Archive | May 2010

Romeinse lessen voor de Euro (deel 2)

julianus 

Afbeelding: een solidus-goudstuk ten tijde van Keizer Julianus Apostata (361-363) ofwel ”de Afvallige”, die door middel van hervormingen de schadelijke economische invloeden van zijn christelijke voorgangers trachtte te keren, maar voortijdig omkwam. Later zou hij als een slechte Keizer te boek komen te staan, louter vanwege het feit dat hij het Christendom niet als staatsgodsdienst erkende. *) Zijn afkeer van het Christendom kwam voort uit zijn stoicijnse filosofie waarin de menselijke geest  centraal stond in plaats van een goddelijke wil en zijn bewondering voor de eveneens stoicijnse filosoof-Keizer Marcus Aurelius.  In later eeuwen  en ook heden ten dage wordt zijn beleid om het Christendom zijn bijzondere status te ontnemen veelal gezien als een product van karakterzwakte of geestelijke dwaling. 

De geleidelijke instorting van het Romeinse muntstelsel

Niet alleen werd het westelijke deel van het Romeinse Rijk bedreigd door in frequentie toenemende Germaanse invallen, ook had het Rijk sedert de 3e eeuw van onze jaartelling te kampen met toenemende geldontwaarding. Maar laat ik niet een te negatief beeld schetsen, want de door Keizer Augustus ontwikkelde munt, de denarius, functioneerde vanaf zijn ontstaan in het begin van de 1e eeuw eeuwenlang uitstekend. Ook door regelmatige hervormingen, zoals door Keizer Trajanus die slechte munten uit de roulatie haalde ter voorkoming van inflatie. De denarius (vanwaar de ‘dinar’) ondervond concurrentie in het oostelijke deel van het Rijk, waar de door Alexander de Grote ingevoerde zilveren drachme al eeuwenlang in omloop was, en die zelfs het Rijk zou overleven tijdens de Byzantijnse tijd en in de latere Arabische gebieden zou voortleven in de vorm van de Arabische dirham (welk woord is afgeleid van het Griekse drachme). Het zou tot ongeveer het jaar 300 duren voordat de drachme in het oosten plaats maakte voor de denarius.

Een belangrijk element van het Romeinse muntwezen was de zogenaamde ‘dubbele standaard’. Dit hield in dat de officiele ruilwaarde tussen goud en zilver werd vastgelegd op 1 op 25. Gedurende de eerste eeuwen na introductie van de denarii werd deze vaste ruilverhouding gehandhaafd. Er ontstonden problemen door de stijging van de zilverprijs. Door geleidelijke vermindering van het zilvergehalte van de munt kon de dubbele standaard gedurende eeuwen gehandhaafd blijven. Een bijkomend probleem was echter wel dat de nieuwere munten minder geliefd waren dan oudere munten. Tijdens de regering van Keizer Septimius Severus – die regeerde in de laat 2e eeuw na Christus: de periode dat de Germaanse invallen sterk toenamen en de kosten van het leger sterk stegen – ontstonden pas echte problemen. Septimius Severus liet om de enorme kosten van het leger te kunnen blijven betalen het zilvergehalte drastisch verlagen. In feite was dit hetzelfde principe als het tegenwoordige bijdrukken van bankbiljetten. Dat dit tot grote inflatie leidde, zal niet verbazen. Aan het begin van de 4e eeuw trachtte de hermormingsgezinde Keizer Diocletianus de steeds verder oplopende inflatie een halt toe te roepen door de introductie van een nieuwe munteenheid, de solidus.

De solidus kwam echter te laat. Het vertrouwen in het Romeinse geldstelsel was aan het begin van de 4e eeuw al geheel verdwenen. Het westen van het Rijk werd geplaagd door invallen van Germaanse stammen (zie deel 1 van dit tweeluik) en inmiddels was de economie weer geheel terug gaan vallen op ruilhandel. In het oostelijke deel van het Rijk overleefde de Griekse drachme zowel de denarius als de solidus.

