Toussaint L’Ouverture (1743-1803), de bevrijder van de slaven in Hispaniola in 1799 en de Haitiaanse vader des vaderlands. Uit vrees voor slavenopstanden in eigen land, werd Haiti pas in 1861 door de Verenigde Staten erkend.
De Amerikanen hebben tijdelijk praktisch alle overheidsdiensten in Haiti overgenomen. Het is vrijwel opnieuw beginnen in deze typische ‘failed state’. De Amerikanen zijn, in tegenstelling tot de Europeanen al jarenlang goed op de hoogte van de penibele situatie in Haiti en herbergen dan ook miljoenen Haitianen. Geen wonder dat zij, ook mede gezien de geografische nabijheid, de eerst aangewezenen zijn om het heft in handen te nemen. De Fransen herinneren zich opeens dat Haiti ooit Frans grondgebied was, en beginnen typerend direct te protesteren zodra de Amerikanen het werk weer eens opknappen.
De relatie tussen de VS en Haiti is altijd al afstandelijker geweest dan men op het eerste gezicht zou denken. Hoewel de VS het eerste land was dat handelscontacten aanlegde met het land na de eerste geslaagde slavenopstand in de West onder leiding van Toussaint L’Ouverture in 1799, bleef het daarbij. Haiti riep zichzelf in 1804 uit tot de tweede onafhankelijke staat van het Amerikaanse continent en meer gedrevenheid voor de Haitiaanse zaak lag in de verwachting, maar al direct na het ontstaan van een onafhankelijk Haiti werden de verhoudingen tussen de VS en Haiti teruggebracht tot non-existent. De vrees dat de slavenopstand een precedent zou worden voor een mogelijke slavenopstand in de slavenrijke zuidelijke staten van de VS, zorgde ervoor dat eilandstaat door de VS -ondanks enige aldaar levende sympathie voor de Haitiaanse zaak- lange tijd aan zijn eigen lot werd overgelaten. De Fransen heroverden Haiti tijdelijk. Een definitieve herovering door Frankrijk bleef enkel uit omdat Napoleon te druk was met zijn oorlogen in Europa en de Restauratie teveel energie vergde van het oude moederland om zich volledig op Haiti te richten. Pas na de Bolivariaanse revoluties in Latijns Amerika in de eerste drie decennia van de 19e eeuw, kon Haiti zich enigszins gevrijwaard wanen van inmening door de oude Europese koloniale machten. Maar ook van Bolivar en de zijnen, kon Haiti uiteindelijk weinig meer verwachten dan een symbolische steun. De blanke elites in die landen die de macht hadden overgenomen van de Spanjaarden, hadden namelijk eveneens baat bij instandhouding van de slavernij. De Verenigde Staten erkenden Haiti officieel pas in 1861 - althans de Noordelijke staten – tegen de achtergrond van de Amerikaanse Burgeroorlog. Immers kon van een land dat de slavernij op eigen bodem wenste af te schaffen (de slavenhandel was al wel eerder afgeschaft) niet anders verwacht worden dan dat het de enige staat die door slaven zelf was opgericht zelf ook erkende.
Tegelijkertijd echter probeerde de Verenigde Staten in de eerste helft van de 19e eeuw een eindoplossing te zoeken voor de vrije slaven die vanuit het zuiden naar het noorden waren gevlucht. Het verzet tegen slavernij nam dan toe in het noorden, dit betekende niet dat de ex-slaven nu opeens moesten gaan participeren in de samenleving. Daarvoor werd de geestelijke ontwikkeling van de zwarte medemens niet rijp geacht. Zo werd in in die tijd vooruitstrevende sociaal-wetenschappelijke kringen het idee geboren om een ’thuisland’ voor de bevrijde zwarte slaven te ontwikkelen in Afrika genaamd ‘Liberia’. Dit land met als hoofstad Monrovia, genoemd naar president Monroe die enkele decennia voor de Burgeroorlog al dit plan had opgevat, werd zo het eerste ‘thuisland’ in de wereld zuiver gebaseerd op ras. Daarnaast werden de andere verliezers van de Amerikaanse expansie, de Indianen, natuurlijk ook heen en weer gestuurd, hun naties en culturen verwoest en de overlevenden in reservaten gepropt. Maar het verschil tussen de zwarten en de Indianen was, dat de laatsten werden beschouwd als andere – al dan niet vijandige – volkeren of naties die de opbouw van ‘God’s country’ in de weg zaten. Pas in 1924 werd dan ook aan alle Indianen het Amerikaans staatsburgerschap verleend.
