(vervolg van deel 1)
De thans verworven ‘status aparte’ van de Antilliaanse eilanden is eigenlijk een doodgewone vorm van autonomie binnen Koninkrijksverband, vergelijkbaar met autonome regio’s in andere landen zoals Tibet binnen China, of Baskenland binnen Spanje. Nu is er echter een groot verschil tussen de voormelde voorbeelden en de Antillen: veel Basken en Tibetanen willen het liefst echt onafhankelijk worden, maar de staten waarin zij zich bevinden houden dit streven voortdurend tegen. De Nederlands-Caribische eilanden hebben echter keer op keer duidelijk gemaakt dat zij binnen het Koninkrijk der Nederlanden willen blijven, en dan kunnen zij zich niet meer beroepen op het volkenrechtenlijk erkende beginsel van het externe zelfbeschikkingsrecht. De Afrikaanse landen die in de jaren ’60 en ’70 hun onafhankelijkheid bevochten deden dit met het beroep op extern zelfbeschikkingsrecht. Zij wilden echte zelfstandigheid, en weg met de kolonialen. Er zijn bovendien genoeg kleine landen die echte onafhankelijkheid wilden en verkregen, zoals Oost-Timor en een hele reeks landen in de Stille Oceaan, zoals bijvoorbeeld het mini-staatje Nauru.
Wat onze Rijksgenoten overzee dus nu – na afstand te hebben gedaan van externe zelfbeschikking – nog rest is het veel zwakkere beroep op intern zelfbeschikkingsrecht, met andere woorden het recht op autonomie binnen het staatsverband van het Koninkrijk. Een een beroep daarop slaagt enkel indien en voorzover er sprake zou zijn van dwarsboming door Nederland van enige wezenlijke participatie in het geheel, bijvoorbeeld als Nederland de Antilliaanse bevolking niet het recht gaf om haar eigen identiteit te handhaven of zij als tweederangsburgers zouden worden behandeld. Daarvan is objectief beschouwd geenszins sprake. Die participatiemogelijkheden hebben de eilanden al sinds de inwerkingtreding van het oude Statuut van 1954 ruimschoots verkregen. Engels en Papiamento zijn beide tot officiele talen verheven op alle eilanden waar die talen worden gesproken. Alle Caribische Nederlanders hebben een Nederlands paspoort en mogen zich overal in Nederland vestigen , en overigens ook in de Europese Unie.
Het is aan het Koninkrijk der Nederlanden als geheel om te bepalen hoe vorm wordt gegeven aan het interne zelfbeschikkingsrecht. Pas als wezenlijke participatie-mogelijkheden zouden ontbreken, is er een argument om Nederland te beschuldigen van oneerlijke of onjuiste praktijken. Daarvan is geenszins sprake.
Wat blijft er dan nog over van de ‘status aparte’ behalve een mooie naam, maar een lege huls? In het beste geval een modernere vorm van samenwerking, waar de gewone mensen op alle eilanden recht op hebben. Helaas praat Den Haag liever met de tot op het bot corrupte politieke elite, die in de nieuw verworven status een vrijbrief zal zien om zichzelf zoveel mogelijk te verrijken ten koste van het welvaren van het geheel. En alles bleef zoals het was. Alleen jammer van die mooie vlag van de Nederlandse Antillen. Spijtig dat die nu verdwijnt. Een rood-blauw kruis op een witte achtergrond. Zee en vrijheid, dat straalt ze uit,nu nog strak en fier wapperend in de passaatwind. Ze is toch meer dan vijftig jaar geworden, en had het verdiend in haar goede jaren meer geliefd te zijn.
Peter Bruns, voormalig advocaat te Aruba en Sint Maarten