Religieuze spanningen

Als een derde belangrijke oorzaak voor het ineenstorten van de economie van het Romeinse Rijk kan het Christendom worden aangewezen. Nu is deze theorie in het verleden minder graag aanvaard dan andere. Toch speelde het christendom een belangrijke rol in het verstarren van de economie, tenminste vanaf het moment dat Keizer Constantijn aan het begin van de 4e eeuw het christelijke geloof tot staatsgodsdienst maakte. Nu de economie in het westelijke deel van het Rijk al bijna geheel was teruggevallen op ruilhandel, waren de inkomsten van het dure Hof eveneens verminderd. De kosten van de bouw van een nieuwe geheel aan Keizer Constantijn gewijde nieuwe megalomane hoofdstad Constantinopel rezen de pan uit. Tot overmaat van ramp legden Constantijn en zijn navolgers grote belastingen op die echter moeilijk konden worden geind vanwege het praktisch verdwijnen van het muntstelsel. Daardoor werden ambten en beroepen op plaatselijk niveau erfelijk verklaard: zo werden de burgers aan de grond ”gebonden”. Het bekleden van ambten op lokaal niveau binnen de Romeinse steden, die al zwaar hadden te lijden onder de verslechterende economische omstandigheden, werd zo in korte tijd van een eer tot een erfelijke last. De enige wijze om deze belastingen te kunnen ontwijken was om toe te treden tot de geestelijkheid. Er onstond zo binnen enkele decennia een grote groep geestelijken die geheel was vrijgesteld van belastingen. Dit zette kwaad bloed bij de tot in de 4e eeuw behoorlijke minderheid (van naar schatting 40-50%) niet-christelijke inwoners van het Rijk.

De laatste Keizer van enig belang in het westelijke deel van het Rijk, Julianus, later genoemd ”Apostata” ofwel de Afvallige, trachtte het ontwikkelen van een christelijke geestelijke superklasse te keren door het afschaffen van het christendom als staatsgodsdienst. Hij wilde eerherstel van de oude Griekse goden. De oude tempels van de oude goden werden in ere hersteld en de superkaste van christelijke geestelijken werd gedwongen om belasting te betalen. Julianus, die slechts kort regeerde (van 361-363) had een grondige hekel aan de christenen nu hij als verre verwant van Keizer Constantijn was ontsnapt aan diens moordzuchtige neigingen. Maar ook vond hij dat geen enkele godsdienst of cultus de status van staatsgodsdienst mocht krijgen. Hij was een groot bewonderaar van Griekse filosofie en rekende af met de cultuur van corruptie in het Rijk. Hij was een bescheiden natuur en in contrast met de gangbare uitbundige hofcultuur las hij liever filosofische tractaten in zijn studeerkamer. Talloze geschriften zijn van hem overgeleverd, waaronder een tractaat over de Joods-christelijke godsdienst, die hij overigens niet wilde verbieden, maar wel de invloed daarvan wilde verminderen. Voor de liefhebbers een citaat (in het Engels) uit zijn filosofische kritiek op het verhaal van Adam en Eva en de Boom van goed en kwaad. Het mag blasfemie zijn voor Christenen, Joden en Moslims, en wellicht zal mij hierom ook een fatwa of verbanning treffen maar toch wilde ik het u niet onthouden:

 ”Is it not also excessively absurd, that God should forbid men fashioned by himself the knowledge of good and evil? For what can be more foolish than one who is not able to know what is good and what is depraved? (…) But, as the summit of all, (the Christian) God forbade man to taste of wisdom; than which nothing is more honourable to man. For that the knowledge of good and evil is the proper work of wisdom, is evident even to the stupid.” (http://www.prometheustrust.co.uk/html/against_the_christians.html)

