Archive | December 2010

De Saraceense Palamedes

 floris

In een recent andere blogpost omschreef Palamedes het verschijnsel van de moderne bekeerling tot de islam in Europa als de ”moderne Muwalladi”. Palamedes was verbaasd te vernemen dat zijn eigen naam verbonden is aan een ridder van de Ronde Tafel van de Arthurlegenden. Palamedes was dus niet alleen een Oudgriekse mythische figuur, maar verschijnt ook in de Arthurlegenden. Palamedes (ofwel Palomides) was volgens Wikipedia althans http://en.wikipedia.org/wiki/Palamedes_(Arthurian_legend een Saraceen die zich bekeerd had tot het Christendom.

De Saraceen, ofwel de moslim, speelt al sinds de Middeleeuwen een belangrijke rol in de christelijke poezie en literatuur. Het islamitische Spanje en de nabijheid met de christelijke wereld zorgde voor een constante bron voor heldenverhalen, van het Roelandslied tot de legende van Sint Jacob van Compostela. Occitaanse troubadours waren geregeld in contact met het nabijgelegenen cultureel verwante Spanje (vooral Aragon). Het mooiste Middeleeuwse verhaal uit die streken is Floris ende Blancefloer, over een liefde tussen twee mensen uit rivaliserende culturen, Islam en Christendom. Dat gaat nog veel verder dan de rivaliserende stedelijke facties in Romeo en Julia. Maar Shakespeare introduceerde de liefde tussen twee culturen tweemaal in zijn andere werk. In de vorm van Othello, de moorse prins en Shylock, de Joodse handelaar uit het Ghetto uit de Merchant of Venice. Het loopt in beide gevallen niet goed af met deze vreemdelingen.

Dit brengt Palamedes op het spiegelbeeld van de Muwalladi: de moslim die tot Christen wordt. Dit is een delicate kwestie, aangezien volgens de Sharia de doodstraf staat op afvalligheid. Het is namelijk volgens de Islam erger om het enige ware geloof (Islam) te kennen en vervolgens hiervan af te vallen dan wanneer een niet-gelovige de Islam beledigt. Dit verklaart ook waarom Geert Wilders nog geen fatwa (”oordeel’) over zich heen heeft gekregen en schrijver Salman Rushdie (zelf moslim) wel.

Er is weinig bekend over het lot van moslims die zich in vroeger tijden -van de Middeleeuwen tot aan de vroegmoderne tijd bekeerden tot het Christendom. De christelijke wereld was het Dar-al-Harb (het huis van oorlog) en volgens de Sharia geen plek waar een moslim vrijwillig uit eigen initiatief naar toe mocht reizen. Leo Africanus, bekend uit de roman van Aamin Malouf is wellicht de bekendste moslim die zich bekeerde tot het Christendom in de 16e eeuw.

De eerste echt Engelse schrijver, Geoffrey Chaucer, schreef niet alleen de beroemde Canterbury Tales, maar ook het Vogelparlement (the Parlement of Fowles) uit 1382. Weinigen weten echter dat Chaucer deze titel direct ontleende aan het allegorische werk Mantiqu ‘t-Tayr (het Vogelparlement), van de Perzische dichter Attar die een eeuw eerder leefde. Een raamvertelling binnen dit verhaal vertelt over de liefde tussen een Perzische prins en een christelijke prinses. Het is de Perzische equivalent van Floris ende Blancefloer.

Dergelijke verhalen wijzen erop dat er toch contact moet zijn geweest tussen west en oost, al bewijzen de verhalen ook tegelijkertijd hoe uitzonderlijk en vreemd beide culturen voor elkaar waren. Sterker nog: zij waren concurrente beschavingen en leefden in directe rivaliteit met elkaar. En nog sterker: beide beschavingen beschouwden elkaar als inherent en wederzijds vijandig. Die onderlinge concurrentie om de gunst van God, deze onontkoombare vijandigheid, de doelbewuste polariteit, verbond tegelijkertijd beide beschavingen op een manier die ook de eigenheid van deze beschavingen benadrukte. Dit was dus een fenomeen dat aan beide zijden bestond, zoals blijkt uit de poezie van onder andere Attar, en niet een eenzijdige obsessie of een ”behoefte aan een vijand” dat louter in de westerse psyche leefde, iets wat apologetische historici en journalisten als Geert Mak (geen historicus!) vaak lijken te willen benadrukken. Het Christendom was een bleef voor de moslims, tot in de moderne tijd, vooral Dar-al-Harb.

Wanneer in deze diametrale constellatie het dan toch tot een normaal of zelfs liefdevol contact kwam, was dit zo uitzonderlijk zoet en exotisch dat het dichters en schrijvers inspireerde tot grote hoogten. De doelbewuste culturele distantie was zo een goede manier om het eigene en het universele grensoverschrijdende karakter van de liefde te benadrukken.

In later eeuwen, vanaf de 17e eeuw werden de contacten langzamerhand intensiever. Met die toegenomen intensiviteit die tot op heden voortduurt, verdween de exotische verlokking die van de vijand uitging en maakte plaats voor een meer realistische ontmoeting die uitmondde in een ”down-to-earth”-vijandschap en rivaliteit. Het werd kortom gewoon knokken.

Niet altijd stonden west en oost direct tegenover elkaar. Sommige westerlingen maakten handig gebruik van de ”vreemdheid” van het oosten om hun eigenbelang te dienen.

De bekende barbarijse zeerover uit de 17e eeuw, Murat Reis, geboren Jans Janszoon (uit Haarlem) nam de IJslandse priester Olufr Eigilsson gevangen om hem als slaaf aan de Turken te verkopen. De laatste schreef daarna een fascinerend verslag ”de Turkse Ontvoeringen” over de praktijken van de islamitische zeerovers en slavenhandelaars, die overigens veelal nauw samenwerkten met de evenals de Hollanders altijd op geld beluste Venetianen. De Venetiaanse ”Riva dei Schiavioni”, (de Slavenkade) herinnert nog altijd aan de lucratieve Venetiaanse handel in slaven (die overigens vaak ook tot de Slavische volkeren behoorden). Witte slavinnen waren namelijk erg gewild in het Midden-Oosten sinds het aantreden van de oorspronkelijk ook blankgetinte dynastie der Mamelukken en dus leverden blanke slavinnen -veelal uit Georgie, de Griekse eilanden of de Balkan –  veel geld op. Daarnaast werd het de mode in Italiaanse kringen om een zwarte huisslaaf erop na te houden. Dat was een teken van welvaart.  

Gedurende vele eeuwen speelden oosterse Christenen, van de Nestorianen tot de Kopten, Maronieten en Grieks-orthodoxen naast de Joden een belangrijke rol al intermediair tussen de Christelijke en de Islamitische wereld. Khalil Gibran, de 20e eeuwse schrijver van ‘De Profeet’ was een van de weinigen die een brug tussen deze werelden ook echt in culturele zin trachtte te construeren via zijn werk. Maar vanwege zijn syncretische denkbeelden tussen de verschillende godsdiensten kon zijn werk enkel in de Verenigde Staten worden uitgegeven. Wellicht een teken aan de wand.

