Er is inmiddels al veel geschreven over het personage Lucretia, oftewel ‘Dushi’, gespeeld door Wendy van Dijk, vermomd als Curaçaose in het programma ‘Ushi & Dushi’. Het ene kamp vindt dat door dit programma racistische stereotypes worden bevestigd, zoals van de vrolijke, dikke maar luie Antilliaanse. De ander wijst erop dat de Curaçaose toerististische sector juist blij is met deze aandacht voor het eiland. Iedereen schijnt te vergeten dat de stereotypes over Nederlanders ook daar nog altijd bestaan. De ogenschijnlijk onschuldige naam ‘makamba’ heeft wel degelijk een racistische en anti-Nederlandse gevoelswaarde.
Complexe relatie
De al bijna 400 jaar durende relatie met Curaçao is complex en vaak gespannen. Enkele jaren geleden was in Nederland het liedje ‘fok you’ een hit. Het liedje gaf goed aan hoe over een weer met het vingertje wordt gewezen en het eiland weinig goed kan doen in Nederlandse ogen en andersom. In mijn vorige bijdrage over de Antillen, noemde ik de Nederlandse houding een vorm van ‘goedhartig absentisme’. Daar bedoelde ik mee het van een afstand beoordelen, met goede bedoelingen maar zonder de situatie op de eilanden goed te kennen. Het wordt tijd om juist afscheid te nemen van die houding en de gewone eilandbewoners ook zelf te betrekken bij de discussie en niet alleen de tot op het bot corrupte bestuurders.
Antillianen in pers-luwte
De slechte pers van Curaçao komt niet uit de lucht vallen. De criminaliteit en het wapenbezit onder Antilliaanse jongeren in Nederland is nog altijd een groot probleem, maar wordt heden ten dage kennelijk als minder bedreigend ervaren omdat de Nederlandse discussie zich nu vooral richt op de Islam en specifiek op Marokkaanse criminelen. Dit terwijl de problemen met Antilliaanse jongeren daardoor echt niet minder zijn geworden. Het is gewoon een tijdelijke luwte in de aandacht.
Blanke ‘adel’
Tegelijkertijd passen veel Nederlanders op de eilanden zich ook niet altijd goed aan. Zo vormt Curaçao een soort magneet voor Nederlanders die het in eigen land niet uithouden, en zich daar opeens als een soort blanke ‘adel’ gaan gedragen. Zoals de Nederlandse oud-tandarts annex zakenman Jacob Dekker, die zichzelf overigens Jacob Gelt Dekker is gaan noemen. Het tandentrekken moe, zocht hij een nieuwe uitdaging en ziet hij zichzelf nu graag als de blanke onderkoning van het eiland, een soort Mountbatten van Curaçao. Op de kaft van zijn boeken poseert hij, schijnbaar met een knipoog, als een soort admiraal Nelson tussen de naakte zwarte mannen en lijkt ervan te genieten. Hij wordt gehaat en bewonderd tegelijk op het eiland. Hij is zelfs door de Curaçaose pers tot ‘persona non grata’ uitgeroepen, wat uiteraard belachelijk is omdat hij niets illegaals heeft gedaan.
Grata-non grata
Zijn grootste verdienste, het oprichten van een slavernij-museum van wereldklasse (het Kura Hulanda Museum) en het restaureren van de vervallen wijk Otrabanda, wordt slechts schoorvoetend erkend op het eiland. Dat heeft misschien ook te maken met het feit dat het opgeknapte deel geheel onderdeel vormt van zijn aldaar gevestigde hotel. Daarmee laadt hij de verdenking op zich dat het hier slechts marketing voor zijn eigen bedrijf betreft en dat is jammer, want de lokale bestuurders vinden graag argumenten om met het vingertje te wijzen, zeker als het van een makamba afkomt. De balans bij Dekker is uiteindelijk positief omdat hij nu eenmaal ontegenzeggelijk veel voor het eiland heeft gedaan. Zijn project om Otrabanda, het arme deel van Willemstad te restaureren is uniek in de geschiedenis van de Antillen. Zoiets dan alsnog afkraken is wel erg gemakkelijk, vergelijkbaar met het jaloerse gezeur in Nederland over het project van de kroonprins in Mozambique. Dit soort projecten levert, mits omgeven met de juiste waarborgen en goede controle, juist werkgelegenheid op voor de lokale bevolking en stimuleert de plaatselijke economie.
A Sunny Place
Een andere categorie vormt echter het type van de beruchte Joep van den Nieuwenhuyzen. Dit soort mensen verhuist vaak naar Curaçao als de Nederlandse FIOD te actief wordt en zij zien het eiland dan als een goede schuilplaats in de zon. Dat is een zuiver negatieve reden om naar het eiland te komen en schaadt het imago van het eiland nog verder. Helaas wordt dit type ondernemers geen strobreed in de weg gelegd. Het doet denken aan een uitspraak van schrijver Somerset Maughan over Monaco: ‘a sunny place for shady people’.