Beroemd is geworden het verhaal dat hij op een dag zo eenvoudig gekleed de Senaatszaal betrad dat de senatoren hem er met nauwelijks verhulde spot op wezen dat het Keizerlijke ambt ook de verplichting zich als een Keizer te kleden met zich meebracht. Voor het Rijk als geheel was hij echter een verademing. Na zijn plotselinge dood tijdens een campagne tegen de Sassanidische Perzen verrees de christelijke superkaste echter al snel en werden in groten getale de kruizen – de tot religieus symbool verheven martelwerktuigen als tekenen van een ”hogere beschaving”- weer op de kerken geplaatst. Het christendom had definitief een positie verworven, evenals de geestelijkheid. De verarmde vroegere vrije burgers werden horigen of pachters in dienst van de geestelijkheid en de zich langzaam ontwikkelende militaire kaste, die zou uitgroeien tot de latere Europese adel. De rijkdom van het Romeinse Rijk leefde voort in het Oosten, waar de drachme nog lange tijd heerste en als dirham zelfs in Arabische streken werd gebruikt.

In het westen brak een nieuwe periode in de geschiedenis aan: De Middeleeuwen. De klassieke beschaving had definitief plaatsgemaakt voor een opeenvolging van monotheistische godsdiensten die allemaal exclusieve en universele waarheden claimen tot het einde ter tijden. De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaar. En Julianus had verloren van de christenen, en met hem doofde voorgoed het laatste licht van de Hellenistische cultuur. De stoicijnse ratio moest wijken voor Christelijk dogma. In later eeuwen incorporeerden Christelijke filosofen het Helleense gedachtengoed via de achterdeur in de Christelijke leer. Zo werd de Romeinse dichter Vergilius bijvoorbeeld in later eeuwen opeens gezien als een ‘pre-christen’: een nobele ziel die pech had in de verkeerde tijd – namelijk zonder te zijn verlicht door het Christendom – te zijn geboren. Zo werd het heidendom toch weer een beetje chic.

 

*) afbeelding is eigendom van GNU project. http://en.wikipedia.org/wiki/GNU_Free_Documentation_License

Romeinse lessen voor de Euro (deel 1)

 

dinar

Afbeelding: de denarius, de Romeinse munteenheid die werd ontwikkeld door Keizer Augustus en die eeuwenlang de hoofdzakelijke munteenheid was in het westen van het Rijk. Het duurde nog eeuwen voordat deze munt de Griekse drachme in het oostelijke deel van het Rijk had vervangen.

Op 1 januari 2002 was hij daar dan eindelijk: de langverwachte Euro deed zijn intrede. De Europese Muntunie (EMU) was voltooid. Het idee om een systeem met twee snelheden in te voeren was eind jaren ’90 van tafel geveegd. Gehele invoering ineens was een teken van sterkte, twee snelheden hanteren zou een zwaktebod zijn geweest en een gebrek aan geloof in de eigen munt. Inmiddels weten we dat het irrationele geloof in de munt het heeft gewonnen van de economische realiteit.  Denemarken en Zweden verkozen buiten de muntunie te blijven en bleven zo ook verstoken van de huidige ellende, alhoewel zij ook te maken zullen krijgen met de eurocrisis.

Torenhoge overheidsschulden, een stagnerende economie, bevolkingsdruk door toenemende immigratie van buitenaf naar de Unie, de toenemende rol van godsdienst in het publieke leven: De Europese Unie anno 2010 heeft veel gemeen met het Romeinse Rijk van de 3e en 4e eeuw na Christus. Ook toen was het munstelsel op sterven na dood, en ook de Romeinen kampten met een krimpende economie. Germaanse stammen staken de grenzen van het Rijk aan de Rijn en de Donau over en plunderden de achterliggende landerijen. De bevolkingssamenstelling van het Rijk was sterk in verandering. De stad Rome zelf was nauwelijks nog Romeins te noemen door massale immigratie vanuit de provincies. In het westen van het Rijk kon het Rijk sedert de 4e eeuw niet verhinderen dat bepaalde Germaanse stammen zich definitief vestigden op Romeins grondgebied. Een nieuwe godsdienst, het Christendom nam hand over hand toe en drong zelfs door tot in de kringen van de keizerlijke hofhouding. Verander de termen ”Germanen” door ”allochtonen” en ”Christendom” door ”Islam” en de overeenkomsten tussen het oude Rome en het moderne Europa zijn frappant.