Maar echte overlopers -tegenwoordig zouden we zeggen ”transculturelen”- waren er niet van de Islam naar het Christendom, en voorzover deze mensen er waren werden zij gewantrouwd. Net als andersom de Muwalladi. Nog steeds trouwens, in beide kringen worden deze mensen niet geaccepteerd. Het meest recente voorbeeld hiervan is het op legalistische wijze verstoten van de tot het Christendom bekeerde Ayaan Hirsi Ali, dit terwijl vele fundamentalistisch-islamitische Somalische landgenoten van Hirsi Ali vrije toegang hebben tot alle vrijheden die ons land te bieden heeft. Zij blijven tenminste binnen hun eigen cultuur, en we hebben het kennelijk liever zo. Dat lijkt althans de boodschap van Rita Verdonk te zijn geweest: liberalisme is leuk, maar van ons en niet van jullie.

Het Christendom in het Midden-Oosten is, vooral na de Amerikaanse invasie in Irak, op sterven na dood. Israel is in conflict met zijn buren. De brugfunctie die gedurende vele eeuwen door oosterse christenen en Joden werd vervuld, is daarmee komen te verdwijnen. Het conflict heeft zich verplaatst naar het Europese continent zelf, en dan niet eens naar de Balkan zoals vroeger maar naar West-Europa.

Gezien deze laatste ontwikkeling ben ik erg benieuwd hoe de Saraceense Palamedes al vele eeuwen eerder in Albion terecht kwam. Reden voor een zoektocht. Voor de liefhebbers: Wordt vervolgd!

 

Bronnen o.a.:

http://books.google.nl/books?id=HwJ_TZNuOWoC&pg=PA155&lpg=PA155&dq=vogelparlement&source=bl&ots=D23rT7B_QN&sig=RwQZn_QyB9Q3j3TEUHM8Bdips0k&hl=nl&ei=KKYdTYHLIcztObiagYoJ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=6&ved=0CDgQ6AEwBQ#v=onepage&q=vogelparlement&f=false

Over uien, peulen en Lineair-C

 lineair

De Engelse taal is overal. Woorden als benchmarken, output, task force en compatible zijn gewone Hollandse woorden geworden. Vaak worden dergelijke woorden gebruikt om de werkelijkheid te verfraaien of om er een quasi-doordacht tintje aan te geven. Want het inzetten van een task force om de ”hearts and minds” in Afghanistan te winnen klinkt toch beter dan een groepje slecht voorbereide agenten ergens ver weg naar een vijandig land sturen. De Engelse taal is overal doorgedrongen, van de Tweede Kamer tot aan het topmanagement van internationale bedrijven. Iedere Nederlander meent vloeiend Engels te spreken, iets wat in het buitenland –vooral in de Angelsaksische wereld zelf – overigens niet altijd even volmondig wordt onderkend. Uit beleefdheid zullen zij echter niet snel zeggen dat onze beheersing van de Engelse taal te wensen overlaat. En geven geen commentaar als een Nederlander het weer eens heeft over ”Brisbeeen” in plaats van Brisbane.

Vroeger werd de Nederlander gekenmerkt door het feit dat hij Duits kon spreken met de Duitsers, Frans met de Fransen en Engels met de Engelsen. Dat was de meerwaarde van de Nederlander binnen Europa maar dat is allang niet meer zo. Duits spreken wij liever niet, behalve dan op een licht lacherige toon als we op wintersport gaan naar Oostenrijk. Het is voor de verwaterde Noordzeedelta-germanen niet meer de taal van Goethe, Heine en Schiller, maar van Anton aus Tirol. De verminderde kennis van het Frans maakt deze taal daarentegen weer geheimzinniger. Sommige woorden die geen Franse oorsprong hebben worden dan opeens voor Frans aangezien. Hygiëne wordt tegenwoordig op zijn nep-Frans uitgesproken als hygièène in plaats van hygiééne, therapeut met ‘’peut’ uitgesproken als ‘’peul(vrucht)’’ in plaats van therapuit (als in ‘’ui’’). 

Terwijl het Engels oprukt, of liever gezegd: het Neder-Engels, holt de beheersing van de eigen Nederlandse taal achteruit. Een steeds verdergaande versimpeling is gaande. ‘’Het meisje die ik gisteren zag’’ is gebruikelijk Nederlands geworden. Of nog erger: Die meisje die ik gisteren zag. ”Meisje” wordt niet meer als verkleinwoord van ”meid” gezien en dus niet meer als onzijdig gezien maar als vrouwelijk. Maar ook in complexe zinsconstructies gaat het vaak mis met de woordjes ‘’die, deze, wat, dat’’. En ‘’Zij’’, derde persoon meervoud is al sinds enige jaren vervangen door ‘’hun’’.  ”Hun hebben die meisje gisteren gezien” is wellicht toekomstig correct Nederlands.

 In de Randstad is overigens al een soort grootstedelijk pidgin ontstaan dat nog veel verder gaat dan de hier beschreven ontwikkelingen. Voor het eerst in de geschiedenis spreken plattelanders de standaardtaal beter dan de stedelingen. Maar het pidgin-Nederlands rukt op en zorgt voor een steeds grotere kloof tussen de ”elite” en de pidgin-sprekers. Tekenend was dat het nieuwste woord in de Nederlandse taal ”daggeren” is. Dit woord werd bekend door de serie Oh oh Cherso. Daggeren komt natuurlijk van het Engelse woord ”dagger” (dolk) en in Caribisch-Engels staat het voor een danswijze die de geslachtsgemeenschap nabootst, waarbij de man met ”dolk-achtige” bewegingen achter de vrouw danst. Op het keurige journaal werd te term echter ‘daggeren’ op zijn Nederlands uitgesproken, alsof het ging om ”baggeren”.

Naast het Neder-Engels is een andere taal ontstaan, het Lineair-C van management en ambtenarij. Deze kringen bedienen zich veelal van eufemismen (jawel met ‘’ui’-klank) of verhullende termen voor bestaande fenomenen. De politiek lijkt soms zelfs in het enkel verzinnen van nieuwe woorden de oplossing van problemen te zien. Zo zijn er  tegenwoordig krachtwijken plaats van problemenwijken, we hebben de WIA (Wet Inkomen naar Arbeidsgeschiktheid) in plaats van WAO (Wet op de Arbeidsongeschiktheid). Straks krijgen we de ‘’vitaliteitsregeling’’ in plaats van de ‘’levensloopregeling’’. Banken verlenen bij hypothecaire leningen een speciale ‘’life style-korting’’ voor gezonde mensen zonder medisch verleden, een slimme manier om de mensen met een medisch verleden meer te laten betalen, verpakt als korting voor de rest.  Managementtermen zijn al helemaal vaag en onverkwikkelijk. Zo wordt ‘’verantwoordelijkheid’’ tegenwoordig vaak ‘’ownership’’ (van een ‘’file’’ of ‘’task’’) genoemd. En zelfs hele bedrijfsnamen zijn semi-Engels, zoals Pro-Rail dat beter Anti-Reizigers had kunnen worden genoemd. Dan hebben we ook nog TNT, een Australische groep waarvan niemand weet waar de afkorting voor staat. Toch zeggen we massaal Tie-en-Tie op zijn Engels in plaats van Tee-en-Tee, omdat dat spannender klinkt.

Het enige wapen dat nog helpt om de sprekers van Neder-Engels te ontmaskeren is om te vragen of ze eens een gesprek geheel in het Engels willen voeren over een willekeurig onderwerp. Dan komt al snel de Nederlandse aap uit de Engelse mouw. Een goede manier om managers te ontmaskeren is om te vragen wat ze nou precies bedoelen en of ze in gewone taal kunnen samenvatten wat ze in hun moderne Lineair-C verkondigen. Na enig gestotter komt er dan meestal uit dat ze het zelf ook niet weten. Nietszeggendheid der nietszeggendheden.