Uitzetten criminele Antillianen
Er is natuurlijk nog veel meer loos. Nederland heeft bij de transitie naar de nieuwe koninkrijksverhoudingen 2,5 mijlard aan schuld van de Antillen afgelost. Een ongelofelijk bedrag, afgezet tegen de geringe omvang van de bevolking. Dan is er de grootschalige uitkeringsfraude. Nederland kwam meteen met draconische maatregelen op de proppen om uitkeringsfraudeurs terug te wijzen, en zo is er helaas nooit een echte discussie gevoerd over hoe nu om moet worden gegaan met die problematiek. Zo zijn de mogelijkheden op de eilanden beperkt en is het logisch dat mensen dan naar Nederland komen. Helaas begonnen sommige Curaçaose politici op hun beurt met David-sterren te zwaaien en andere potsierlijke onzin. Of het retourneren van lintjes. Dat zet terecht kwaad bloed in Nederland, en leidt ook af van de eigenlijke discussie.
Positieve kanten ook erkennen
Het is jammer dat er zoveel problemen zijn, die de verhoudingen steeds weer op scherp zetten. Want Curaçao heeft, evenals de andere eilanden, Nederland en de Nederlandse taal ook veel mooie dingen opgeleverd, zoals de schrijvers Frank Martinus Arion, Boeli Van Leeuwen, Tipp Marugg en vele anderen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben Antilliaanse soldaten in Nederlandse dienst gestreden, zoals George Maduro, de Antilliaanse held uit de oorlog in Nederland. Een contingent Antillianen is zelfs naar de Molukken vertrokken om daar de helpen tijdens de strijd tegen de Japanners. De openlegging van de eilanden is voornamelijk geschied tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen olieraffinaderijen en vliegvelden nodig waren voor het Amerikaanse leger. De West was het enige koninkrijksdeel dat niet bezet was tijdens de Tweede Wereldoorlog en was bijzonder trouw met ons. Dit verdient grote hulde.
Zelfs de trust-industrie is op de Antillen begonnen tijdens de oorlog, toen het als onderdeel van oorlogsnoodrecht mogelijk was om bij wijze van uitzondering in het Nederlandse recht, de zetel van rechtspersonen te verplaatsen naar de Antillen. Hierdoor is Citco Trust van de familie Smeets groot geworden. Op die manier is veel geld uit handen van de Duitsers gebleven. Terwijl de Hoge Raad onverkort het Duitse bezettings-recht toepaste als hier te lande geldend recht, pasten onze Antilliaanse rijksgenoten, vaak van oorsprong sefardisch-Joodse bankiers zoals de families Curiel, Henriques en Maduro (van de MCB-Bank en de Banco di Caribe), op het geld van Koninklijke Olie (Shell) en andere bekende Nederlandse bedrijven en personen.
En na de Tweede Wereldoorlog bleven de Antillen trouw aan Nederland. In 1954, toen het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden ontstond, was de levensstandaard op sommige eilanden hoger dan in Nederland, geholpen door de koppeling van de Antilliaanse gulden aan de Amerikaanse dollar en de aanwezigheid van olieraffinaderijen. De Antillianen hebben destijds niettemin ingezien dat de historische band met Nederland niet doorgesneden zou moeten worden.
An astonishing vision
Curaçao kent bovendien niet alleen mooie stranden, aardige mensen, diepzee-duiken en salsa-muziek maar herbergt daarnaast de oudste nog bestaande Synagoge van het Amerikaanse continent (uit de 17e eeuw), het prachtige Fort Amsterdam, talloze landhuizen uit de oude tijd, een natuurpark en nog veel meer, niet alleen voor zon-zoekers maar ook voor degenen die echt interesse hebben in onze eigen koloniale geschiedenis. Ook is Willemstad als geheel een unieke stad, vooral in dat deel van de wereld, een Amsterdam in de Caribische zee. En terecht tot Unesco-monument verheven.
Al ben ik geen fan van het concept van het programma Ushi & Dushi, toch hoop ik dat het programma ook gebruikt zal worden om die positieve kanten te benadrukken. Misschien kan Wendy van Dijk de chliches eens vermijden en een voorbeeld nemen aan Patrick Leigh Fermor, een bekende Britse oorlogsheld en reisschrijver. Deze deed het eiland niet aan tijdens zijn reis door het Caribisch gebied net na de Tweede Wereldoorlog, maar zag het wel vanaf een afstand. Zijn beschrijving in zijn boek ‘The Traveller’s Tree’ valt moeilijk te overtreffen:
‘an astonishing vision of coloured roofs and steep Netherlandish gables, a city of Vermeer or Peter de Hoogh transported beyond the Tropic of Cancer.’
Peter Bruns