Als we de vergelijking doortrekken en deze geheel serieus nemen staat het Europese continent er anno 2010 niet best voor. Het Romeinse Rijk ging immers tenonder door die gevaarlijke mix van bevolkingsdruk – de volksverhuizingen -, een stagnerende economie en de kwalijke neveneffecten van de institutionalisering van het Christendom.

Immigratie

Zoals bekend trokken Germaanse stammen sedert het einde van de 2e eeuw richting het westen en zuiden. Zij begonnen vanaf circa 180 n. Christus een ware bedreiging te vormen voor de stabiliteit van het Rijk. Nu was de ”Germanisering” van het Rijk een vrees die zeker leefde binnen Romeinse kringen, wellicht enigszins vergelijkbaar met de huidige angst voor ”Islamisering”. Nu verliep het proces van Germanisering zeer geleidelijk. Het begon ermee dat de Romeinen in toenemende mate gebruik gingen maken van Germaanse soldaten en officieren in het leger ter vervanging van de oorspronkelijke Romeinen, die er overigens steeds minder waren. Alle inwoners van het Rijk hadden immers in 212 het Romeinse burgerrecht verkregen. Omgekeerd was de invloed van de Romeinse beschaving op de Germaanse nieuwelingen veel groter. Zij Romaniseerden dan ook eerder dan dat de Romeinse bevolking Germaanse trekken kreeg. De Germaanse invloeden op de Romeinse bevolking bleef veeleer beperkt tot modegrillen zoals blonde pruiken voor de Romense elitevrouwen.

Een echt probleem begon de Germaanse immigratie pas te vormen toen nieuwe Germaanse stammen die niet in aanraking waren geweest met de Romeinse beschaving aan de grenzen van het Rijk verschenen. Zij kwamen zo oog in oog de staan met hun geromaniseerde Germaanse broeders. Maar ook deze nieuwe groepen Germanen namen de Romeinse beschaving al snel over. Op een gegeven moment, dat naar alle waarschijnlijkheid ergens midden in de 4e eeuw lag, was de spankracht van Rome echter te klein geworden om nog meer groepen op te vangen. Zodra een stam was geassimileerd, verschenen nieuwe Germanen aan de oevers van de Rijn. Uiteindelijk leidde dit ertoe dat de Romeinse overheid zwichtte voor de toenemende druk en de Germaanse stammen een eigen grondgebied toegewezen kregen, de zogenaamde foederati, die formeel onder Romeinse soevereiniteit stonden maar de facto zelfstandig waren. Er verschenen steeds meer zulke foederati totdat eigenlijk het gehele westelijke deel van het Rijk uit een lappendeken van Germaanse mini-rijkjes uitgroeide. Dit leidde uiteindelijk tot het instorten van het Westelijke deel van het Rijk zelf.

Instorting van het muntstelsel

 wordt vervolgd in deel II (klik op onderstaande link:)

http://peterbruns.unblog.fr/2010/05/26/de-eu-en-de-wraak-van-de-drachme-deel-2/

 

A la recherche de l’argent perdu

Nadat de Duitse ambassadeur niet aanwezig mocht zijn tijdens de dodenherdenking dacht ik maar weereens een Duitse krant te lezen. Nu ben ik zelf nog net onder de 35 en zou ik dus eigenlijk anti-Duits moeten zijn en haatdragender jegens de oosterburen dan de mensen die de oorlog hebben meegemaakt maar ik ben kennelijk een uitzondering op die regel. Eigenlijk onzin om anti Duits te zijn nu de Oranjes toch de meest Duitse familie van Nederland vormen. En het mooie uniform met fiere witte pet van de kroonprins riep bij mij ook beelden op van de ‘goede Duitser’ Admiraal Canaris.

