Op 28 november 2007 heeft het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens – het Amerikaanse broertje van het Europese Mensenrechtenhof in Straatsburg- een fundamentele uitspraak gedaan in de zaak Saramaka People v. Suriname De uitspraak is een mijlpaal voor de inheemse en tribale volkeren in Suriname. Maar ook heeft deze uitspraak de potentie leidende jurisprudentie te worden in zowel Noord-Amerika als Latijns-Amerika op het gebied van de bescherming van mensenrechten, de erkenning van tribale eigendomsrechten en het recht op culturele zelfbeschikking.
De verstrekkende gevolgen van de uitspraak zijn nog niet overal doorgedrongen. Het vorig jaar verschenen boek Saramaka, de strijd om het bos (Fergus Mackay, Amsterdam, KIT Publishers, ISBN 978-90-8832-612-3) brengt hopelijk hierin verandering. Naast een boeiende analyse van de procedure voor de verschillende rechterlijke instanties in Suriname, waar het Saramakaanse volk aanvankelijk het onderspit moest delven, en uiteindelijk voor het Inter-Amerikaanse Hof geeft het boek op unieke wijze inzicht in de strijd om de natuurlijke rijkdommen van Suriname en de veronachtzaming van tribale en inheemse rechten ten gunste van commerciële roofbouw.
Het Saramaka-volk is een van de zes marronvolkeren die in Suriname leven. Zij zijn de plantages in de 18e eeuw ontvlucht en hebben na verschillende oorlogen met het Nederlandse gezag – waaronder de bekende Boni-oorlogen – verdragen met de Nederlanders gesloten waarbij de Saramakanen vrijstelling van slavenarbeid werd verleend en hun autonomie ten opzichte van het koloniaal bewind werd vastgelegd. De marrons zijn sindsdien altijd een aparte groep binnen de Surinaamse samenleving gebleven, ook na de onafhankelijkheid. Volgens de Saramakaanse traditie is hun grondgebied aan de Boven-Surinamerivier collectief eigendom van het Saramakaanse volk.
In recente jaren is het grondgebied van het volk in ernstige mate aangetast door grootschalige mijnbouw en commerciële houtkap omdat een aantal Chinese en andere houtkapmaatschappijen een concessie hebben verkregen voor grootschalige houtkap op Saramakaans gebied. Het Hof heeft geoordeeld dat de Surinaamse wetgeving de Saramakanen onvoldoende beschermt door de eigendomsrechten niet als zodanig te erkennen. In de woorden van het Hof is het gebrek aan positieve rechtsbescherming van de inheemse en tribale volkeren strijdig met de internationale mensenrechten. De Saramaka-zaak schept overigens geen volledig nieuw recht maar bouwt voort op eerdere jurisprudentie van het Hof (1). Niettemin is de uitspraak uniek te noemen vanwege de toekenning van schadevergoeding en het op exacte wijze omschrijven van de verplichtingen van de Surinaamse overheid om de collectieve rechten van de Saramakanen vorm te geven. De Surinaamse overheid had overigens ook weer in dit geschil gesteld dat de marrons niet als een inheems volk konden worden beschouwd. Het Hof aanvaarde deze redenering niet aangezien in de woorden van het Hof de marrons gelijkgesteld kunnen worden aan inheemse volkeren en de ‘gronden en natuurlijke hulpbronnen van het Saramakaans volk deel uitmaken van de sociale, voorouderlijke en spirituele essentie’.
De uitspraak heeft grote belangstelling gehad bij mensenrechtenorganisaties vanwege het fundamentele karakter van de beslissing alsmede het inzicht van het Hof dat er een grote mate van verwevenheid bestaat tussen milieu, grondbezit en mensenrechtenstandaarden. Voorts is deze zaak interessant voor andere strikt genomen niet-inheemse en andere marronvolkeren in het continent, zoals de Afro-Caribische gemeenschappen in het westelijk Caribisch gebied (zoals de eilanden voor de kust van Honduras Nicaragua, en het Colombiaanse eiland San Andres).