BTW-(ver)heffing des volks

voetbal 

primaire levensbehoefte

De hele discussie rondom de verhoging van het BTW-tarief van 6% naar 19% doet nogal symbolisch aan. De maatregel past binnen de verschuiving van directe belastingen (Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting etc.) naar indirecte belastingen zoals BTW en accijnzen. Het kabinet wil koste wat kost deze verhoging snel doorvoeren, maar in de cultuursector en, zo bleek, ook binnen de Eerste Kamer, leeft grote weerstand tegen deze lastenverhoging voor de cultuursector.

Het gereduceerde BTW-tarief is in het leven geroepen om bepaalde elementaire levensbehoeftes niet te zwaar te belasten. Zo zijn melk, brood, maar ook kappersdiensten onderworpen aan een tarief van 6%. Niemand zal erover twijfelen dat dit elementaire behoeftes betreft. Maar ook voetbalkaartjes zijn bijvoorbeeld belast tegen 6%, en dit wordt niet verhoogd. Dat zou ook politieke zelfmoord van het kabinet zijn. Voetbal is net enkel oorlog, maar ook een primaire levensbehoefte.

Het is vreemd dat de verhoging nu wordt gezien als een onevenredig bezwarende maatregel. Niemand klaagt er tot nu toe immers over dat andere elementaire producten en diensten zoals gas, elektriciteit en drinkwater te hoog worden belast, namelijk tegen het normale tarief van 19%. Ter vergelijking: in het Verenigd Koninkrijk worden gas en elektriciteit tegen 5% belast. Het normale tarief aldaar was 17,5%, maar David Cameron heeft dit onlangs verhoogd tot 20%.

Nederlanders betalen een naar Europese maatstaven (uitgezonderd het VK) overigens een niet erg hoog BTW-tarief. De belastingdruk op cultuur in Nederland is echter vooral toegenomen omdat er geen mogelijkheden meer zijn om belastingaftrek te verkrijgen bij cultureel getinte projecten. Vroeger was er een speciaal CV-regime voor speelfilms dat al eerder is afgeschaft. Het kabinet kiest er echter niet voor om de culturele sector op enigerlei andere wijze tegemoet te komen. Ook dat is een in beginsel politieke keuze die niemand kennelijk wil of durft te maken.

Het is intussen maar de vraag of de verhoging van het BTW-tarief uiteindelijk iets zal opleveren. De kans is groot dat mensen gewoon minder kaartjes kopen voor cultuur. Dan vloeit er ook minder naar de staatskas. Belangrijker is dat het kabinet van plan is om de directe belastingen (waaronder hypotheekrente-aftrek) in stand te laten, maar dit wel wil compenseren door via de achterdeur toch weer meer te heffen. Bijvoorbeeld door verhoging van het reguliere BTW-tarief, of verhoging van accijnzen op bijvoorbeeld tabak en benzine. In treurig belastingjargon heet dit ”grondslagverbreding.”

De uiteindelijke vraag is natuurlijk ook wat de waarde is van cultuur in ons land. Dat is een waarde die niet goed in cijfers valt uit te drukken. En daar hebben Nederlanders -Droogstoppels als we zijn gebleven - nog altijd grote moeite mee. Al speelt onze premier uitstekend piano, een Chopin, Beethoven of Bach hebben we nooit voortgebracht. Maar wel Louis van Gaal. Dat is nu pas toegevoegde waarde.

BRIC A BRAC

bric a brac 

Terwijl de 27 landen van de Europese Unie langzaam lijken te wennen aan een bescheidener rol in de wereld, schikken westerse economen zich met een dubieuze moedwilligheid in de schijnbare onontkoombaarheid van deze penibele situatie. Als spiegelbeeld voor de Europese inertie en lankmoedigheid plaatsen zij een nieuwe wereldorde die met frisse energie geleid zal worden door niet-westerse – of specifieker gezegd- niet-Europese en vooral niet-Amerikaanse grootmachten. De toekomstige Brave New World moet uitgaan van de zogeheten opkomende landen in de wereld: de BRIC-landen. Dit zijn natuurlijk Brazilie, Rusland, India en China. Maar de rij van toekomstige grootmachten wordt steeds langer. Nu komt Zuid-Afrika er ook al bij, dus wordt het BRICS.

Maar uit nieuwe berichten blijkt ook dat Indonesie hard aan de weg timmert en daarom voorspellen sommige westerse economen dat het zelfs BRICSI kan gaan worden. Belangrijkste idee van de Brave New World is dat Europa en Amerika tweederangs machten worden, althans zo lijken de economen met een aan masochisme grenzend genoegen te schetsen. Alles is goed, alles ”moet kunnen” zolang de nieuwe wereldorde vooral maar niet-Westers is, en vooral niet-Amerikaans. Zich in de modder van de economische misere wentelend, roepen sommigen al dat ook Turkije, Argentinie, Mexico, Nigeria en Egypte tot de nieuwe grootmachten gaan horen. Zo krijgen we dus een steeds grotere kring van landen die de Nieuwe Wereld gaan leiden, de BRICSI..T..A..M..N..E. Al deze landen willen alles wat de verzwakte westerse landen ook hebben, vooral kernbommen. Zelfs Nigeria wil een nucleaire grootmacht worden. Andere kandidaten voor de Brave New World, zoals Japan en Zuid Korea dienen zich aan, maar de economische zelfkastijders van het Westen vinden deze landen toch te westers van aard om bij de eliteclub te mogen horen. Turkije was een grensgeval, maar mocht uiteindelijk toch aanschuiven bij de nieuwe rij wereldleiders.

Het belangrijkste criterium om toegelaten te mogen worden tot de Global BRICS(ITAMNE)-Rotary is dat het een ”opkomende economie” is en dat het land een ”slachtoffer” moet zijn geweest van het Europese dan wel Amerikaanse imperialisme en/of kolonialisme. Het succes van deze voormalige zogeheten slachtoffers van de wereldgeschiedenis vervult de zelfbevlekkende westerse economen en leiders met een groot genoegen. Met zichbaar genot bevrijden de westerse leiders zich tegelijkertijd ook nog eens van een vermeend schuldgevoel over het kolonialisme: twee vliegen in een klap.

De blinde vlek van de Nieuwe Wereldorde is echter dat de meeste opkomende landen helemaal niet ”nieuw” zijn op het wereldtoneel, noch onschuldig. Brazilie was een van de laatste landen in de wereld om de slavernij af te schaffen (1888). Rusland heeft jarenlang de Centraal-Aziatische landen bezet en op hardhandige wijze gerussificeerd; de Sovjet-Unie was het laatste imperialistische rijk ter wereld tot het in 1991 instortte. En de oorlog in Afghanistan kostte een miljoen Afghanen het leven en we leven nog steeds met de erfenis van die oorlog anno 2010.

India dan? Dat land kent nog altijd het eeuwenoude kastenstelsel dat weliswaar verboden werd door Mahatma Gandhi maar nog steeds niet uitgeroeid.

China? China houdt nog altijd een ander land -Tibet- bezet, onderdrukt de Ugyuren en eigenlijk alle andersdenkenden. En wat iedereen schijnt te zijn vergeten is dat China tijdens de Qing-dynastie in de 18e eeuw flink aan imperialistische veroveringen deed in het westen, zuiden en noorden. De Qing-dynastie verdubbelde zo het Chinese grondgebied. De huidige regio’s Sinkiang-Ugyur, Tibet, Binnen-Mongolie werden veroverd, Nepal en Vietnam aangevallen, Buiten-Mongolie, Toevenie en Korea tot vazalstaten gemaakt. Opstanden van moslims, talloze inheemse volkeren en andersdenkende sekten werden bloedig onderdrukt, van Tibet tot aan Taiwan.