Toen het geschreeuw van de nep-orthodoxe Jood was verstomd - de man was net zomin een orthodoxe Jood als Mohammed Bouyeri een wahhabiet- verdiepte ik mij in als een ware Gustav von Aschenbach uit Der Tod in Venedig en blind voor de gevolgen van mijn zoete noodlottige daad in de Duitse krant voor mij op tafel. Een doodzonde, nog erger dan die van de gereformeerde Jack de Vries die in het hiernamaals nu uiteraard geen schijn van kans meer maakt. Even wennen die Duitse taal maar altijd een verademing vanwege de betere kwaliteit van de journalistiek. In de Suddeutsche Zeitung kwam ik bijvoorbeeld een zeer lezenswaardig artikel tegen over de Griekse overheidscrisis. Centraal thema van het artikel was dat een overheidsbankroet zoals wij dit nu in Griekenland zien eigenlijk eerder een regel is in de geschiedenis dan een uitzondering. Spanje kende de Zuidamerikaanse zilvercrisis in de 16e eeuw, Frankrijk was vlak voor het uitbreken van de Franse revolutie in 1789 feitelijk failliet (hierover schreef ik in mijn eerdere artikel ”Zalm en de Mississippi Blues”: google maar eens ’Zalm en de Mississippi Blues’: goed voor mijn traffic!). Griekenland heeft ook een lange historie van wanbetalen. Maar ook gaat de, auteur in op de Duitse context. De sterke naoorlogse Duitse mark kon ontstaan nadat het Derde Rijk feitelijk ook failliet was gegaan. De hyperinflatie tijdens de Weimarjaren had bovendien voor een aanzienlijke schuldenverlichting gezorgd, althans voorzover deze schulden in Duitse marken waren aangegaan (wat veelal het geval was).

Maar ook Lenin zette na de Russische revolutie een dikke streep door de schulden van het tsaristische Rusland, tot grote woedde van westerse financiers. Mao Zedong deed hetzelfde in China. Niks nieuws onder de zon dus. Investeerders houden daarom niet van revoluties. En de Griekse gooiers van molotov-cocktails herinneren investeerders aan dergelijke revolutionaire taferelen.

Dichter bij huis zijn ook de Nederlandse Antillen feitelijk bankroet gegaan. De Nederlandse overheid heeft 2,5 miljard aan vorderingen op de de Nederlandse Antillen afgeschreven, een bedrag meer dan de helft van de hulp aan Griekenland, maar dan voor een gebied met een bevolking van nauwelijks 350.000 zielen.

Het is vreemd dat een ander land dat allang bankroet had moeten gaan nog steeds overeind is. Dat land is Afghanistan. Natuurlijk heeft dat land geen enkele kredietwaardigheid en speelt het ook geen enkele rol binnen de kapitaalmarkten. Wel is de Afghaanse economie steeds belangrijker in de informele zin. Afghanistan is een grootleverancier van heroine in Centraal Azie en Rusland geworden. Honderdduizenden gretige klanten in de onleefbare Siberische streken kunnen niet zonder de heroine uit Afghanistan. De Afghaanse regering en de Taliban profiteren er flink van en bouwen vooral grote villa’s met zwembaden van het westerse geld. Binnen de Taliban ontstaat recent een machtsstrijd tussen verschillende rijk geworden warlords. Geld maakt namelijk de belofte van een islamitische heilstaat steeds minder aantrekkelijk. De Koran is niet zo’n prettige lectuur meer als je na drie decennia oorlogvoering eindelijk eens geld hebt om net zo extravagant en decadent als een westerling te kunnen leven. Want de westerling is in Afghaanse ogen per definitie decadent. De eerste contacten die veel Afghannen met het westen hadden waren namelijk de Westerse hippies die in de jaren ’60 al snuivend en spuitend hun zelfverwezenlijking zaten uit te venten tussen de Afghaanse armoedzaaiers. Die armoedzaaiers leerden dat de blanke jonge westerlingen met al hun morele superioriteitsgevoelens vooral in twee zaken interesse hadden: drugs en seks. En ze hadden altijd geld.

Terugkerend naar de Griekse context zou het wellicht beter zijn om naast het toezeggen van grote sommen geld ook een systeem van ”checks and balances” te ontwikkelen. Dat is nu dan ook een speerpunt van de internationale politiek. Het zal nog een lange tijd duren voordat die checks and balances er zijn.