Het begrip ‘thuisland’ is dan ook geheel een Noordamerikaanse uitvinding, die later model zou staan voor vergelijkbare experimenten met de Joden in Europa en met de zwarte bevolking in Zuid-Afrika. Een Amerikaanse trust kocht op grote schaal grond aan langs de Afrikaanse kustlijn om de overtollige zwarte bevolking daar te huisvesten. De meeste ex-slaven wilden liever vrijheid genieten op Amerikaanse bodem, maar degenen die naar Afrika gingen -sommigen gingen letterlijk terug, omdat hun zij zelf of hun ouders nog direct uit Afrika waren vervoerd- deden dat met enthousiasme. De immigratie van Amerikaanse bevrijde slaven in het Afrikaanse land zorgde echter voor een nieuwe vorm van racisme: dat van de Amerikaanse ex-slaven die zich nu superieur waanden ten opzichte van de lokale ‘primitieve’ Afrikaanse bevolking. De terugkeer van de Amerikaanse slaven was kortom geen succes. Nu het Liberiaanse experiment schromelijk was mislukt, werd dit jonge land snel door de Verenigde Staten aan zijn eigen lot overgelaten, net zoals Haiti om politieke redenen doelbewust in de vergetelheid was gebracht.
Foto: Joseph Jenkins Roberts (1809-1876), de eerste President van de in 1847 gestichte onafhankelijke republiek Liberia. De Europese staten erkenden het land direct al in 1847, de Verenigde Staten pas in 1862 – een jaar nadat zij Haiti hadden erkend.
Terugkerend naar het Caribisch gebied: Terwijl het grootste deel van Latijns Amerika na 1830 onafhankelijk was geworden, bleven de koloniale machten Spanje, Engeland, Frankrijk, Nederland en Denemarken vasthouden aan hun suikereilanden in het Caribisch gebied. De suikerindustie op de eilanden ondervond echter grote klappen. Eerst door de opkomst van grotere plantages in andere tropische gebieden zoals Brazilie, maar later ook door de ontwikkeling van suikerwinning uit de suikerbiet. De industrie op de Caribische eilanden, inclusief Haiti, stortte daarom volledig in tegen het midden van de 19e eeuw. De Spanjaarden investeerden, ter compensatie van de verloren gebieden in Midden -en Zuid Amerika flink in hun laatste kroonjuwelen in de regio: Cuba en Puerto Rico. De Spanjaarden wilden, koste wat kost, deze relatief grote eilanden behouden. Daarom ontwikkelden de Spanjaarden een immigratiepolitiek naar de eilanden. Met belastingvrijstelling en gratis grond werden zo in groten getale Europeanen geworven voor de Spaanse eilanden. De Spanjaarden hadden daarbij een voorkeur voor katholieke immigranten. Dit is de reden dat veel Puerto Ricanen – maar ook Cubanen - een Ierse, Corsicaanse of Italiaanse achternaam hebben.