Een goed voorbeeld van een niet-(Han) Chinees volk dat hard werd onderdrukt door de Chinese Qing-dynastie is het Hmong-volk, hier te lande ook bekend geworden door de fraaie film Gran Torino van Clint Eastwoord. Zie http://www.youtube.com/watch?v=RHRiP6TRtnE&feature=related . Dit volk vluchtte naar Laos en Vietnam om aan de terreur van de Chinese Qing-dynastie te ontkomen. Cynisch genoeg moesten zij eeuwen later ook weer hun nieuwe gronden onvluchten na de Vietnam-oorlog. Ontworteling in het kwadraat.

Zuid-Afrika dan? Zuid-Afrika is van een dictatuur van de blanke minderheid geworden tot een dictatuur van de zwarte meerderheid. Schuif maar lekker aan! Turkije hield tot 1918 grote delen van het Midden-Oosten bezet en was eveneens een imperialistische staat die niet onderdeed voor de Europeanen. Maar toch zijn de Turken een beetje zielige nobele wilden in de ogen van de westerse economen.

Nu zouden sommige objectieve beschouwers kunnen beweren dat Brazilie eigenlijk al een westers land is, en Zuid-Afrika ook. Misschien zelfs Turkije. Maar de inwoners van deze landen hebben een kleurtje, dus dan gelden voor de ”reverse racists” in het westen andere wetten: de inwoners in deze streken worden deze landen dan uiteindelijk toch bij de Nieuwe Wereldorde gerekend. De nobele wilde versie 2.0. Victus ergo sum.

Zo bezien is de Nieuwe Wereldorde oude wijn in nieuwe zakken, alleen zijn de kaarten anders geschud. En de Brave New World anno 2011 heeft opvallend veel gemeen met de wereld anno 1911, drie jaar voor de Eerste Wereldoorlog. Toen concurreerden en rivaliseerden de Europeanen elkaar de tent uit. Nu rivaliseert iedereen met iedereen, in de race om welvaart, grondstoffen en dominantie. Back to the future in 2011…alvast iedereen een gelukkig nieuwjaar, wederom vol cultuur-negativisme en westerse zelfkastijding…en dat de nucleaire pleuris de komende 365 dagen nog maar even uit moge blijven!

Scaramouche speelt met TNT

Explosieve toestanden bij TNT, en dan heb ik het niet over springstof, maar over gerommel in die organisatie waarvan niemand de betekenis weet. Waar staat TNT voor, letterlijk en figuurlijk? De postbodes van TNT staken, de postbezorgers kennelijk niet. Kom er maar eens zelf op. Ook internationaal staat de boel op springen. Uit vrees dat de welbekende grote paddestoelvormige radioactieve wolk boven Europa gaat liggen, roept de PVV alvast op tot een preventieve aanval op Iran; in eigen land zijn de kerstbomen weer verlicht want het is weer advent, en alsof er niets aan de hand is wordt Nederlands grootse schaker Max Euwe herdacht. Wat hebben deze feiten met elkaar gemeen?

Allen hebben zij indirect te maken met Iran, of Perzie, zoals dit land tot enkele decennia geleden nog vaak werd genoemd. De Oude Perzen – en dan bedoel ik in dit verband de voor-islamitische Perzen en meer specifiek het Oudperzich-Medische wereldrijk van Xerxes en Cyrus – waren namelijk de uitvinders van de posterijen. Het Perzische Rijk was de eerste staat waar de posterijen door de Staat werden verzorgd. Hallelujah. De post was een belangrijk communicatiemiddel tussen de Sjah (of Koning) en zijn gouverneurs ofwel satrapen in de provincies van dit uitgestrekte Rijk dat liep van de de Nubische woestijn tot de rivier de Indus in het oosten. Het beschikken over goede posterijen was eeuwenlang en in Nederland tot aan het einde van de 20e eeuw een belangrijk element van en vergevorderde beschaving. Stakingen van postbodes zouden in het Oudperzische Rijk bijna gelijk staan aan blasfemie.

De post was in het Perzische Rijk  namelijk een vrijwel heilig goed. De Perzen gebruikten waarschijnlijk als eersten de codex, de voorloper van het moderne boek, om hun besluiten in af te vaardigen. De postbezorgers stonden in hoog aanzien en mochten zelfs met het zegel van de Sjah rijden over een speciaal daarvoor aangelegde Koningsweg en werden paraveredos genoemd. Hiervan zijn het Duitse ”Pferd”’en het Nederlandse ”paard” afgeleid.

 Andere zaken die wij van de Oude Perzen hebben overgenomen zijn onder andere het schaakspel (eveneens van het woord ”Sjah”, dus het Koningsspel) en zelfs de oerhollandse windmolen schijnt daar voor het eerst te zijn uitgevonden. Maar de belangrijkste erfenis van de Perzen is wellicht de Zoroastrische voorstelling van goed en kwaad, verpersoonlijkt in de Messias en de Duivel, evenals de voorstelling van het Paradijs (van het Perzisch afgeleid).

De Zoroastrische godsdienst van de Perzen verdween na de komst van de Islam, maar kleine groepen aanhangers van dit geloof vluchtten naar het voor ongelovige zwijnen en andere afgodenaanbidders vriendelijker Indische subcontinent waar zij onder de naam Parsi een aparte religieuze groep bleven, die veel invloed had in het Indische subcontinent. De Tata-familie is Parsi en de beroemdste Pars aller tijden is wijlen Freddy Mercury. Is de voor Mercury typerende synthese van openheid en geslotenheid, van goed en kaad, licht en duister, mannelijk en vrouwelijk zoals bijvoorbeeld in het beroemde nummer Bohemian Rhapsody niet typisch zoroastrisch?

Iran heeft altijd al een bijzondere positie ingenomen in het Midden-Oosten, als shi’itisch lans in een soennitische zee, en een Indo-Europese taal temidden de Semitische volkeren. Iran is het enige land van de islamitische wereld waar de voor-islamitische beschaving nog steeds haar echo doet klinken. Iraanse kinderen heten niet allemaal Mohammmed of Ali, maar Rostan of Cyrus, verwijzingen naar de oude gloriedagen van het Sassanidische Rijk, respectievelijk het Oudperzische Rijk.

Ahmadinejad ziet zichzelf als de Mahdi, de Shi’itische verlosser. Dat valt bitter slecht bij de buurlanden, vooral de Arabische landen. Voor het eerst staan de Arabische landen en Israel op een lijn, namelijk tegen het Iraanse bewind. De relatie tussen Iran en buurland Turkije, het andere belangrijke niet-Arabische maar wel islamitische land in de regio wordt daarentegen steeds inniger. Nog even en  zelfs de meest westers georienteerde delen van de Turkse bevolking willen niet eens meer bij de Europese Unie horen.

Ook de band tussen Iran dat andere grote islamitische land, Indonesie wordt steeds inniger. Conclusie van dit alles is dat de gevreesde islamisering weleens van een andere hoek zou kunnen komen, namelijk niet van de Arabieren maar van de veel grotere niet-Arabische moslimstaten. Wat Pakistan gaat doen is evenmin zeker. Wellicht daarom dat de FIFA kiest voor Qatar: om de Arabieren meer bij het westen te betrekken. De Golfstaten zijn ook veel meer afhankelijk van het Westen dan de meeste niet-Arabische islamitische staten.