Misschien kunnen we leren van de geschiedenis van Newfoundland. Dit gebied behoorde niet werkelijk tot het Britse Canadese dominion tot 1935. Het ging er echter grondig mis met de overheidsfinancien en Griekse toestanden ontstonden tijdens de Depressie van de jaren ’30. De Newfoundlandse ‘bonds’ waren niks meer waard. Brits toezicht zorgde uiteindelijk voor verbetering en de Newfoundlandse overheid werd onder Britse curatele gesteld totdat orde op zaken waren gesteld. Dat lukt overigens niet erg. De redding voor Newfoundland was het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De grenzeloze economische actiteiten die deze oorlog met zich meebracht leverden Newfoundland ongekende rijkdom op door de geallieerde bevoorrading van Engeland over de Atlantische Oceaan. Die kant van de Tweede Wereldoorlog is naar mijn weten altijd onderbelicht gebleven; namelijk de enorme economische opleving die deze oorlog teweeg heeft gebracht. Eigenlijk vormde die oorlog het ware begin van de moderniteit en de ‘global village’ zoals wij deze kennen. Vele multinationals werden groot door die oorlog: Bayer, General Motors, Mitsubishi, en vele andere Japanse zaibatsu. De technische vooruitgang was gigantisch. Straaljagers, kernbommen, genetische manipulatie, moderne massacommunicatie, het radarsysteem en de gehele wijze waarop wij tegenwoordig organisaties managen: het komt allemaal voort uit oorlog. Het ”Executive” programma Harvard Business School is ontstaan als een opleidingsinstituut voor hogere militairen. Voor het eerst werden communicatie, logistiek, distribute, administratie enzovoorts integraal behandeld en zo is het moderne ‘integrale management zoals wij dit kennen nog steeds een product uit het Amerikaanse leger. zie http://www.hbs.edu/centennial/businesssummit/past-present-future/hbs-past-and-present.pdf.  Vandaar ook – wellicht - de obsessie voor mooie titels als Chief Executive Officer en Chief Financial Officer: het doet allemaal erg militair aan.

Maar goed, terugkerende naar Newfoundland: deze provincie bleef verschoond van oorlogsgeweld op de vele passerende Duitse U-boten na. Newfoundland is en blijf het enige voorbeeld waarin een  overheid na een staatbankroet daadwerkelijk tot een onder curatele stelling heeft geleid zoals gebruikelijk bij (rechts)personen. Wat zal het worden? Revolutie, een streep door de rekening of het Newfoudlandse scenario? Voor meer informatie over de Newfoundlandse crisis: http://www.heritage.nf.ca/law/crisis.html

 

De blunderende rechterlijke macht eindelijk aan bod

De rechterlijke macht staat sinds kort in hevige belangstelling. Enige tijd verscheen naar aanleiding in NRC Handelsblad zelfs een opinie-artikel van Prof. Wagenaar waarin hij mensen oproept om de rechters die de zaak Lucia de B. hebben behandeld voortaan de wraken.

De rechters zijn lang ontsnapt aan de algemene erosie van het gezag in Nederland. De advocaten waren de rechters al voor. In 2009 zijn meer dan 1000 tuchtrechtelijke geschillen aangespannen tegen advocaten. Een groot deel van de notarissen staat momenteel onder verscherpt toezicht. Het openbaar ministerie was al langer het mikpunt van kritiek. Nu zijn dus de rechters aan de beurt.

Nu is wellicht een deel van die kritiek een teken des tijds en ingegeven door de algemene moderne tendens om alles wat ook maar enigszins autoriteit vertegenwoordigt aan te vallen. Maar niet alle kritische geluiden zijn onzin. Zo is er bijvoorbeeld de in vergelijking met de landen om ons in het oog springende figuur van de rechter-plaatsvervanger. Deze plaatsvervangers zijn veelal advocaten. Vanwege het feit dat de rechter elke schijn van partijdigheid moeten vermijden mogen rechters geen advocaat zijn (artikel 44 Wet Rechtspositie rechterlijke ambtenaren). Maar andersom is het kennelijk geen enkel probleem. Deze anomalie is ondanks jarenlange kritiek nog altijd niet opgeheven. Dit houdt concreet dus in dat een advocaat als rechter-plaatsvervanger bijvoorbeeld een zaak voor zich krijgen waarin een kantoorgenoot partijvertegenwoordiger is of waarin een voormalig cliënt partij is.

