Een Ladino-moeder houdt van haar kind
Boven: interieur van de Sefardisch-Joodse synagoge te Rhodos
Deze keer weer eens een echt Antilliaans thema. Maar dan met een ogenschijnlijk vreemde ‘twist’. Door de zelfstandige status van Curacao zal binnenkort ongetwijfeld de discussie omtrent het Papiamento weer oplaaien. Er bestaat veel onduidelijkheid omtrent de oorsprong van deze taal, die uniek in de wereld is omdat het de enige creoolse taal is met Spaans en Portugees als basis.
Het Papiamento, vaak foutief Papiaments genoemd, is sinds 2007 officiele taal geworden op Curacao en vormt een belangrijke factor in de vormgeving van de eigen identiteit van het eiland. Die positie moet Curacao echter delen met de omringende eilanden Aruba en Bonaire, waar dezelfde taal in een iets afwijkende vorm wordt gesproken, overigens zonder dat dit enig communicatieprobleem oproept binnen de Benedenwindse eilanden. In een vorige bijdrage heb ik gemeld dat het eigenlijk spijtig is dat de Benedenwindse ofwel ABC-eilanden ieder hun eigen weg zijn gegaan in de nieuwe Koninkrijksverhoudingen omdat dit het Papiamento als belangrijke creoolse taal niet ten goede komt.
Overigens hebben de eilanden zelf ook het nodige bijgedragen aan de benarde positie van het Papiamento. Zo heeft Aruba, geografisch en psychologisch het dichtst bij Zuid-Amerika gelegen de historische spelling aangehouden waardoor een woord als ‘competicion’ op Spaanse wijze wordt gespeld. Curacao heeft gekozen voor een fonetische spelling, waardoor hetzelfde woord daar als ‘kompetishon’ wordt gespeld. Voor mondelinge communicatie is dit uiteraard geen enkel probleem. Wel bemoeilijkt dit de ontwikkeling van het Papiamento als een levende geschreven taal. En dat is dodelijk aangezien overal ter wereld orale tradities en dus ook talen zonder een stevige literaire basis dreigen uit te sterven.
Daar komt nog eens bij dat de grote Antilliaanse schrijvers (Cola Debrot, Boeli van Leeuwen, Frank Martinus Arion, Tipp Marugg) allen de Nederlandse taal bezig(d)en. Vanuit hun standpunt bezien is dit begrijpelijk en zelfs wenselijk, want anders waren zij nooit doorgebroken in de Nederlandse literatuur en was de Nederlandse literatuur beperkt gebleven tot Nederland en Suriname. En toch heeft die keuze van deze grote schrijvers voor het Nederlands iets kunstmatigs omdat het Nederlands en het Papiamento zo ver van elkaar afstaan. Voor de Frans-Antilliaanse dichter en ontdekker van het begrip ‘negritude’, Aime Cesaire, was de overstap van creools Frans naar standaard-Frans veel kleiner, zowel psychologisch als in historisch opzicht. Het creoolse Frans is toch immers nog altijd een loot van de Franse stam. Maar tot welke stam behoort het Papiamento?
De nieuwe status van Curacao binnen het Koninkrijk maakt de zoektocht naar de oorsprong van het Papiamento en de eigen identiteit wederom zeer actueel. In het verleden hebben vooral Nederlandse taalwetenschappers, vaak mensen die het Papiamento nauwelijks machtig waren, zich beziggehouden met de oorsprong van deze taal. De Curacaose elite richtte zich meer op het Spaans, dat immers nauw verwant was aan het Papiaments en ook gezien de geografische ligging van Curacao voor de hand lag. Deze elite had een zeker dedain voor de eigen taal, die door Spaanstaligen dan ook steevast als dialect wordt gezien. Dit leidt overigens tot grote problemen met de Spaanstalige immigranten op de ABC-eilanden die weinig zin hebben een dialect van hun eigen taal te moeten leren. Dit is enigszins vergelijkbaar met Randstedelingen die zich in Maastricht vestigen en weigeren het lokale ‘taaltje’ te spreken.
Tot niet zo lang geleden (jaren ’50) werd het Papiamento denigrerend omschreven als ‘Negerspaans’ en werd het spreken van deze taal op het schoolplein verboden. Vanaf de jaren ’70 toen een nieuwe Passaatwind was gaan waaien, zochten de taalwetenschappers vooral naar overeenkomsten met andere talen dan het Spaans, zoals het Portugees en Westafrikaanse talen.