Draai deze Kerstmis eens geen Bing Crosby, maar Queen, en dan het lied Bohemian Rhapsody, over de strijd tussen goed en kwaad. Een strijd die ook in 2011 weer zal woeden, Wreed op Aarde zal ook komend jaar heersen. Maar wellicht keert de Messias van het licht spoediger terug dan u dacht. Maar niet in de vorm van de islamo-fascist Ahmadinejad. Misschien wel als Gordon en zijn ”Angels”. God is a gay entertainer! Hallelujah. Gods wegen zijn immers ondoorgrondelijk. Gerard Joling als Petrus en Parry Brard als Maria. Palamedes krijgt er tranen van in zijn ogen. Na al die eeuwen Joods gelispel, Christelijke schootbezoekjes en Islamitische keelklanken eindelijk een beetje humor van God die natuurlijk ons mensen uitlacht. Losers zijn ze, al die monotheistische debielen. Gordon is de Messias. Je zou er als verstokt stuk atheistisch vuil uit de goot, als perverse slaaf van de Verlichting en het rationalisme bijna religieus van worden.

Het tijdelijke bestaan is gelukkig nog de laatste redding voor de atheist, maar ook geen ideale wereld. Terwijl de overheid als grootaandeelhouder de winst van TNT wel opstrijkt maar geen verantwoordelijkheid daarvoor aflegt, kunt u weer in slaap worden gesust tijdens een oudejaarsconferentie. En zodra de Nederlandse troepen Teheran binnenvallen terwijl uw sociale zekerheid langzaam wordt afgebouwd, verorber dan eens een perzik in uw champagne, van ”persica”: de Perzische vrucht. En zo krijgen de Nederlandse soldaten wellicht snel een ”ticket to paradise” in 2011. Volledig omgebogen en stijf van de bezuinigingscoke, gewapend met de beste managementcursussen op zak gaat Jan Soldaat als een strijdende Scaramouche met een geweer in de hand al dodend de Arische harten winnen op de ruines van Persepolis. We kunnen nog wel een ”clean war”, met slechts enkele honderdduizenden doden erbij aan. Maar alles beter dan een atoombom op Den Haag, die stad van de Wereldvrede. Urugzan, Iran, we kommen eran! Zoals Freddy Mercury al zong: Bismillah, let me go…

http://www.youtube.com/watch?v=0_15G_tIl38&feature=fvsr

 

De wispelturige bekeerlingen van Dar-al-Harb

Femke Halsema heeft ooit gezegd dat zij blij zou zijn als islamitische vrouwen op een dag in alle vrijheid hun burka of niqaab zouden afdoen. Volgens Halsema betekent het afdoen van de burka een symbool van verworven vrijheid, passend in de Nederlandse traditie van feminisering en emancipatie. Het afleggen van de burka als een laatste stap in een emancipatiestrijd die loopt van ”baas in eigen buik” van de jaren zestig tot een moment in de toekomst waarin de islamitische vrouwen eindelijk bevrijd zullen zijn van hun verstikkende geloof. Zo lijkt Halsema althans te suggereren. Zij sluit daarmee onbedoeld aan bij een lange rij van Europese koloniale machthebbers die de Europese beschaving eeuwenlang hoger achtten dan ”primitievere” beschavingen zoals de Arabo-islamitische cultuur.

Wat Halsema echter niet goed heeft begrepen, is dat islamitische vrouwen voor zover zij de burka dragen, zij dit meestal uit volle overtuiging en in alle vrijheid doen. Zij zijn trots op hun religie en vinden juist de bemoeienis van niet-moslims met hun geloof irritant en arrogant. De vele moslima’s, van jong tot oud, die de burka dragen zien dit als een belangrijk deel van hun identiteit in een omgeving die steeds minder begrip lijkt te hebben voor die identiteit.

Het probleem van Halsema en vele andere ‘intellectuelen’ in Nederland is dat de zogenaamde achterban vaak traditioneler is dan zijzelf en de linkse idealen uit de jaren ’60 niet deelt. Het probleem van de linkse elite is dat zij de islam omarmt als vriend en achterban, maar de islam zelf grotendeels een onbekende is gebleven.

Ik zelf had ooit een autochtone collega die tijdens een lunch met klanten mij verzocht geen alcohol te drinken omdat dit niet paste bij haar geloof. Zij was namelijk bekeerd en droomde ervan ooit een burka te mogen dragen. Van hard-rock tot gothic tot emo was zij nu moslima geworden, waarschijnlijk uit onvrede met de maatschappij of licht romantische ideeen over een zuiver leven, enigszins vergelijkbaar met de hippies uit de jaren zestig.

In het Verenigd Koninkrijk is bekering tot de islam een niet meer te stoppen trend. Recent is grote ophef ontstaan door de bekering tot de islam van Lauren Booth, de schoonzus van ex-oorlogsmisdadiger Tony Blair. http://www.guardian.co.uk/world/2010/nov/03/lauren-booth-conversion-to-islam?intcmp=239 . Deze nieuwe bekeerlingen zijn vaak vrouw en zij koppelen emancipatoire assertiviteit aan religieuze ijver, wellicht een nieuwe versie van het Florence Nightingale-complex.

Het schijnt dat ongeveer 30% van de autochtone Franse jongeren in Parijse achterstandsbuurten reeds is overgegaan tot de islam. Het probleem met deze tot de islam bekeerde moslims die zo graag de uiterlijkheden van de islam omarmen, is echter dat zij de islam zelf niet kennen maar slechts een karikatuur van die religie. In de Spaanse middeleeuwen werden deze mensen ”muwalladi”’ genoemd en gewantrouwd door de echte moslims omdat zij weliswaar zich gedroegen als moslims maar zij er niet van overtuigd waren dat zij daadwerkelijk moslims waren geworden. De Parijse muwalladi kennen niet de ware islam, slechts de gecorrumpeerde versie die daarvan hier in Europa aan het ontstaan is en die meer te maken heeft met anarchistische stromingen a la Wikileaks dan met Mekka. De islam roept niet op tot verzet tegen de regering Sarkozy of tot het jaarlijks in brand zetten van honderden auto’s met oud en nieuw (iets wat overigens niet eens meer in het nieuws komt).

De reden waarom echte moslims deze moderne muwalladi niet vertrouwen, is nog steeds hetzelfde. De muladi richten zich tegen de maatschappij, uit onvrede , in een zoektocht naar de eigen identiteit of zuiver uit opstandigheid. Iets wat niets te maken heeft met de islam. Deze bekeerlingen maken van de islam een karikatuur en brengen grote schade toe aan de religie omdat zij vaak niet handelen in de geest van verdraagzaamheid en integratie die eigen is aan de ware islam. Daarmee zijn deze autochtone bekeerlingen in feite net zo schadelijk voor de islam als de fundamentalistische islamisten. Deze bekeerlingen willen niets anders dan hun islamitische identiteit versterken en zetten zich daarom (of is het andersom?) sterk af tegen hun eigen identiteit, hun familie-achtergrond en sociale herkomst.