Nederland is ook het enige land waar de combinatie advocaat-rechter op grote schaal voorkomt. In de Verenigde Staten wordt met betrekking tot deze situatie gesproken van ‘Hollandse toestanden’.

Een andere -overbekende- anomalie van het Nederlandse rechtsstelsel is de figuur van het gedogen. Ondanks aanzwellende kritiek op dit gedoogbeleid uit medische hoek en binnen de juridische wereld, worden bepaalde soorten drugs in Nederland nog steeds gedoogd. Ook die situatie is anno 2010 nog steeds niet aangepakt.

Arthur Doctors van Leeuwen pleitte onlangs voor een gecentraliseerdere wijze van toezicht op de advocatuur. Hij noemde de organisatie van de advocatuur pre-Thorbeckiaans vanwege de eigen koninkrijkjes binnen de verschillende arrondissementen. Op vele punten zijn in de afgelopen jaren verbeteringen geweest in de organisatie van de advocatuur, zoals de opheffing van het procuraat en de invoering van een landelijk rolreglement in civiele zaken. Het zou goed zijn om ook eens kritisch te kijken naar de wijze waarop de rechterlijke macht is georganiseerd.

Er gaan stemmen op om de rechtspositie van ambtenaren meer in lijn te brengen met die van werknemers in het bedrijfsleven. De rechtspositie van rechters als ambtenaren is zeer sterk. Zij worden immers voor het leven benoemd en kunnen alleen ingeval van misdrijven of zeer ernstige plichtsverzaking worden ontheven uit hun functie, zoals in het recente geval van een rechter die zichzelf geheel niet meer verzorgde en een behoorlijke stank verspreidde tijdens zittingen. Maar indien de rechter zij keer op keer blunderen zoals in de zaak Lucia de B., is er geen enkele kruid tegen opgewassen. Deze rechters worden dan vaak overgeplaatst naar een andere rechtbank, of naar de Nederlandse Antillen gestuurd voor een paar jaar in de hoop dat ze dan daar blijven.

De enige remedie in individuele gevallen kan dan inderdaad alleen wraking zijn. Tenzij de rechterlijke macht eens daadwerkelijk bepaalde onwenselijke zaken gaat aanpakken, vrees ik dat er voorlopig niks anders opzit dan om het advies van Prof. Wagenaar op te volgen en disfunctionerende rechters te wraken.

Stabiliteitspact: hoe lang nog?

scan00332.jpg

De Griekse griep

Met de Griekse overheidscrisis als meest recente hoofdstuk van de mondiale economische wervelstorm lijkt het Europese Stabiliteitspact voor het eerst serieus in gevaar en daarmee dreigt de economische structuur van de hele Europese Unie als een kaartenhuis in te storten. Na jarenlange expansie lijkt het keerpunt van de steeds verdergaande Europese integratie nabij. Maar evengoed kan deze crisis leiden tot verscherpt toezicht uit Brussel en dus juist leiden tot meer centralisatie. Desintegratie of integratie: dat zal de grote vraag worden de komende jaren.