De Fransen voerden in Guadeloupe en Martinique de Bonapartistische vrijheden in en de bewoners van deze eilanden werden, al waren zij arm, daarom niet geheel aan hun lot overgelaten. De Engelsen maakten van Jamaica een speerpunt van hun aanwezigheid in de regio, en verwaarloosden de kleinere eilanden als Grenada, Antigua en de Virgin Islands in hoge mate. De Denen brachten Scandinavische nuchterheid naar de Deense Maagdeneilanden (verkocht aan de VS in 1917 en nu beter bekend als de US Virgin Islands). De Nederlanders hielden na de onderdrukking van de slavenopstand geleid door Tula in 1795 evenzeer vast aan hun Antilliaanse eilanden, eigenlijk vooral de status quo handhavend. De beperkingen op de slavenhandel na 1830 zorgde voor het opdrogen van de voornaamste inkomstenbron van de Nederlanders, die op de eilanden (in tegenstelling tot in Suriname) weinig aan plantagecultuur hadden gedaan, mede vanwege de daarvoor ongeschikte natuurlijke gesteldheid of te geringe omvang van de Hollandse eilanden.
Een nieuwe dynamiek in de Caribische regio zou aan het einde van de 19e eeuw komen door de groeiende invloed van de Verenigde Staten. Gelokt door de relatieve rijkdom en handelsmogelijkheden die de Spaans-Caribische eilanden boden, wierp de VS in de loop van de 19e eeuw een steeds begeriger blik op die eilanden. En in 1898 vielen zij, na een dubieus incident met het Amerikaanse fregat ‘Maine’, vergelijkbaar met het incident in de baai van Tonkin van de Vietnam-oorlog, trokken Amerikaanse troepen door de straten van Havana en San Juan. Zogenaamd om de eilanden te ‘bevrijden’ van de Spaanse overheersing. Eigenlijk ging het hier om niets anders dan hetzelfde imperialisme van de oude Europese machten, zij het met een andere boodschap. De Amerikanen waren namelijk overtuigd van hun missie om democratie en vrijheid te verspreiden in de wereld.
Dit typische Amerikaanse element van het imperialisme, was begonnen in het Wilde Westen. Pioniers en cowboys trokken naar het beloofde land ten westen van de Appalachen, en later de Mississippi, in de overtuiging dat dit ‘Gods’ country’ was. De mythe van het Wilde Westen is altijd levend gebleven. De mythe van de horizon die altijd weer verder verschuift en alle mogelijkheden biedt, en die ook de basis is geworden van het Amerikaanse neoliberalisme. De Amerikaanse historicus Frederick Jackson Turner, die het belang van de “Frontier” in de Amerikaanse geschiedenis uitdroeg, verklaarde in 1893, – drie jaar na de slachtpartij bij Wounded Knee - dat de ‘frontier’ was gesloten. De enkele nog rebellerende Indianen waren militair en spiritueel gebroken, nadat zelfs hun ‘Ghost Dance’ niets had geholpen. Maar aan de andere kant leefde de ‘cowboy spirit’ als nooit tevoren voort. Teddy Rooseveldt, een typische 19e eeuwse Amerikaanse macho, en de latere president van de Verenigde Staten, bevond zich onder de troepen die in 1898 door Cuba trokken. In volle overtuiging dat alles beter zou worden onder Amerikaanse hoede, zag hij in de Amerikaanse expansiedrift een vitale, moderne tegenhanger van het oude zieke Europese imperialisme. De frontier-gedachte begon samen te vloeien met de Monroe-doctrine die was geformuleeerd door de eerder genoemde president, die inhield dat -kortweg- de Verenigde Staten een bijzondere positie hadden om de andere gebieden in het Amerikaanse continent te beschermen tegen Europese inmenging.
Foto: President Teddy Roosevelt, die in 1898 het regiment van de ‘Rough Riders’ in Cuba in 1898 leidde en aan de basis stond van de moderne buitenlandse politiek van de VS
In het kielzog van dezelfde strijd tegen de Spanjaarden veroverden de Amerikanen overigens ook nog even van diezelfde Spanjaarden de Filippijnen en Guam in de Grote Oceaan. Datzelfde jaar intevenieerden de Amerikanen op eveneens dubieuze maar energieke wijze in een opstand in Hawaii en maakten in hetzelfde jaar 1898 ook een einde aan de onafhankelijkheid van het Hawaiiaanse koninkrijk. Hawaii en Guam lagen uiteraard gunstig op de route tussen Californie en de Filippijnen. Zo kon de VS naast een sterke positie in het Caribisch gebied ook een serieuze speler worden in de Grote Oceaan. Enkele jaren daarna steunden de VS een opstand in Panama, dat toen nog een deel was van Colombia, om op deze wijze de controle te kunnen krijgen over het toekomstige kanaal langs de golf van Darien. De Republiek Panama werd zo in 1903 een onafhankelijke staat, onder Amerikaanse protectie. De Amerikanen behielden zelf de Panama-Kanaalzone.