Als kleine kanttekening moet overigens wel worden opgemerkt dat het Saramaka People v. Suriname niets zegt over de vraag in welke mate een tribale gemeenschap precies moet voldoen aan de eigen van sociale cohesie, grond- en traditiegebondenheid om in aanmerking te komen voor rechtsbescherming. Voor minder traditievaste, coherente danwel te weinig grondgebonden gemeenschappen biedt de uitspraak geen soelaas. Dat leidt tot de paradoxale situatie dat juist gemoderniseerde, geemancipeerde marrons rechtsbescherming ontberen juist omdat zij hun traditionele levenswijze hebben verlaten. Zo laveren de marrons tussen volledige emancipatie en participatie enerzijds en hun traditionele levenswijze anderszins, hoewel er- wederom paradoxaal genoeg – juist met het heraantreden van de coalitie Bouterse/Brunswijk sprake is van een meer ontspannen relatie tussen de ’stadse’ creolen en de marrons (2).
Het is lovenswaardig dat het Hof een principieel standpunt heeft ingenomen over de rechten van het Saramakaanse volk waarbij en zich niet heeft beperkt tot een strikt internationaalrechtelijke toets aan historische verdragen met Nederland en Suriname als rechtsopvolger. De goede toon is gezet en wellicht wordt de zaak een mondiale historische landmark case voor de bescherming van collectieve en culturele mensenrechten, zoals in de Amerikaanse rassenscheidingskwestie Brown v. Board of Education dat was voor de individuele mensenrechten. En wellicht zal door deze uitspraak eindelijk ook erkenning komen voor de marrongemeenschappen in het aangrenzende Frans Guyana. Het is bevreemdend dat juist in dit franse overzeese departement – dat integraal onderdeel uitmaakt van de Franse staat en dus ook de Europese Unie - geen enkele collectieve rechten zijn toegekend aan de aldaar levende tribale stammen (3). De vaak hier in Europa klakkeloos aangenomen gedachte dat landen van de Europese Unie vooroplopen op het gebied van bescherming voor nationale minderheden gaat dus zeker niet op.
Hoe nu verder? De Surinaamse staat heeft toegezegd uiterlijk 19 december 2010 door middel van wetgeving de collectieve eigendomsrechten van de marrongemeenschappen te garanderen. Of het daadwerkelijk zover zal komen nu Desi Bouterse aan de macht is, valt nog te bezien. Zeker nu China voor 3,8 miljard in Suriname investeert in infrastructuur en huizenbouw (4). Dit terwijl de Inter-American Development Bank zich heeft verbonden aan het naleven van jurisprudentie van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten (5) Het is daarom te hopen dat het boek Saramaka, de strijd om het bos snel in vele andere talen zal verschijnen, te beginnen met het Spaans, Engels en Portugees ( Bron: http://www.corteidh.or.cr/docs/casos/articulos/seriec_172_ing.pdf )
(1) zie voor een uitgebreide studie:
http://www.cedla.uva.nl/20_research/pdf/vDijck/suriname_project/Mijnbouw.pdf
(2) ziehttp://www.volkskrant.nl/vk/nl/2668/Buitenland/article/detail/1019636/2010/08/18/Misiedjan-minister-van-Justitie-Suriname.dhtml(3) aldus de UNHCR: http://www.unhcr.org/cgi-bin/texis/vtx/refworld/rwmain?page=search&docid=4954ce5523&skip=0&query=indigenous suriname
(4) zie http://digitaleeditie.nrc.nl/NH/2011/0/20110114___/1_08/article4.html
(5) uit Saramakka, de strijd om het bos http://www.vanstockum.nl/boeken/geschiedenis-algemeen/nl/de-saramaka-en-hun-strijd-om-het-bos-10802000/