleven, wel met zelfverzekerdheid zonder te vervallen in aloude arrogantie. Hoe lang de nu al zwikkende jaarlijkse karavaan van Brussel-Luxemburg-Straatsburg nog kan doorgaan zonder te bezwijken aan bestuurlijke obesitas: time will tell.