De bekeerlingen begrijpen vaak – overigens lang niet altijd, maar het is wel een tendens- niet dat de islam niet een anti-westerse ideologie is. Dat fundamentalisten de islam hebben verkracht en tot een politiek wapen tegen het westen hebben gemaakt, is treurig genoeg. Maar dat vervolgens autochtonen zich bekeren tot een vervrongen en verkeerde interpretatie van de islam, zonder de ware geschiedenis en diversiteit van de islam te kennen, is wellicht een nog groter euvel.

Sterker nog, een schijnbekering tot de islam is de grootste belediging die men deze religie kan aandoen, want de islam is geen hobby. Islam is geen life style, het is een wereldgodsdienst. De grootste en snelst groeiende godsdienst ter wereld. En miljoenen moslima’s dragen de burka met trots, de muladi met wellicht een nog grotere ijver. Ziij zullen hun burka niet afdoen omdat een ongelovige linkse politica daartoe oproept. Of de met post-koloniale schuldgevoelens behepte maar niettemin neokoloniale ideeen erop na houdende Femke Halsema en anderen dat nu prettig vinden of niet.

De eeuwige edele wilde (slot)

Het probleem dat ik echter toch heb met V.S. Naipaul – als ik zo onbescheiden mag zijn om een Nobelprijswinnaar te bekritiseren- is dat hij in zijn terechte kritische houding ten opzichte van zijn eigen regio toch te negatief is als basishouding, en soms lijkt hij teveel de houding van een buitenstaander in te nemen. Het is maar de vraag of zijn kritische blik was geaccepteerd in brede kringen als hij zelf niet van (Hindoestaans-) Caribische afkomst was geweest. De houding van Naipaul doet mij enigszins denken aan de hoofdpersoon in Il Gattopardo, dat zich op Sicilie afspeelt, en zich slechts druk maakt om de status quo. Naipaul heeft overigens ook binnen de Caribische literaire wereld kritiek gekregen over zijn in veler ogen te negatieve beoordeling van de Caribischee wereld(en). Het andere uiterste van het spectrum: de zwarte als een gespierde held die zijn ketens verbreekt, is zoals ik hiervoor het getracht nader te verklaren is ook niet bevredigend omdat dan in feit de Edele Wilde weer wordt binnengehaald en een soort indirect racisme weer ontstaat. Het is hetzelfde vreemde gevoel dat ik kreeg met (blanke) mensen die grote fans waren van toenmalig presidentskandidaat Obama omdat ze blij waren dat er nu eindelijk eens een ‘zwarte president’ zou komen. Mijn ongemak daarbij komt vooral voort uit het feit dat Obama ook half blank is, maar dus toch als volledig ‘zwart’ wordt gezien. Naar mijn mening veelzeggend over het nog tot in onze tijd levende sluimerend racisme. Om de valkuilen van de Edele Wilde en het defaitisme van Naipaul te vermijden is een huidige tendens in de geschiedschrijving over de slavernij is om deze in te bedden in een wijdere context, zoals ontwikkelingen in Afrika. Echter, de Afrikaanse stamhoofden van West-Afrika waren juist vaak degenen die slaven leverden aan de Europese handelaars, en daar rijk mee werden. De Afrikaanse geschiedenis biedt daarom geen antwoord op deze vragen. Marcus Garvey met zijn ‘back to Afrika’-theorie heeft velen geinspireerd, van Malcolm X tot Martin Luther King en de Ras Tafaribeweging en daarmee ook Bob Marley, en de bewondering voor Garvey is uiteraard terecht. De echte confrontatie met Afrika is echter vooral pijnlijk voor Antillianen, althans voor zover daarmee zij met het echte Afrika worden geconfronteerd. Naipaul beschrijft dit proces van confrontatie en ontgoocheling meesterlijk in ‘Een weg in de wereld’.  Dat de connectie tussen Afrika en de Caribische wereld al in de 18e eeuw feitelijk was verbroken blijkt uit het relaas van Paul Erdmann Isert, de Duits-Deense reiziger en zakenman die al aan het einde van de 18e eeuw, dus nog voordat Von Humboldt zijn reizen begon, het Caribisch gebied bezocht. Deze man was uitzonderlijk  modern voor zijn tijd en ook veel scherper in zijn kritiek ten aanzien van de slavernij dan bijvoorbeeld Von Humboldt enkele decennia later. Von Humboldt sprak zijn hoop uit dat de slavernij geleidelijk plaats zou maken voor een humaner economisch systeem. Erdmann Isert vond de slavernij zo abject dat hij actief een nieuw model trachtte te vinden voor het plantagesysteem waarbij geen slaven behoefden te worden gebruikt maar vrije arbeiders. Erdmann Isert beschreef als Deen de niet alleen de uitwassen van de slavernij op St. Croix, destijds onderdeel van het Deense Caribisch gebied, maar hij bezocht ook Afrika. Daar aangekomen stichtte hij een plantage onder patronaat van de Ashanti-vorst. Zijn plan –dat als het eerste ontwikkelingsproject ter wereld kan worden beschouwd-  mislukte jammerlijk, net als het project van zijn landgenote Karen Blixen, eeuwen later en in een ander deel van Afrika. De intentie van Erdmann Isert was echter zuiver en het is dan ook vreemd dat deze bijzondere man geen grotere plaats heeft gekregen in de geschiedenis. Met de Spaanse Bartholome de las Casas is hij een schaars voorbeeld van Europeanen die – lang voordat er zoiets als ethische politiek zou ontstaan in de 19e eeuw – iets goeds trachtten te verrichten in de gebieden die door de Europese ‘beschaving’ zouden worden aangeraakt. 

De eeuwige edele wilde (3)

Had de Verlichting nauwelijks invloed gehad, de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring galmde als een zeehoorn over het Caribisch gebied.  De Franse revolutie sloeg in als een bom. Opstand brak uit op Haiti, en de geest was definitief uit de fles. De slaven hadden aan de vrijheid geroken en overal in het gebied braken geregeld opstanden uit. De suikerindustie was intussen ingestort en de regio verviel tot onbelangrijke buitenpost. De slaaf was eigendom, een roerende zaak, meer niet. Een bedrijfsmiddel in de plantage. Beslaglegging op slaven was mogelijk en er werd belasting geheven op het bezit van slaven. Bekering tot het christendom maakte een slaaf niet vrij. De wetgeving was duidelijk hierover. Slaven hadden geen rechten, zij konden geen eigendommen bezitten, noch trouwen. De meester werd geacht als een goed huisvader over zijn slaven te waken, ook omdat slaven een waardevol bezit waren. De slavenhouder had absolute macht over zijn slaven. De bullepees was overal aanwezig indien de slaven het gezag niet gehoorzaamden, en de vrees voor een slavenopstand leefde voortdurend onder de blanke eigenaren. Weliswaar was het onnodig straffen van slaven strafbaar, toch leidde dit zelden tot processen. Slavenmishandeling was eerder zoiets als wildplassen of inhalen door een doorgetrokken streep: verboden maar als niemand het ziet, doe je het toch. 