Zo kwam men ertoe om neen sterke band met Afrikaanse talen te ontdekken, een vondst die – althans in bepaalde kringen in Curacao- werd omarmd. De veronderstelde banden met Afrikaanse talen zijn echter vooral ingegeven door de klanken van het gesproken Papiamento die de Nederlandse taalwetenschappers ‘Afrikaans’ in de oren klonken. De ‘ta’-ta’-ta’-klanken van het Papiamento klinken inderdaad enigszins Afrikaans, althans voor ongeoefende Europese oren, maar dit heeft niets te maken met een Afrikaanse oorsprong. Het woordje ‘ta’ in het Papiamento betekent eenvoudigweg ‘is’, en komt van het Spaanse ‘esta’. Nu het woordje ’ta’ voor alle vervoegingen (ik ben, jij bent, hij is, wij zijn etc.) wordt gebruikt komt in iedere zin wel de ‘ta’-klank voor die in de Europese oren zo ‘Afrikaans’ (en dus in de ogen van velen zogenaamd primitief) overkomt.
Blijft over de band met het Portugees. Er zijn zeker sterke aanwijzingen voor een Portugese invloed. Nu de woordenschat van het Portugees sterk overeenkomt met het Spaans is het echter moeilijk te onderscheiden welke woorden nu oorspronkelijk Portugees waren of Spaans. ”Zwart” is in het Papiamento ”preto”, net als in het Portugees, in tegenstelling tot het Spaanse ”negro”. ”Tot morgen” is ”(a)te manan” (Pap.), wat meer lijkt op ”Ate amanha” (Port.) dan op ”Hasta manana”(Sp.). ”Kip” is in het Papiamento ”galinha” en in het Portugees hetzelfde in plaats van het Spaanse ”gallina”. ”Hond” is in het Papiamento ”cacho” wat meer lijkt op het Portugese ”cachorro” dan het Spaanse ”perro” (hoewel het Spaans het woordje cachorro wel weer wordt gebruikt voor ‘pup’).
Een veelgehoorde theorie voor de invloed van het Portugees is dat de eerste slavenschepen die uit West-Afrika naar Curacao kwamen vaak een Portugese bemanning hadden, en dat zo een pidgin ontstond tussen de slaven en de bemanningsleden op de slavenschepen. Die theorie verklaart echter niet waarom het Papiamento dan beperkt is gebleven tot de ABC-eilanden en geen wijdere verspreiding heeft gekend.
Een andere theorie die men niet zo vaak hoort, is dat de Portugese invloed is ontstaan na het verlies van het eveneens Nederlandse Noordoost-Brazilie in de 17e eeuw. De onderdanen van deze Nederlandse kolonie onvluchtten massaal dit gebied toen dit gebied in de tweede helft van de 17e eeuw weer door de Portugezen werd heroverd. Vooral de Joden die in groten getale vanwege de relatieve godsdienstvrijheid in de Nederlandse gebieden in de West naar de Nederlands-Braziliaanse kolonie waren gemigreerd kwamen na de val van Refice en masse naar Curacao. Uit vrees voor vervolging door de katholieke Portugezen naar Curacao gevlucht, leverden zij in de daaropvolgende eeuwen een grote bijgrage aan de ontwikkeling van Curacao.
Terwijl ik zo nog nadacht over de basis van het Papiamento las ik een nieuwe historische reisgids (zie website: www.walkitrodos.nl) over het Griekse eiland Rhodos. Over de Sephardisch-Joodse geschiedenis van het eiland las ik het volgende:
‘In 1492 vaardigden koning Ferdinand en koningin Isabella van Aragon en Castilie (het moderne Spanje) een edict uit met een bevel aan alle Joden om Spanje binnen een paar maanden te verlaten. De meeste sefardische Joden vonden een nieuw onderkomen in het Osmaanse Rijk, Nederland, Zuid-Amerika en Noord-Afrika.’
Een belangrijke bestemming van de Joden was het noordoosten van Brazilie, dat door de Nederlanders op de Portugezen werd veroverd. De reisgids vervolgt met:
’Verdreven of niet, de vluchtelingen bleven Spaanstalig en hielden aan die taal vast. Maar omdat het contact met Spanje verloren ging, ontwikkelde de taal zich los van het Spaans en kreeg steeds meer een eigen karakter. Het Spaans werd Judeo-Spaans en op den duur Ladino genoemd en verrijkt met nieuwe leenwoorden(…).’