Enkele jaren nadat de Amerikanen Cuba hadden bezet, verleenden zij het eiland autonomie onder Amerikaanse protectie in 1902. Hoewel Cuba formeel onafhankelijk was geworden, hadden de Amerikanen de echte touwtjes in handen gekregen, op een vergelijkbare wijze als nu in Irak. Cuba werd een soort Casablanca of Tanger van het westelijk halfrond: alles kon, niets moest. Er werd een pachtovereenkomst gesloten met de Cubaanse marionettenregering voor een baai in het oosten, genaamd ‘Guantanamo Bay’. Puerto Rico is tot op heden een Amerikaans territorium gebleven.
Het is een vreemde ironie van de geschiedenis dat de Amerikanen de aanval op het World Trade Center in 2001 het ‘Tweede Pearl Harbor’ noemden en de daders van die aanslagen nu in Guantanamo Bay vastzitten. Want Hawaii zelf was immers een onafhankelijke staat die door de Amerikanen op dubieuze manier werd geannexeerd, en Guantanamo Bay is op vergelijkbare wijze een gevolg van Amerikaanse imperialisme uit de laat-19e eeuw. Maar we beschouwen – vreemd genoeg - die uitingen van imperialisme als een klein euvel, omdat de mythe van de cowboy voortleeft dankzij de propaganda van Westernfilms: van de ranch in Texas van oud-president Bush tot ‘line-dance’ feestjes in Overijssel. En de mythe van de ‘frontier’ en de ‘cowboyheld’ leeft nog steeds, van Jack Kerouac, Ernest Hemingway tot Bon Jovi en talloze andere films en boeken.
Foto: Koningin Lili’uokalani (1838-1917), de laatste koningin van het onafhankelijke koninkrijk Hawaii
En Haiti? Al deze ontwikkelingen hadden geen invloed op het landje. Het staatje raakte in de vergetelheid na Toussaint L’Ouverture. De Amerikanen hadden er geen interesse voor, de Europeanen hadden hun eigen eilanden om zich op te richten en hun eigen sores, evenals de onafhankelijke Latijnsamerikaanse staten, die het druk hadden met zichzelf en elkaar. Zo bleef Haiti eeuwenlang een vergeten hoek, en treurig maar waar, werd het land in de Amerikaanse populaire cultuur vooral bekend om de ‘zombies’ en ’voudou’, nauwelijks verhulde racistische voorstellingen van Afrikanen. De zombies uit de videoclip ‘Thriller’ van Michael Jackson dreigen, heel symbolisch, de Amerikaanse zwarte Michael Jakcson die eigenlijk wit wil zijn, te vermoorden. Dit terwijl ‘voudou’ niets anders is dan de overlevering van Westafrikaanse tradities in het Caribisch gebied. Het feit dat de leider van de geslaagde slavenopstand van 1799 uiteindelijk als een held werd begraven in het Pantheon in Parijs heeft weinig opgeleverd voor Haiti. De enige trieste winst van de humanitaire ramp is wellicht dat de wereld nu eindelijk zijn volle aandacht eens op het land richt. Wellicht dat een moderne artiest - Wyclef Jean?- eens een mooi liedje ‘Haitian girl’ op de markt kan brengen, net als Michael Jackson dat deed met zijn ‘Liberian girl’. Maar dan hoop ik dat ze echt Frans-Creoolse teksten gebruiken voor het Haitiaanse liedje, en geen Swahili van de andere kant van het continent gebruiken zoals in het liedje van Michael Jackson.