V.S. Naipaul beschrijft in the Middle Passage goed hoe moelijk een zinnige discussie over de slavernij valt te voeren: ‘Hoe kan de geschiedenis van deze Westindische zinloosheid worden geschreven? (…) Moet hij, zoals de Westindische geschiedschrijvers die pas nu een confrontatie met hun geschiedenis aandurven, ijzig koel blijven en de geschiedenis van de slavenhandel vertellen alsof dat slechts een van de aspecten was? De geschiedenis van de eilanden kan nooit op een bevredigdende manier worden verhaald. Wreedheid is niet het enige probleem. Geschiedenis groeit rond prestatie en creatie; en in West-Indie is niets gecreëerd.’ Deze sombere conclusie van Naipaul doordesemt zijn gehele oeuvre. Zeker heeft hij hierin gelijk, de Caribische eilanden zijn altijd een vehikel geweest voor machten van buitenaf. Maar is dit standpunt niet te pessimistisch anno 2010?   Zeker, de valkuil van veel postkoloniale Westindische schrijvers en activisten in de 20e eeuw was dat zij letterlijk en figuurlijk teveel zwart-wit dachten. In hun pogingen de verschrikkingen van de slavernij te beschrijven hebben zij een stereotiep beeld geschapen van de onderdrukte, goede slaaf. Deze stereotypering heeft in de 19e en 20e eeuw haar nut gehad, van Oncle Tom’s Cabin tot vrij recent. Maar tegelijkertijd is daarmee via de achterdeur toch weer het idee van de edele wilde binnengekropen. Maar kan men, slechts enkele decennia nadat de slavernij is opgeheven en de ouders en grootouders van die activisten nog slaven waren geweest, zo hard oordelen? De zegen van de nuance is slechts degenen gegeven die hun identiteit reeds hebben gevonden, en de bewoners van het Caribisch gebied zijn alhoewel zij eerder zijn begonnen te zoeken dan de Nederlander in Europa wellicht nog steeds zoekende. Daar past een goed werkend kompas bij. Nog niet zo lang geleden vanaf de 19e eeuw tot ver in de 20e eeuw waren Piet Heyn, Michiel de Ruyter en Jan van Speyck ook helden in Nederland en groter gemaakt dan zij eigenlijk waren. De heldendaden van deze mensen werden aangehaald om de nationale identiteit te versterken. 

De Nederlandse nationale helden, die nauwelijks nog als zodanig worden gekoesterd waren mensen die vanuit hun eigen kracht handelden. De Caribische helden zijn ook krachtig, maar dan vooral tegen de onderdrukking in, zij konden hun lot evenwel niet op hun eigen manier sturen. Zo is de enige door de zwarte bevolking behaalde overwinning het beëindigen van de slavernij geweest, noodgedwongen omdat zij immers niet in een vrije samenleving konden opereren en zij deze samenleving dus niet naar hun eigen hand konden zetten. Dat tot op heden nog steeds beelden worden opgericht van slaven met opgeheven handen en gebroken ketens, lijkt eerder een bevestiging te zijn van het feit dat de geschiedenis nog altijd niet objectief kan worden onderzocht. In reactie daarop zijn sommigen andere of deelaspecten van de slavernij gaan bestuderen in de hoop een getrouwer beeld te verkrijgen van de ware geschiedenis. Ook wordt getracht om verschillende grijstinten te ontwaren. Maar zijn deze er wel? Grijstinten zijn soms ook een manier van liegen, voor zover de nuance daarin te ver doorschiet. Nuances  veronderstellen immers dat er een zekere ratio achter de gebeurtenissen schuilde, althans een op redelijke wijze te beredeneren oorzaak voor het menselijke handelen, terwijl dergelijke wreedheden niet met het verstand te bevatten zijn. Dat raciale stereotypering ook in onze tijd nog volop leeft bleek tijdens de genocide in Rwanda en in andere delen van de wereld. 

De eeuwige edele wilde (2)

Het Caribisch gebied was in de 18e eeuw allang geen decor meer voor dergelijke dromen over paradijselijke oorden. Geld moest er worden verdiend, met suiker, koffie en tabak voor de steeds grote wordende afzetmarkten thuis. Welgestelde plantagehouders keerden terug naar hun geboortelanden en bouwden er landhuizen. Ontdekkingsreizigers deden de eilanden niet aan: de laatste echte ontdekkingdreiziger binnen het Caribisch gebied was al in de 16e eeuw gestorven: dit was Verrazzano, die door de Caribs werd vermoord. In de 18e eeuw waren er weliswaar piraten en boekaniers actief maar vooral de handel bloeide en de Nederlanders waren vooral gespecialiseerd in smokkelhandel, zowel vanaf Curacao als vanaf St. Eustatius en St. Maarten. Deze lucratieve activiteiten boden weinig ruimte voor avonturiers en dromers, en de romantische beelden over Caribische piraten zoals in de film(s) ‘Pirates of the Caribbean’’ stroken dan ook niet met de werkelijkheid. Sterker nog waren de Caribische eilanden juist het decor van een goed geoliede economie, en juist in veel opzichten veel moderner dan het eigen Europa, althans in economisch opzicht. Het protectionistische mercantilisme van Colbert had in het Caribische gebied –althans op de eilanden die altijd wel een baai ter beschutting van smokkelwaar boden-  allang afgedaan en plaatsgemaakt voor een ruw soort marktkapitalisme, een proeftuin van de latere globalisering en de multiculturele samenleving, die onmiskenbaar ontstond, hoe gedwongen en wreed een geboorte ook. De paradijselijke oorden werden sinds de 18e eeuw niet meer in deze regio gezocht, maar in de Stille Zuidzee, die overigens helemaal niet zo ‘stil’ was. Maar ook daar bleken de paradijselijke beschavingen niet zo vredig als gedacht. James Cook en Laperousse werden door de bewoners van de Stille Zuidzee gelyncht. Dergelijke taferelen waren in het Caribisch gebied sinds Verrazzano niet meer voorgekomen. Toch bleef de Stille Zuidzee nog lang daarna het gedroomde decor van de Edele Wilde. Schrijvers als Herman Melville in zijn werk ‘Typee’ en Robert Louis Stevenson, maar ook schilders als Paul Gauguin richtten hun dromen over een nog niet door de Europeanen aangetaste beschaving op de eilanden in de Stille Oceaan (waarover later meer). Opvallend genoeg werden de polynesische eilandbewoners daarbij nu eens als nobele wilden beschreven, dan weer werden zij kannibalen genoemd en wilden met te vrije zeden. Dezelfde beelden die eerder ontstonden over het Caribisch gebied werden zo voortgezet in de Stille Oceaan, in Europese ogen het ‘Laatste Paradijs op Aarde’ met gewillige mooie vrouwen en wuivende palmen aan hagelwitte stranden.    

De eeuwige edele wilde (1)

Columbus maakte vanaf1492 in totaal vier reizen naar het Caribisch gebied maar overleed denkend dat hij in Azie was beland. Het was de tijd waarin het middeleeuwse wereldbeeld nog gold, al liep dit wereldbeeld op zijn laatste benen. De Bourgondische tijdperk zoals Johan Huizinga dat beschreef in ‘Herfsttij der Middeleeuwen’ was nog niet ten einde. Heksenvervolgingen vonden nog regelmatig plaats. Het was pas Amerigo Vespucci die tot de conclusie kwam dat een nieuw werelddeel was ontdekt. Daarna vatte vrij snel het idee post dat deze eilanden grote mogelijkheden boden.   Maar de nieuwe wereld was geen tabula rasa. Er leefden volkeren die leken op Indiers en die daarom Indianen werden genoemd. De meesten onder hen waren Caribs en zij waren ook immigranten vanuit Zuid-Amerika naar de Antillen getrokken in de 13e eeuw. Voor de Caribs waren er de Arawakken en wie weet welke volkeren daarvoor kwamen. De Caribs en Arawakken stierven uit op deze eilanden, door ziekten waartegen zij niet bestand waren maar ook door de invoering van de slavernij waarvoor zij weinig geschikt bleken en dus later vervangen werden door slaven uit Afrika. Maar ook werden zij gedeporteerd of simpelweg vermoord door de Europeanen.