In de 17e eeuw liepen in de binnenstad van Rhodos en aan de kades van Willemstad Joden die enkele eeuwen tevoren in Zuid-Spanje woonden en dezelfde taal spraken. Duizenden kilometers van elkaar vandaan ontwikkelden zij zich ieder op hun eigen manier, maar bleven vasthouden aan hun tradities. Het Ladino is tegenwoordig, door verschillende factoren die ook in de voormelde historische reisgids nader worden uitgewerkt op sterven na dood. Maar heeft het Ladino zelf zijn sporen nagelaten op Curacao? Kan het zo zijn dat het Papiamento dus niet van de Portugese slavenhandelaars werd overgenomen, maar van de Joden en hun Ladino? Die taal kende immers ook Portugese leenwoorden.
Een kleine taalkundige aanzet tot een bewijs voor de ‘Out of Spain’-theorie vind ik terug in het woordje ”rood” in het Papiamento. Dat luidt in het Papiamento ‘kora‘. Dit woordje is niet terug te vinden in het Spaans (rood is daar immers ‘rojo‘), noch in het Portugees (‘vermelho’). De gangbare uitleg is dat het woordje komt van de rode kleur van ‘koraal’ ofwel van een ‘kraal’ (hetzelfde woord van oorsprong). Hoe het ook zij, het woordje ‘kora’ is typisch iets uit het Papiamento. En wat schetste nu mijn verbazing toen ik het online woordenboek Ladino (Diksionario de Ladinokomunida: http://lingua2.cc.sophia.ac.jp/diksionario-LK ) erop nasloeg: ‘rood’ is in het Ladino ‘kolorado‘ met een k zoals ook de Curacaose spelling. Het woord betekent natuurlijk eigenlijk gewoon ’gekleurd’. Kan het zijn dat het Ladino-woord voor rood, ’kolorado’ , in de loop der eeuwen werd verbasterd tot ‘kora’?
En welke spreker van het Papiamento zou moeite hebben met de Ladino-zin ‘Una madre kere a su ijo afilu si es un bandido’ (Ned. vert: een moeder houdt van haar kind zelfs als het een schurk is). Misschien moeten we deze zin wel overdrachtelijk zien: het Ladino is dan al bijna uitgestorven, als onbekende – en wellicht ongewenste want niet Afrikaanse- moeder van het Papiamento houdt zij nog steeds van haar kind. Maar houdt het kind ook van zijn moeder indien deze van niet-Afrikaanse herkomst is? Voor de bevolking van Afrikaanse afkomst ligt het Joodse erfgoed op Curacao moeilijk omdat de Joden een erg innige band hadden met het Nederlandse gezag en sommige Joden ook slaven hielden. Gelukkig voor het Papiamento kennen talen niet alleen biologische ouders maar ook stiefouders en adoptie-ouders. Zo zijn de kleurlingen in Zuid-Afrika ondanks discriminatie onder zowel blanken als onder de zwarte meerderheidsregering van tegenwoordig steeds Afrikaanstalig gebleven. Taal en muziek kijken niet naar huidskleur of afkomst.
Is er dan een plaatsje voor het Ladino in de ontwikkeling van het Papiamento? Doet dit af aan de Afrikaanse wortels? Natuurlijk niet. Als een leguaan zijn oude huid afschudt blijft hij dezelfde leguaan. In ieder geval is de ‘Out-of-Spain’-theorie de moeite van het onderzoeken waard. En met enige fantasie ziet iedereen toch wellicht de overeenkomsten tussen de Curacaose muziek van bijvoorbeeld Izaline Calister (zie http://www.youtube.com/watch?v=_ukjQ8AGbqE&feature=related en de sefardische muziek, zoals het liedje Hija Mija van (de overigens Marokkaanse) Amina Alaoui, toepasselijk genoeg over een moeder die haar dochter beweent omdat zij de zee heeft verkozen, zie http://www.youtube.com/watch?v=XAPzqAAvcTc&feature=related. De beweende dochter van eeuwen terug is inmiddels veilig aangekomen op haar eigen eiland en bezingt dit met een kalme trots die alleen kan voortkomen uit een woelig verleden. Vooruitkijkend naar de toekomst.
Voor verdere lezing:
Enkele internetbronnen over de Sefardische Joden:
Rhodos:
Walkitrodos reisgids www.walkitrodos.nl
Sefardische Joden op Rhodos in het algemeen http://www.jewishrhodes.org/
Het boek ‘Rozeneiland’, geschreven door Sanne Terlouw, zie
http://www.bol.com/nl/p/nederlandse-boeken/het-rozeneiland/1001004005524954/index.html
Voor de Sefardisch-Joodse geschiedenis op Curacao:
http://www.jewishvirtuallibrary.org/jsource/vjw/Curacao.html
Voor de Joodse geschiedenis in het Caribisch gebied in het algemeen raad ik voorts aan het uitstekende blog:
http://melbourneblogger.blogspot.com/2010/06/caribbean-jewish-communities.html
Recent Comments