 Als we kijken naar de hoofdstad van de Unie lijkt desintegratie een waarschijnlijker scenario. Brussel, het veelkoppige bestuurlijke centrum van de Unie, is zelf een symbool voor Europa. Een symbool van gespletenheid tussen verschillende gemeenschappen, franstalig en vlaamstalig, allochtoon en autochtoon. Als oude hoofstad van de Bourgondische landen, die zelf een soort buffer vormden tussen Frankrijk en de Duitse landen, is Brussel altijd al speelbal geweest tussen verschillende grotere machten. Het was de hofstad van de Bourgondische vorsten. Daarna werd de stad de hoofstad van de Spaanse Nederlanden tot de Nederlandse ’onafhankelijkheid’ in 1648. Daarna werd de stad de hoofstad van de Spaans gebleven zuidelijke Nederlanden, daarna van de Oostenrijkse Nederlanden. Daarna kwamen de Fransen, de tijdelijke vereniging met Nederland tot 1830, en de onafhankelijke Belgische staat. Brussel herbergt de gespleten ziel van Europa zelf. Dat juist tijdens de Griekse overheidscrisis ook de Belgische staat uit elkaar dreigt te vallen komt niet bij toeval.

23314.jpg

De Europese Unie was en -zo blijkt steeds weer- is nog steeds niet veel anders dan een uit de kluiten gewassen politieke constructie van goedwillende politici die na de Tweede Wereldoorlog voor eens en altijd oorlogen op het continent hebben willen uitbannen door in 1951 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal op te richten. De gedachte was zoals bekend dat door onttrekking van de energievoorziening aan het nationaal gezag en oprichting van een supranationaal orgaan deze grondstoffen voor iedereen beschikbaar zouden zijn en blijven. Uiteraard heeft de aanwezigheid van een gemeenschappelijke tegenstander, de Sovjet-Unie ook geholpen om destijds het ijzer letterlijk te smeden. De grondidee van de EU was en is dat economische integratie de beste waarborg biedt voor politieke stabiliteit en democratie in een van oudsher verdeeld continent.

De aanwezigheid van die gemeenschappelijke tegenpool, zowel in militair als in ideologisch opzicht, heeft ertoe geleid dat tot aan de val van het communisme in het democratische Europa tot ver na 1989 werd gedacht ”hoe meer zielen, hoe meer vreugde”. Landen als Spanje, Portugal en Griekenland werden daarom snel toegelaten tot de Unie. Al kenden deze nieuwe toetreders tot in de jaren ’70 allen totalitaire regimes, toch werden zij snel lid , vooral ook om de democratische ontwikkelingen die in deze landen gaande waren te ondersteunen. De Europese Unie heeft daarmee een concrete bijdrage gehad in het tot ontwikkeling brengen van democratie in deze landen. Dat is een nauwelijks op waarde te schatten prestatie van Brussel.

Enkele decennia later zijn het dezelfde voormalige dictaturen die ondersteund moeten worden. Nu gaat het echter niet om het stimuleren van democratische ontwikkelingen, maar om  het repareren van de negatieve aspecten van het gebrek aan controle in de afgelopen decennia. De gemeenschappelijke vijand bevindt zich echter niet meer in het oosten, maar in het centrum van de Europese Unie zelf: Brussel. Waar Vlamingen en Walen ondanks 180 jaar samenwonen de echtscheiding willen aanvragen, kan weinig anders verwacht worden van de prille liefde tussen de Europese lidstaten. Veel Vlamingen willen onafhankelijkheid maar houden vast aan Brussel, zoals de Joden vasthouden aan Jeruzalem. En dat de Walen zich als de Palestijnen hiertegen blijven verzetten, is de enige reden dat de gemeenschappen nog altijd formeel in eenzelfde staatsverband leven. De geest van de desintegratie waart weer rond in Brussel, slechts 59 jaar na de oprichting van de EGKS. Laten we hopen dat de interne strijd op Belgisch niveau niet ook op Unie-niveau zal gaan waren. Tegen de Mexicaanse griep konden wij ons inenten, en er gebeurde gelukkig weinig of niets. Wellicht was het een collectieve hysterie. Tegen het Belgische desintegratie-virus lijkt geen vaccin voorhanden maar de patient vertoont wel degelijk een fataal ziektebeeld: De Griekse griep.

Enseigner l'histoire au cyc... |
Anglais pour non-spécialist... |
videohistgeo6eme |
Unblog.fr | Annuaire | Signaler un abus | Le Lensois Normand
| Padiri Joseph FRAIPONT NDAG...
| cartes postales du morbihan