Terwijl in Europa de Renaissance opkwam en kunst en wetenschap bloeiden, raakte de Nieuwe Wereld in een steeds inniger verstrengeling met Europa verbonden. De geschiedenis van de slavernij en de suikerplantages is algemeen bekend, hoewel paradoxaal genoeg nog altijd onvoldoende onderzocht. Archeologie van het Caribisch gebied is nog altijd een ondergeschoven kindje van de precolumbiaanse archeologie van Midden-Amerika. En de geschiedenis van de vroegste Europese nederzettingen is nog steeds weinig onderzocht. Dit miskent de variatie van het Caribisch gebied. De slavernij was niet overal hetzelfde, en het optreden van de koloniale machthebbers verschilde enorm per eiland. Dit maakt het moeilijk om algemene conclusies te trekken over de geschiedenis van het Caribisch gebied. Nog altijd wordt de regio beschreven vanuit de relatie met Europa. Albert Helman, de grote Surinaamse schrijver schreef een zeer beklemmend interessante geschiedenis van Guyana in zijn (in mijn ogen) meesterwerk de ‘Kroniek van Eldorado’, maar zelfs Helman ontkomt er niet aan om vooral de Europese zijde te benadrukken. Dit heeft natuurlijk te maken met het algemene gegeven in de geschiedkunde dat de geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaar. Zoals wij even weinig weten over eerdere verslagen volkeren, zoals de Carthagers, weten wij niet veel over de Indianen van de Caribische eilanden. Wat er wel bekend is, is vooral door Europese waarnemers gekleurd.

Zo is het beeld dat wij hebben van de Caribs dat zij oorlogszuchtige kannibalen waren. Dit beeld kan kloppen, maar toch is het de vraag of het historisch correct is. Ik ontkom er natuurlijk ook niet aan om de Europese kant van de Cariben te beschrijven, ik ben immers zelf Europeaan. Degene die interesse heeft in de veelzijdige myriade van de Caribische ontwikkelingsgeschiedenis raad ik overigens het zeer leesbare en boeiende boek Paradijs Overzee aan van Geert Oostindie en de wetenschappelijke artikelen van onder andere de vele artikelen over allerlei onderwerpen die verschijnen in de Nieuwe Westindsche Gids van het KITLV.  

Het patroon van slavernij en plantages begon zich in de 17e eeuw overal in het Caribisch gebied af te tekenen. De in Europa sedert de 18e eeuw opkomende Verlichting ging geheel voorbij aan de Caribische eilanden. Terwijl ontdekkingsreizigers als Bougainville, Cook en Laperousse hun ethnologische, zoologische en geografische ontdekkingen in de Stille Zuidzee deden, draaide de suiker- en tabaksindustie op de Caribische eilanden op volle toeren zonder dat iemand zich interesseerde voor de gesteldheid van deze eilanden. Een belangrijke uitzondering was de grote Alexander von Humboldt, wellicht de laatste ‘homo universalis’ die niet alleen reisde naar Zuid Amerika maar ook over Cuba schreef in zijn Essai politique sur l’Ile de Cuba.

Von Humboldt, door Simon Bolivar de ware ontdekker van Zuid-Amerika genoemd, is in menig opzicht exemplarisch voor de Europese desinteresse voor het Caribisch gebied. Over Cuba scheef hij zijn beroemde essay maar hij sloeg  vervolgens de kleine Antillen over, hoewel hij wel Cartagena en de kust van Venezuela bezocht. Exemplarisch was dat hij net als de meeste ontdekkers en de eerdere Spaanse goudzoekers direct naar de hoofdprijs dong: het Zuidamerikaanse vasteland en in het bijzonder het Amazonegebied.

Wel is het opmerkelijk dat Von Humboldt de slavernij bekritiseerde. In verlichte intellectuele kringen was in Europa sedert het einde van de 18e eeuw de idee ontstaan dat het systeem van slavernij mensonwaaridg was. De idee dat negerslaven mensen waren met in beginsel dezelfde rechten als de Europeanen had al eerder in de 18e eeuw postgevat. In de late 18e eeuw en de vroege 19e eeuw ontstond er een debat in verschillende Europese kringen over de afschaffing van de slavernij. De geschiedenis van de afschaffing van de slavernij werd evenwel ook meer de geschiedenis van de – als heldhaftig geziene – abolitionisten van van de slaven zelf. Voor de eigen verdiensten van de slaven, die gedurende meerdere opstanden (Tula in Curacao, Toussaint Louverture in Haiti) het blanke gezag tartten of zelfs omverwierpen was geen plaats in de Europese geschiedenisboeken, althans tot kort geleden. John Gabriel Stedman beschreef aan het eind van de 18e eeuw de bloedige Boni-oorlog met de marrons (weggevluchte slaven) van Suriname, maar deze oorlog bleef goeddeels onbekend in Europa tot op heden toe. Met enig gevoel voor historie zou men kunnen zeggen dat met het huidige verbond tussen de marrons onder leiding van Ronnie Brunswijk en de creolen onder Desi Bouterse pas in 2010 een einde is gekomen aan de oorlogen met de marrons (ook wel enigszins denigrerend ‘bosnegers’genoemd).

Andere wetenschappers uit de 18e en 19e eeuw lieten het Caribisch gebied links liggen. Charles Darwin deed op zijn reis met de Beagle het gebied niet eens aan alsof er hier geen interessante ontdekkingen konden worden gedaan, terwijl toch eilanden bij uitstek de plaatsen zijn waar nieuwe diersoorten ontstaan! Wellicht had Darwin al instinctief in de gaten dat er zoveel verkeer tussen de Caribische eilanden moet zijn geweest dat er nauwelijks een geisoleerde ontwikkeling van dier- of plantensoorten had kunnen ontstaan. Wel staat vast dat Darwin een groot bewonderaar van Von Humboldt was, die immers ook de kleine Antillen niet had bezocht.

Terwijl de Europese wetenschap in de 18e eeuw doende was de wereld te ontsluiten en de gedane ontdekkingen weer nieuwe impulsen gaven aan nieuwe bevindingen, ontstond in litteraire en sociaal-wetenschappelijke kringen de mythe van de Edele Wilde, vooral bekend van werken als Robinson Crusoe van Daniel Defoe. De mythe van de Edele Wilde is wellicht de meest invloedrijke mythe geweest in de geschiedenis van de mensheid. In ieder geval heeft deze mythe de moderne mens diepgaand beinvloed. De mythe van de Edele Wilde heeft ook de basis gevormd voor een grote kloof tussen de Westerse wereld en de Niet-Westerse wereld, tot op heden toe. Het orientalisme zoals beschreven door onder andere Edward Said, is een directe nazaat van het idee dat de mens in zijn wilde en nog niet door Europeanen beroerde staat in een staat van gelukzaligheid leefde. De Hof van Eden, die ruw werd verstoord door Europese imperialisten. Van 19e eeuwse missionarissen tot de moderne ontwikkelingswerkers en zelfs islamistische terroristen die terugverlangen naar een voor-koloniale paradijselijke wereld: allen zijn zij kinderen van Robinson Crusoe.

 

 

Enseigner l'histoire au cyc... |
Anglais pour non-spécialist... |
videohistgeo6eme |
Unblog.fr | Annuaire | Signaler un abus | Le Lensois Normand
| Padiri Joseph FRAIPONT NDAG...
| cartes postales du morbihan